0 :/Jü 108 109 De Waterschans nr. 3 1996 Vlissingen wordt op dat moment ernstig bedreigd, grote delen van Zuid-Beveland zijn al ingenomen en Schouwen-Duiveland (met name Zierikzee) heeft de Engelsen zonder strijd toe moeten laten. Op de Zeeuwse wateren is de Engelse vloot aanvankelijk oppermachtig. Toch blijkt de voortgang in de Engelse aanval al op 2 augustus (met onder meer de inname van fort Bath) grotendeels te zijn gestopt. De over het land verspreide regi menten, die nog van het Hollandse leger over zijn, moeten nog tot een gevechts eenheid worden samenge steld. In die eerste week van augu stus moet dus nog heel veel gebeu ren. Is het verwonderlijk dat één van de weinige nog in Holland achtergebleven regimentscomman danten, i.e. Cort Heijligers, tot generaal-majoor wordt bevorderd en meteen als brigadecommandant wordt ingezet?! En had hij immers niet letterlijk 'onder het oog des konings' gediend? (47). Naast kennis en kunde kan soms ook het toeval een krijgsman te hulp ko men. Wij zullen nog zien dat hij het vertrouwen van zijn koning, die aanvankelijk persoonlijk het bevel voert, niet heeft beschaamd. Cort Heijligers zal, zoals gezegd, al op het eerste moment met zijn jagerre giment aanwezig geweest zijn op de Brabantse Wal. Vóórdat hij zijn oversteek naar Bath zal maken (4 september) heeft hij dus één maand de gelegenheid om de aktiviteiten van de Engelse vloot van nabij te volgen, inlichtingen te verzamelen over het invasieleger èn het vóórter rein (beter gezegd de Zeeuwse stromen) van nabij te bestuderen. Als goed jager-officier zal hij deze tijd zeker niet onbenut hebben gelaten. Niet uitsluitend de 'Zeeuw se koortsen' malaria) hebben de Engelsen tot het besluit gebracht deze aktie maar te stoppen. Een alert optreden van de Hollandse verdedigers op elke plaats waar nog (zwakke) pogingen worden gedaan om in Brabant aan land te komen, zal eveneens hebben meegespeeld in de Engelse besluitvorming (48). Op 8 augustus liggen alle nog beschikbare en elders in Holland te missen eenheden op hun plaats. Lodewijk Napoleon betrekt zijn hoofdkwartier in Roosendaal en wacht af, tot woede van Keizer Napoleon. Zijn broer vervangt hem al op 16 augustus door één van zijn eigen Franse bevelhebbers. De mogelijkheid dat Napoleon wel eens zou kunnen besluiten om, na de herovering van Zeeland, dit hele gewest maar te annexeren is de Hollandse regering niet onbekend; hij vertrouwt de verdediging van Antwerpen, de trekker van het pistool op de borst van Engeland, liever niet toe aan de Hollanders. Zijn woede over het overhaaste terugtrekken uit Zeeland van de (in Hollandse dienst zijnde Engelse) generaal Bruce heeft hij welzeer duidelijk laten blijken. Dat alles zal Cort Heijligers evenmin zijn ont gaan. Bekend met de situatie ter plaatse moet de generaal zijn 'Ope ratie Bath' een zeer grote, zo niet alle kans van slagen hebben gege ven: een reële terugtochtsweg biedt hij zijn troepen immers niet. En dat is toch nog steeds één van de be ginselen van een goede gevechts voering en zeker bij een dergelijk waagstuk. De in de oorkonde al genoemde 80 karabiniers (49) betreft de elite-compagnie van zijn eigen zojuist door hem verlaten 3e Regiment Jagers. Dat hun comman dant, de kapitein A. Schuurman, eveneens zijn mannetje staat blijkt ook later nog eens; hij zal het in 1840 zelfs tot luitenant-generaal brengen (50). Kortom, Cort Heili gers kiest voor kwaliteit boven kwantiteit. Ook denkt hij aan het meenemen van een luite nant-ingenieur (Cornabé genaamd) om onmiddellijk na aankomst het fort op zijn deugdelijkheid te in- spekteren. Voor het slagen van een Frans-Hollandse tegenstoot zal Bath immers een strategisch punt wor den, zowel voor de strijd te land als te water! De inmiddels uit Duits land teruggekeerde en tot Hollandse opperbevelhebber benoemde Du- monceau stuurt zijn 'aide de camp' om het initiatief van Cort Heijligers van nabij te volgen. Zou onze hoofdpersoon ook daarom hebben besloten zelf mee te gaan en het merendeel van zijn troepen in Bergen op Zoom achter te laten? In ieder geval noopt de Frans-Holland se rivaliteit de pasbenoemde gene raal wel tot het maken van haast, maar door het gebrek aan (zelfs maar roei-)boten, resteert slechts een doorwadingspoging bij laagtij; dat blijkt dan wel overdag te moe ten waardoor de kans op ontdek king weer groter wordt. Met veel moeite en verlies van kostbare tijd wordt