Met dit nummer doen we het karakter van ons mededelin
genblad wat geweld aan: het bevat namelijk geen mede
delingen. In plaats daarvan bieden we U twee artikelen,
die gemeen hebben, dat se U een blik op het Bergen van
omstreeks 1900 geven. Het eerste is een herinnering
van de oud-Bergenaar Prof. Dr. P.Hendrix, die onder de
titel "Een jeugd in Bergen" al twee keer in "De Water-
schans" publiceerde; het tweede is een aaneenschakeling
van gedachten en notities van een Fransman, n.l. pater
Dr. Mr. Léon Dehon. Deze publiceerde zijn artikel in de
julimaand van 1901 in het door hem gestichte maandblad:
Le Règne du Coeur de Jésus. Eet spreekt vanzelf, dat hij
daarin vooral uiting geeft aan wat hij opmerkt omtrent
godsdienstige en kerkorganisatorische zaken en dat hy
hier en daar moraliseert. Onze niet- katholieke lezers
moeten zich maar niet ergeren aan zijn soms minder-sub-
tiele manier van uitdrukken (de tijd van oecumenisch
denken was nog ver); we hebben getracht in de vertaling
soms wat mildere woorden te gebruiken dan in de oorspron
kelijke tekst, maar daarin moesten we ons beperken om de
tijdgeest, die uit dit het geheel spreekt, niet te be
schadigen. Overigens is het zeer interessant te verne
men, wat een Fransman opmerkelijk en boeiend vond in on
ze stad, bij de aanvang van de 20ste eeuw. Waarschijnlijk
is Pater Dehon maar korte tijd hier geweest: zijn notities
kloppen dan ook niet altijd. Het is welhaast zeker dat
hij de Grote Kerk, die hij een van de mooiste van Holland
noemt, niet heeft bezocht. Haar onze mening verwisselt
hij deze met die van Breda, temeer daar ook zijn wat spot
tend verhaaltje over het madonnabeeld in het prinselyke
grafmonument daar thuishoort. Deze korte inleiding wil
len we sluiten met een woord van dank aan pater Ir.A.
Boelryk, leraar aan het Juvenaat Gymnasium H.Bart, die
ons op dit artikel opmerkzaam maakte.
Aiovan Rijckevorsel
5
EEN JEUGD IN BERGEN.
PROF. DR. P. HENDRIX.
De grote taalkunstenaar Anton Van Duinkerken beschrijft
op geniale wyze in zyn "Brabantse Herinneringen" het
leven in ons klein stadje, pl.min.1910. Mijn herinnering-
gaat nog een tiental jaren eerder terug.
Het v/as een rustig leven en toch: pas op, laten wij het
niet idealiseren. Sociaal en kerkelijk waren er vrese
lijke misstanden. Heeft Van Duinkerken misschien als
artiest dit te weinig gezien? Heeft hij geweten, hoe de
arbeiders aan de suikerfabriek van Wittouck leefden?
Ik heb de indruk, dat de sociale verhoudingen in de
brouwery van Asselbergs-Van Heyst beter, want patriar-
chaler waren, dan bijvoorbeeld op de suikerfabriek. Waar
woonden de arbeiders van Wittouck? In het nu welhaast
geheel verdwenen Londonstraatje, in de gribussen tussen
de Rijke buurtstraat en de Wittoucksingel, in de sloppen
tussen de Kaai en de Dubbelstraat.
Ik kwam er als kleine jongen met mijn vader. Hij was
Vincentiaan en nam mij mee op huisbezoek: een bonnetje
voor brood en een pond bonen en erwten. Het mocht ei
genlijk niet. Wanneer mijn moeder zei: "Neem dat kind
toch niet mee naar dat vieze volk", dan zei myn vader:
"Ik wil, dat deze jongen later weet, hoe de arbeiders
leefden in het begin van deze eeuw". En ik ben hem er
dankbaar voor. Het was vreselijk: direct met de deur in
het ene vertrek; een platte buis, rechts en links een
bedstee, één voor de ouders en één voor al de kinderen.
4
TER INLEIDING.