142
143
De Waterschans nr. 4 1995
draalen is voor onze onafhan
kelijkheid doodlijk' galmde het
door de kerkbeuken, enigermate
gedempt door de daar voor het
Franse garnizoen opgeslagen
voorraden, gerekwireerd van de
boeren.
7. De Provisionele Municipaliteit
Om tijd te winnen had het
revolutie-comité samen met
vertegenwoordigers van de gilden
voorbereidend werk gedaan zoals
het opstellen van een verkiezings
reglement, provisioneel, want het
laatste woord zou ook in deze bij
het soevereine volk liggen. Nog
verder waren de heren gegaan door
alvast negen kiesmannen aan te
wijzen, die op hun beurt de 24
municipaliteitsleden zouden moeten
kiezen. De menigte verklaarde zich
unaniem akkoord met het reeds
verrichte werk en zo konden de
negen kiesmannen zich in de
consistoriekamer terugtrekken om
elk voor zich een lijst op te stellen
van 24 raadsleden. Na een uur kon
de uitslag aan de aanwezigen
worden meegedeeld. Die gaven er
hun fiat aan. De uitkomst van de
verkiezing kan men als gematigd
kwalificeren. Het was echt niet zo
fV ^3
dat de hele magistraat werd
weggestuurd en vervangen door 24
nieuwkomers. Het verkiezingsregle
ment vroeg de kiesmannen om er
rekening mee te houden dat
verschillende magistraatsleden
destijds heel wat geld hadden
uitgegeven om hun post te
verwerven. Vijf leden van het oude
bestuur vernamen dan ook dat ze
tot de 24 provisionele repre
sentanten hoorden. Hun ervaring als
bestuurder was uiteraard mee
genomen. Dat deze heren niet in de
knoei kwamen met hun principes
verbaast wellicht deze of gene,
maar kennelijk telden principes niet
zo zwaar. Die wijken wel vaker
voor de belangen van de
portemonnee. Toch was er een
uitzondering: Jacobus Rupertus,
burgemeester binnen de bank,
weigerde. Hij wilde niet de vereiste
eed afleggen. De drosssaard-schout
mr. Carel Benjamin van Engelen
van Strijen, stadssecretaris Gerrit
Piekenbroek Faure, schepen Simon
Stouters en schepen Jan Francois de
Boet keerden terug in hun
vertrouwde stadhuis. Over de
weigering van Rupertus deed men
niet moeilijk, dit in tegenstelling tot
bijvoorbeeld Den Bosch waar een
verkiezing als een plicht tot
aanvaarding werd gezien. In Bergen
op Zoom zouden nog meer
'dienstweigeraars' komen. Voor
velen was het lid zijn van de raad
slechts een extra belasting. Ooit
hadden de raadsleden het voorrecht
dat ze waren vrijgesteld van de
plicht om soldaten in huis te
nemen, maar toen de legers en
garnizoenen groter werden sneu
velde ook dat privilege. Presentie
gelden voor raadsleden kende men
niet. Daags na de verkiezing, op
zondag dus, was het weer druk op
de Grote Markt. Voor het stadhuis
was veel volk bijeen. Op de Vis
markt formeerde zich voor De
Wilde Zee de stoet van provisionele
representanten van het volk van
Bergen op Zoom samen met het
revolutie-comité. In optocht ging
het daarna naar de Markt, begeleid
door het muziekkorps van het
Franse leger. In het stadhuis was de
zittende magistraat voor de laatste
keer bijeen. De leden kregen te
horen dat het soevereine volk hen
van alle eden van trouw 'aan wie
ook afgelegd' vrijsprak en dat ze
bedankt waren voor de bewezen
diensten. Vier van hen sloten zich
meteen aan bij het nieuwe college
en legden met de medegekozenen
op het bordes de vereiste eed af. Na
de eedsaflegging gingen de heren
naar binnen voor hun eerste verga
dering. Die begon met het aan
wijzen van een drossaard, een
stadssecretaris en een president. Mr.
