BERGEN OP ZOOMS AARDEWERK UIT DE ZESTIGER JAREN VAN DE VO RIGE EEUW. door Gerrit Groeneweg Het interieur kende een conventionele versiering. Het meest opvallend waren de 19 beelden van de Gorkumse Martelaren, die in een halve kring rond het hoofdaltaar wa ren opgesteld, vergezeld van twee engelen in halfreliëf. Het oostelijke zijaltaar was toegewijd aan de Moeder Godsikoon van Altijddurende Bijstand, het westelijke aan de H. Joseph (met beeld). In de dwarsbeuken bevonden zich nog beelden van de Madonna met kind respektie- velijk het H. Hart van Jezus. In het kerkschip waren tegen de pilaren vijf heiligebeel- den geplaatst; tegen een zuil aan de westkant nabij de koortribune een beeld van de Moeder van Smarten op een voetstuk (oorspronkelijk tegen de noordelijke achter wand van de westerzijbeuk). In de devotiekapel aan deze kant bevond zich een altaar van St. Antonius van Padua, met er tegenover nog een bidplaats ter ere van de Altijd durende Bijstand. Aan de over(oost)zijde van de portalen bevond zich de doopkapel, die overigens weinig meer gebruikt werd tegen de kerksluiting. Tegen de achterwand van de oosterzijbeuk bevond zich het parochiale Missiekruis uit 1908. In de zijbeuken waren in kalksteen de 14 kruiswegstaties aangebracht met aan begin- en eindpunt Christus in de Hof van Olijven respektievelijk de Verrijzenis van Christus. Verder bevond zich in de oosterdwarsbeuk een houtgesneden Crucifix, weerszijden waren van twee altaarvleugels in houtsnijwerk aangebracht, de Eucharistie betref fend. Grote glas-in-loodramen bevonden zich in de dwarsbeuken: in de oostelijke was de geschiedenis van het H. Sacrament van Niervaart voorgesteld, in de westelijke het martelaarschap van de uit Gorkum afkomstige priesters en kloosterlingen. Kleine glasgeschilderde ramen waren die van Sint Norbertus (ooster dwarsbeuk) en Sint Clara wes.terdwarsbeuk Verschillende kerkschilders hadden aan het interieur meegewerkt. De oudste waren die in de koor-travee, respektievelijk Mozes en de Koperen Slang en het Mannawon- der voorstellend, met eronder nog enige kleinere Oud-testamentische voorafbeeldin gen van de Eucharistie. Deze schilderingen zijn in 1914 aangebracht door Frans Loots uit Haarlem. Op de triomfboog was de aanbidding van het Lam voorgesteld, verge zeld van de profeten Jeremias en Ezechiël. Op de boog boven de orgeltribune bevond zich een schildering de heiligen Cecil ia en Gregorius de Grote voorstellend, vergezeld van musicerende engelen. Deze schilderingen waren in de trant van Joan Colette. Het orgel was in 1950 geplaatst ter vervanging van het in 1944 verwoeste orgel uit 1929. Vóór het hoofdaltaar was een modern platform aangebracht met een offer altaar met het doel te de Eucharistie te vieren met "gezicht naar het volk". In het ka der van de liturgievernieuwing verdwenen ook de preekstoel en de communiebanken. GERAADPLEEGD: J.Kalf, DE KATHOLIEKE KERKEN IN NEDERLAND uitgegeven olv Dr. P.J.H. Cuypers. Amsterdam 1906. KATHOLIEKE ILLUSTRATIE 1914 Gemeente-archief Bergen op Zoom, serie bouwvergunningen. Gemeente-archief Bergen op Zoom, knipseldocumentatie. Geen gebruik kon worden gemaakt van het parochiearchief. Met toestemming van het parochiebestuur is een fotodocumentatie gemaakt in de maand mei, vóór de kerksluiting. 