2. Jaarverslag van de secretaris. Voorzitter, Dames en Heren, Gistermorgen bij het ontbijt, roerend, in de koffie, roer de ik langer dan gewoonlijk. Er stond een zinnetje of een melodietje op uitkomen; ik wist niet wat; een ir riterend iets, tot het er is. Ditmaal werden het een paar regeltjes gedicht, verliefde regeltjes van die grandioze 17e eeuwpe mooiprater P.C. Hooft, die U zich nog wel herinnert uit Uw middelbareschool-tiid. "Soo't met diamant, lust op een glas te stippen: 't is in de vlinderteelt. Het kunstige gewrocht, het sit soo leuin; men soudet van den roemer knippenj" Hu zult U zich afvragen, wat deze huiselijke confiden tie te ma-ken heeft met het jaarverslag 1979, Kou dat is dit: al dagenlang liep ik tegen mezelf te zeggen, dat ik ditmaal U geen breeduitgesponnen ver slag moest leveren; dat ik nu maar eens kort van stof moest zijn; dat ik de gebeurtenissen van het voorbije jaar, omdat U ze toch allemaal al kent, maa-r even zou moeten aanstippen, om gauw daarna, gezellig by elkaar, aan glas of roemer te kunnen nippen. Ziet die ge dachten van 't stippen en 't aan glas of roemer nippen, brachten, vanuit een ver onderbewustzijn, dit gedicht naar boven. Ik vond het vroeger zo mooi. Toch zou dat geen reden genoeg geweest zijn, om er U mee lastig te vallen. Het was voor mij een stukje cultuur van een groot cultuurschepper en over beide onderwerpen, zij het niet op het dichterlijke vlak, meen ik iets te moe ten zeggen. Cultuur van vroeger is, omdat we haar nu nog kunnen genieten, ook van de dag van vandaag. Dit geldt voor gedichten, beelden, schilderijen, gebouwen en ook voor 'n stad als geheel. Ook voor een stad als de onze: Bergen op Zoom. Laatst zei me iemand: "Over Heusden maken ze zo'n op hef, en over Bergen hoor je niets; maar ik vind Ber gen mooier". Dat Heusden voortvarend gerestaureerd werd en wordt, kwam door een in cultureel opzicht voort varende burgemeester. Dat Bergen op Zoom gerestaureerd werd en wordt, danken we aan onze voorzitter Dr. Mel Hertel, Ik zou dit hier niet te berde brengen, als Mei niet, met verdriet in 't hart, afscheid had moeten nemen van een wethouderschapdat hem de kans bood het aanschijn van Bergen te vernieuwen. Vóór Mei het heft in handen kreeg, had Bergen het ka rakter van een verloederde stad. Hele buurten deden niet meer mee in het dagelijks gebeuren en vervielen daardoor; patriciërs-huizen verwerden tot opslagplaat sen met dichtgetimmerde vensters; eens kapitale wonin gen werden uitgewoond en daarna als krot verlaten. Stedenbouwers en stedelijke regenten waren het er in de 50-ger jaren over eens, dat de tuinstad de stad van de toekomst was en dat de oude binnensteden alleen nog mochten fungeren als winkel- en vermaakcentra. En dus brak men daarin bij het leven. Een voorbeeld. Ha elf jaar uit Bergen weg te zijn geweest, kwam ik er in '57 terug. Ka zoveel jaren-loop je eens even langs de ver trouwde plekjes van vroeger. Zo zocht ik de middeleeuw se Sint-Iïargrietenkapeldie hoge, donkere kerk in de hoek van Geweldigerstraat en Mnderbroedersstraat, een monument in een wat deprimerend buurtje. Ik zocht, maar vond ze niet. Dat was vreemd en ik liep een rond je via Vismarkt en zijstraten, tot ik me bewust werd, dat ze er niet meer wasi Op haar plaats, stond er een kolos van geel-grauwe steen, die moeder-overste van 't Katrientje en de architect-creator wel gelukkig ge maakt zal hebben, maar "ons" heeft beroofd van een u- niek stuk stedelijk schoon. mag het weten, ik werd onbeheerst woedend en besloot te gaan informeren op 't stadhuis. Ik kreeg een antwoord in de zin van: "Maak je niet druk, vent. D'r is geen mens geweest, die te gen de afbraak van dat boeltje heeft geprotesteerd. 6 7

Periodieken

De Waterschans | 1980 | | pagina 5