Carel Benjamin van Engelen van
Strijen bleef in functie als
drossaard, Gerrit Piekenbroek Faure
als secretaris en Eduardus van
Mattemburgh (1746-1808) werd de
eerste president. Hij was katholiek
en rentmeester van de markies.
Ondanks die functie was hij een
vurig patriot. De secretaris was zich
bewust van de historische omme
keer. Hij nam een dik blanco
cahier, noemde het 'Resoluties van
de municipaliteit' en begon zijn
verslag over de gebeurtenissen op
de gedenkwaardige 15de februari
1795 met de woorden: VRIJHEID
GELIJKHEID BROEDERSCHAP,
15e Februarij 1795. Eerste Jaar der
Bataven vrijheid'. Daarop volgt dan
de lijst met namen van de 24
municipaliteitsleden die voorlopig
Afb. 7. Markies Karei Theodorus en markiezin Elisabeth Augusta op latere
leeftijd. Hij was 70 en zij 73 toen de Fransen hun bezittingen in de
Nederlanden in beslag namen.
BHStA, S.338.
De Waterschans nr. 4 1995
het stadsbestuur zouden gaan
vormen van Bergen op Zoom.
Nadat de voorzitter zijn plaats had
ingenomen diende zich notaris
Ferdinand de Leeuw aan met twee
getuigen. Hij kwam 'uit naam en
van wegens den Borger De George
in qualiteit als geheimraad van den
Heer en Marquis deezer sta'. De
George was de Commissaris
Generaal van markies Karei
Theodoor van de Palts en als
zodanig protesteerde hij tegen de
bestuurswisseling in de stad. Het
aanstellen van leden van de Bergse
magistraat was een recht van de
markies en volgens artikel 17 van
de capitulatie zouden de rechten
van de markies worden geres
pecteerd.
De municipaliteit antwoordde de
notaris: 'Wij hebben 't gehoord' en
besloot vervolgens 'zich het
gemelde protest niet aan te
trekken'.
8. Een cadeau voor de bevrijders
Na de notaris dienden zich weer
twee andere burgers aan: Hermanus
Cornelis Dammers en Anthonij van
Welij. Ze kwamen namens de
sociëteit met het voorstel om in
navolging van Steenbergen het
Franse garnizoen een cadeau te
geven als dank voor de verleende
assistentie bij het planten van de
vrijheidsboom en 'bij het opleiden
van de leden van de Municipaliteit
naar het Stadhuis alhier'. De stad
zou f450 geven, maar 'vermits
deeze stadscasse van weinige
constante penningen voorzien is'
besloot het bestuur het bedrag te
geven in assignaten. Dat waren een
soort bankbiljetten die weinig
waard waren, omdat de Franse
regering er veel te veel liet druk
ken. Met assignaten betaalden de
Franse legers de kosten die ze
maakten. De stadskas was blijkbaar
al goed gevuld met dit waardeloze
papier. Nog dezelfde dag gingen de
heren naar generaal Le Maire en
commandant Du Val om hen te
complimenteren, stad en burgerij
'in deszelfs protectie' aan te
bevelen en het geschenk te over
handigen. De Fransen speelden het
spelletje mee en bedankten schrif
telijk 'voor het douceur op heden',
maar ze wilden zich niet in
edelmoedigheid laten overtreffen en
schonken de f450, (duizend pond in
assignaten) op hun beurt aan de
armen van Bergen op Zoom, want
die leden immers het meest onder
de gevolgen van de oorlog en de
strenge winter.
9. De tweede vergadering van de
municipaliteit
Twee dagen later vergaderden de
representanten wederom, althans
dertien van hen, net de helft plus
een. Simon Stouters, een notaris, en
Jacob Timmerman, houder van de
Franse kostschool, werden aan
gewezen om de stad te verte
genwoordigen op de algemene
vergadering van het Nederlandse
volk. Dat was een nieuw geluid:
een stad uit de generaliteitslanden
die zo maar afgevaardigden stuurde
naar Den Haag, naar de Staten
Generaal of wat daarvoor in de
plaats zou komen. Uitgaande van
het principe: alle mensen zijn
gelijk, was het natuurlijk logisch.
