Een Engelse spotprent over het beleg van Bergen op Zoom in 1747 68 69 De Waterschans nr. 2 1995 door: W. van Riemsdijk het station. Rond 1924 onderging het fabriekscomplex enige uitbrei dingen door het inrichten van de vroegere opslagplaats voor ge droogde pulp uit 1909 tot werk plaats, smederij en magazijnruimte. Tevens werd een aanbouw tot stand gebracht aan de voormalige pulp- drogerij uit 1907, die bij de CPR in gebruik was als bewaarplaats van ruwe potas. 5.8. spiritus en potas De spiritus- en de potasfabriek zou den in de loop der jaren uitgroeien tot toonaangevende bedrijven van Bergen op Zoom. Er ging na 1922 geen jaar meer voorbij of de spiritusfabriek onderging wel een verbouwing of een vernieuwing en uitbreiding van de installaties. De plaats van vestiging in de Schel- destad was gekozen omwille van de ligging in het gebied van de suikerproducerende fabrieken en het aanwezig zijn van goedkope ar beidskrachten. Weliswaar was de verbinding over het water onder hevig aan sterk wisselende getijden, maar beide fabrieken hadden daar naast een aansluiting op het West-Brabantse spoor- en tram- wegnet. (wordt vervolgd) Na de sluiting van de suiker fabrieken van de 'Firma Laane, Rogier, Daverveldt Co' (1902) en de 'N.V. Suikerfabriek vh Van der Linden Co' (1912) bleef de fa briek 'Wittouck' van de 'N.V. Algemeene Suiker Maatschappij' nog op een laag pitje doordraaien. In 1916 zou deze fabriek worden overgenomen door de Coöperatieve Beetwortelsuikerfabriek ZEELAND. Het ontstaan, de ontwikkeling en de sluiting van deze fabriek wordt in de derde aflevering van dit verhaal beschreven. Onlangs toonde de heer Goosen van de kunsthandel in de Fortuinstraat een mij onbekende anonieme spotprent over het beleg van de stad in 1747. Hij vroeg mij of ik hem wat meer historische en andere bijzonderheden over deze prent kon vertellen. Het leek me wel aardig om daarover eens een 'reisje naar het verleden' te maken. Ik kreeg er een krantenartikeltje bij dat omstreeks 1967 in het Brabants Nieuwsblad verschenen was, waar uit mij bleek dat de voormalige stadsarchivaris Slootmans deze plaat toen eveneens onder ogen had gekregen. Hij had er destijds geen tijd en gelegenheid voor om haar verder te bestuderen. In het Ge meentearchief bleek mij dat ook zijn opvolgers de zaak hadden ge laten voor wat zij was: met een keurige zwart-wit foto zonder gegevens moest ik het doen. Toch een extra prikkel voor mij om dit onontgonnen gebiedje eens te gaan bewerken! Mijn plan van aanpak Ik besloot achtereenvolgens een drietal paden te bewandelen om achter de bedoelingen van de teke naar te komen: een literatuurstudie', ik verwijs kortheidshalve naar het gestelde onderaan dit artikel voor de door mij gehanteerde boek werken. Een zo exact mogelijke vertaling van de Engelse teksten; de heer René van Bijnen, leraar Engels aan het Moller-lyceum hier bleek zo vriendelijk te zijn mij daarmee te helpen. Een zoektocht naar een mogelijk bestaande Engelse be schrijving van de prent en wellicht nog meer interessante gegevens. De kernvraag was dus duidelijk: wie zegt wat tegen wie en waarom? Een zwart-wit foto van deze bijzonder aardige ingekleurde gravure is bijgevoegd. Helaas kon zij op ongeveer de helft van de ware grootte worden afgedrukt zodat af en toe de loep gehanteerd zal moeten worden. Mijn Engelse bron Bij het derde (hiervoor genoemde) pad aangekomen, heb ik mij allereerst gewend tot de 'Atlas van Stolk' te Rotterdam, letterlijk ge vestigd onder de hanebalken van het Historisch Museum. Eén van de weinige aanwezige functionarissen ('t was tussen Kerstmis en de jaar wisseling) was vol belangstelling en verwees mij na enige tijd zoeken naar een mogelijk bron: 'Catalogue of Prints and Drawings in the British Museum, Division I, Poli tical and Personal Satires'. Een exemplaar zou aanwezig zijn in de plaatselijke openbare bibliotheek. Na een zoektocht langs drie van de zes etages en 'in de computers' van de bibliotheek, stond (omdat ik spe ciaal daarvoor uit Bergen op Zoom kwam) de zevende bibliothecaresse mij genadiglijk toe zelf in de ouderwetse kaartenbak te zoeken. Daar vond ik tenslotte het nummer waaronder het boekwerk 'ergens' stond. Een kwartiertje later kreeg ik een karretje naast mijn leestafeltje gereden met maar liefst zeven dikke delen, ruw geschat zo'n 50 cm boekenplank-ruimte beslaand. Dit kon alleen maar van een eer biedwaardig instituut afkomstig zijn. Erg recent was de uitgave evenwel niet: 1877. Met rode oortjes begon ik de beschrijving van prentnummer 2862 (want die was het) te lezen. Zou ik met mijn eigen conclusies, verkregen met be hulp van Nederlandse bronnen, er erg ver naast zitten? Ik kom op de twee geconstateerde verschillen na tuurlijk terug. De naam van de te kenaar werd helaas niet vermeld. Een eerste oriëntatie Ik keer weer terug naar mijn eerste ingeslagen pad. Natuurlijk stond de ze oorlogshandeling niet op zich zelf: een eenvoudig geschiedenis boek leert al dat het beleg van De Waterschans nr. 2 1995

Periodieken

De Waterschans | 1995 | | pagina 18