16 INLEIDING. Bij de verbouwing van hun pas verworven woning aan de Rozemarijnstraat in Bergen op Zoom stuitten Marianne Brouwers en Frans Mink in januari 1981 op een afvalputje met potscherven, bedekt met een witte kalkmassa. Medewerkers van de Stichting "In den Scherminckel" kregen toestemming om de aaneengekoekte schervenmassa nader te onderzoeken. De meest interessante aspekten van deze vondst zijn gelegen in het feit, dat we thans over vrij nauwkeurig gedateerd aardewerk van Bergen op Zoomse makelijk beschik ken en de omstandigheid, dat we de gebruikers van dit materiaal hebben kunnen ach terhalen. Het pand Rozemarijnstraat 28, waarin ons afvalputje zich bevond (Afb. 1 en 2) maak te deel uit van een rijtje van 7 identieke huisjes, dat in de jaren 1863-1866 ten behoeve van Franciscus Bruijs, een hovenier, werd gebouwd21 en waarvan er inmiddels een 5- tal zijn gesloopt. In 1889 werd Rozemarijnstraat 283' eigendom van C.L. van Egeraat, voerman, ten/vijl F. Bruijs vruchtgebruiker bleef. Vanaf 1926 was P.C.M. Denissen, koffiehuis- en lo gementhouder (echtgenoot van J.J. van Egeraat) eigenaar; in 1973 ging het eigen domsrecht over op L.J.F. Denissen, kastelein; in 1977 verkreeg de gemeente het ei gendomsrecht. Het jaar daarop werd het pand voor 715.000,- verkocht aan D.A. Sondag, die het tenslotte in 1980 tegen een koopsom van 725.000,- overdroeg aan Frans en Marianne4'. Een leuke bijkomstigheid is, dat de namen Bruijs, Van Egeraat en Denissen in Bergen op Zoom nog steeds verbonden zijn, met respectievelijk de groenten- en fruithandel, een transportbedrijf en een horeca-zaak. DATERING. De vorm van het Bergen op Zooms aardewerk uit het afvalputje is kenmerkend voor de produkteri uit de tweede helft van de vorige eeuw6'. De stichtingsdatum van de woning, 1863-1866, verstrekt ons een terminus a quo voor onze vondsten. Dat we de datering kort na de stichtingsdatum moeten zoeken, blijkt uit de schotel, die onder fi guur 7b is afgebeeld. Deze witgele schotel, die vermoedelijk uit de omgeving van Keu len afkomstig is, draagt op de vlag de cijfers ...059, wellicht moeten we hier het jaar tal 1859 lezen: op dit soort schotelgoed werden vaak jaartallen aangebracht. Nadere informatie over de ouderdom van onze vondsten geeft ook een bodemfragment van een wit-aardewerk produkt van Petrus Regout uit Maastricht (Afb. 7f); het daarin aangebrachte blindmerk werd gebruikt tussen de jaren 1850 en ongeveer 18706'. We kunnen dan ook met zekerheid aannemen, dat onze vondsten in gebruik waren bij Pe trus Nuijten, hovenier, geboren op 7 augustus 1840 en zijn echtgenote Johanna Heij- mans, geboren in 1842, de eerste bewoners van dit huis7'. Hun enige kind, Cornelis, werd in 1869 geboren en stierf enkele maanden later. Vier maanden na het overlijden van Cornelis wordt Petrus opgenomen in de psychiatrische inrichting Coudewater te Rosmalen, na een jaar komt Petrus terug naar Bergen op Zoom, maar op 13 maart 1874 wordt hij er wederom opgenomen en sterft daar op 18 juni 18768'. Hangt de opname van Petrus in Coudewater en/of het overlijden van Cornelis samen met het desinfecteren van het serviesgoed door middel van ongebluste kalk? Voorals nog lijkt het reëel het potgoed te dateren in de tweede helft van de zestiger jaren van de vorige eeuw. 17

Periodieken

De Waterschans | 1983 | | pagina 10