Waarom zou dat niet gelden voor
Brabanders? Typerend voor de rol
van de burgersociëteit in die dagen
was, dat de raadsleden Van der
Schriek en Van Dijk toch even naar
de Vismarkt gingen om aan de
Eendracht te vragen of men
akkoord ging met de keuze van de
afgevaardigden. Dat bleek het geval
te zijn. Even later kwamen enkele
leden van de sociëteit de raadszaal
binnen met de mededeling dat ze
wilden helpen bij de biljettering. Er
waren klachten over de verdeling
van de militairen over de woningen.
Het stadsbestuur hield het aanbod in
beraad.
De nieuwe gemeenteraadraad was
zelf al bezig geweest met een
eerlijkere verdeling van de lasten,
maar juist daags tevoren waren er
weer nieuwe troepen aangekomen.
De Franse regering verspreidde
zoveel mogelijk soldaten over de
'bevrijde' landen, want die draaiden
dan op voor de onderhoudskosten.
Inkwartiering, rekwisities, rijden
voor het leger, betaling met
waardeloze assignaten enz., dat
alles moet de vreugde over de
bevrijding uit de zogenaamde
tirannie afbreuk hebben gedaan. De
afgevaardigden van de Eendracht
deelden ook nog mee dat meerdere
leden van hun sociëteit bereid
waren om te assisteren, zowel 's
nachts als overdag. De Fransen
stonden er namelijk op dat er dag
en nacht mensen van het stads
bestuur op het stadhuis aanwezig
waren om soldaten aan onderdak te
helpen. Dit aanbod nam de raad in
dank aan. De volgende dag reeds
meldden zich twaalf mannen uit de
sociëteit om de lasten van de
municipaliteit te verlichten. Van
Riemsdijk en Van Bronkhorst
hadden een oproep aan het volk
gedrukt en vroegen of die op de
gewone publieke plaatsen mocht
worden aangeplakt. De municipa
liteit vond het goed en liet zo het
volk weten dat de representanten
bezig waren om de inkwartiering
beter te regelen. 'Nog deeze dag zal
men middelen in werking brengen,
die u allen, is het mogelijk, van
dien last zullen ontslaan, en die de
Franschen ook genoegen zullen
geven'. Blijkbaar was er heel wat
onvrede over de biljettering. Met
welk tovermiddel de municipaliteit
het probleem oploste vermelden de
bronnen helaas niet.
De moeilijkheden zouden in de ko
mende jaren nog vaak terugkeren.
Verder konden de Bergenaren lezen
dat de Fransen duizend pond aan
boden voor de armen en dat het
militair hospitaal er nog 300 had
bijgedaan. 'Wij kunnen zulke daden
best beloonen, door hun als onze
Broeders alle mogelijk gemak toe te
brengen'. Tekenend is wel dat het
aanplakbiljet waarschuwde tegen
woelingen. Men was er kennelijk
niet helemaal gerust op.
10. De tweede municipaliteit
Flet mandaat van de eerste
municipaliteit was slechts van korte
duur. Op 15 april 1795 werd al
weer op de 'puije' van het stadhuis
een nieuwe gemeenteraad beëdigd.
Deze keer zwoeren de vroede
vaderen trouw in de handen van de
drossaard. Maar liefst zes geko
zenen lieten het afweten, waaronder
president Van Mattemburgh. Zijn
opvolger was Jacobus Lauwerentius
van der Schrieck (1756-1810), een
katholieke koopman en als zodanig
dus een nieuwkomer in bestuurs-
kringen. Wel maakte hij deel uit
van de eerste groep representanten.