6.
WAKKEER WERD DE SINT GERTRÜDIS KAPITTELKERK?
Herhaaldelijk hoort men de bewering, dat de Bergenopzoom-
se parochiekerk pas in 1442 tot kapittelkerk werd. ver
heven. Ook vindt men deze misvatting in sommige publi
caties. In afwachting van nadere studies over onze kerk,
willen we uit bestaande literatuur een en ander corri
geren.
De voorbereiding van de verheffing van de kerk is wel
licht al rond 1420 te dateren. Dan schenkt de rentmees
ter van hertog Jan XV van Brabant aan de metselaars van
de kerk een fooi. l) Ons ontgaat of het hier herstel
werkzaamheden betrof, of een uitbreiding van het kerk
gebouw. Juten dateert de oprichting van het kapittel
op 4 september 1428. 2) Daarvoor heeft hij helaas geen
bewijsplaats gegeven. In elk geval, het volgend jaar be
staat het kapittel en zijn er al moeilijkheden met het
stadsbestuur. 3) De heer moet bijspringen, om de instel
ling in stand te houden. Kennelijk is dit eerste geschil
in 1435 (voorlopig) geregeld.
De bul van paus Eugenius regelt de reeds bestaande toe
standen en beschrijft in lovende bewoordingen hun ont
staan. Hy wyst op de bloei van de stad door de jaarmark
ten, de aanzienlijkheid van de kerk en de steun van de
heren. Hij brengt de stichting in verband met het ponti
ficaat van paus. Martinus V. Deze was paus van 1417-1431
Eugenius IV was zijn opvolger 1431-1447 4)
Er hoeft dus geen twijfel te zijn aan de juiste periode
van de oprichting van het kapittel. Elders vertelt Ju
ten, dat de kapittelheren al in 1428 pogingen deden om
by (het bisdom) Kamerijk te worden ingelijfd. Dat ging
niet door: West-Brabant bleef tot 1559 onder Luik res
sorteren. 5)
W.A. van Ham.
1) G.C.A. Juten in Taxandria XXX, 300.
2) Juten t.a.p.
3) C.J.E. Slootmans, Jan Metten Lippen, 87.
4) Mireaus Biplomatum Belgicum Nova collectio, 63 e.v.
5) G.C.A. Juten, Consilium de Beke, 29.
"DE CHRISTOFEELSCHODW NADER BEKEKEN"
7.
Bij het beoordelen en daarmede bij het genieten van een
kunstwerk uit voorbije tyd stoten wij steeds op de moei
lijkheid, dat wy ons de gedachtengang en de voorstel
lingswijze van de maker niet volledig eigen kunnen maken-
Daardoor gaat er veel verloren van de zeggingskracht
van het betrokken kunstwerk.
De Christoffelschouw is zo'n kunstwerk. Wy bekijken het
telkens opnieuw en toch zegt het óns eigenlijk maar wei
nig;
Daarom is het goed eens te trachten wat dieper door te
dringen in de eigenlijke betekenis van dit beeldhouwwerk,
d.w.z. proberen het te zien door de ogen van de mensen
uit 1523-
Deze mensen keken anders dan wij. Zij zochten niet naar
de bedoeling van de kunstenaar. Er bestonden geen kun
stenaars, maar "ververs, steenhouwers of timmerlieden".
Wat zij zochten was een zichtbare vertolking van het
geen hen voor de geest zweefde en zij in hun hart ge
voelden. Een ambachtsman werd destijds wel geleid door
persoonlijke ambachtelijke handvaardigheid, maar niet
door persoonlijke inspiratie. Zyn werk was aldus nooit
zijn geesteskind. Dit moet men goed voor ogen houden.
Zonder twijfel is deze monumentale schouw bedoeld als een
sierstuk, als een passend décor in de hofzaal -weieens
wat al te wijds "troonzaal" genoemd- van het Doorluchtig
Huis van Bergen op Zoom. l)
Juist deze zaal vroeg in het, overigens sobere, Markie
zenhof om zo'n indrukwekkend décor. In deze zaal immers,
trad de Heer van Bergen by uitstek op in al zijn hoog
heid: edelman, hoofd van een aanzienlijke familie, be
stuurder van een groot gebied, onderhandelaar in staats
zaken, gastheer. De familiewapens op voor- en zijkanten
-vooral het wapen van Jan III van Glymes op de draag-
balk, bekroond met het helmteken en bekranst met de
Ordeketen van het Gulden Vlies- bevestigen deze bedoe
ling. De schouw was in zyn monumentaliteit een symbool