een geschikte plek gevonden; de vloed begint al weer te komen en er barst een hevig onweer los. De niet al te groot van stuk zijnde Cort Heijligers moet door zijn karabiniers het hoofd boven water worden gehouden... Het fort blijkt onbezet; als de volgende dag de Hollandse driekleur er boven waait, weten de achterblijvers dat de operatie is gelukt. Persoonlijke moed kan hem dus niet worden ontzegd en ook Willem Bilderdijk vereert zijn koene daad met het gedicht 'Bath hernomen'. Daags na zijn succes in Bath gaat de generaal naar Goes waar het merendeel van zijn brigade per schip uit Bergen op Zoom zal arriveren. Opnieuw een teken dat hij zeer waarschijnlijk (sterk) vermoedt dat Engelse sche pen zich nog amper op de Ooster- schelde zullen vertonen en dat weerstand tijdens of na de oversteek nauwelijks meer te verwachten is. Hij krijgt opnieuw gelijk. Wéér een dag later blijkt hij, met een andere jagercompagnie, opnieuw in eigen persoon te zijn vertrokken naar Fort Ellewoutsdijk (aan de zuidkant van het eiland) op zoek naar de vijand. Ditmaal maken zij nog wat krijgs gevangenen. Het Sloe wordt vervol gens snel bereikt. De 'Zeeuwse koortsen' zullen tenslotte deze Hollandse tegenstoot afmaken die Cort Heijligers zo succesvol heeft ingezet. En dan opnieuw een wa penfeit van de generaal in eigen persoon. Nadat een spion in Veere eind december door middel van een afgesproken sein aangeeft dat de vijand aanstalte maakt de stad te verlaten en zich bij Fort Ramme- kens en Vlissingen inscheept, springt Cort Heijligers met nog 24 jagers in wat buitgemaakte sloepen. Enkele laatste Engelse schepen maken het de 'jager-generaal' met zijn mannen onderweg nog lastig met kanonvuur maar ze bereiken ongedeerd de Walcherse kust. Na in Veere de Hollandse driekleur op de De Waterschans nr. 3 1996 FRISE Departement hoofdstad van Departement %o CU Aurich Leeuwarden Groningen Nederlands gebied ingelijfd bij het Franse Keizerrijk Franse Keizerrijk Hamsterdam OPÉRlE^ "©'Arnhem Den Haag'® Middelb Antwerpen kilometer Afb.26. Nederland na de inlijving bij het Franse Keizerrijk. De bevolking van de Eemsmonding is nu in handen van één militair commandant. toren te hebben gehesen gaat de tocht, gezeten op karren, door naar Middelburg, waar de Engelsen eveneens verdwenen blijken te zijn. Opnieuw dus eenzeer alert optreden in die van rivaliteit gonzende opera tie: overal waar Cort Heijligers verschijnt blijken de Fransen via het water als tweede te arriveren. In december nemen de Fransen de bezetting van heel Walcheren sim pelweg van de Hollanders over en Cort Heijligers wordt met zijn brigade teruggestuurd naar Zuid-Be veland. Op 10 maart 1810 wordt koning Lodewijk Napoleon in Parijs gedwongen een tractaat te tekenen waarin hij afstand doet van Zeeland èn de gebieden ten zuiden van de Waal en de Maas; daar worden dus alle Hollandse troepen door Fransen vervangen. Tenslotte wordt hij simpelweg 'weggepest' door zijn broer, de keizer, waarna hij op 1 juli maar afstand doet van de troon. Holland wordt een deel van het keizerrijk, wat natuurlijk ook weer de nodige gevolgen heeft voor het leger. Zijn Italiaanse plaatsing (dec. 1810- aug. 1812). Omdat hij met zijn troepen uit Zuidbeveland is teruggetrokken krijgt de generaal een ander briga de-commando en wel in de divisie van de Franse generaal Molitor, militair commandant in de huidige provincies Gelderland, Overijssel, Drenthe, Friesland en Groningen, alsmede het door de Keizer aan Holland toegevoegde gebied ooste lijk van de Eems. Cort Heijligers gaat opnieuw de Hollandse kusten bewaken en zoekt passende inkwar tiering in de stad Groningen (51). Het zal van korte duur blijken want, als gevolg van de inlijving van de Hollandse troepen bij het keizerlijke leger, wordt op 10 november 1810 ook Cort Heijligers als Franse brigade-generaal (52) ingeschreven op het 'Tableau des Généraux de l'Armée Impériale'. Daarbij mag hij, als aktief dienend generaal, de titel 'Maréchal de Camp' voeren. Uit zijn uitvoerige dankbrief blijkt wel dat hij maar al te graag zijn Franse dienst aanvaardt (53). Ook zijn bij het Fort Bath behaalde succes dat door de Franse opperbe velhebber op diezelfde avond nog tijdens een theatervoorstelling in Antwerpen werd bekendgemaakt, zal er zeker toe hebben bijgedragen dat hij op 24 december vanuit Parijs de opdracht krijgt om zich te melden bij de commandant van de 3e Franse Divisie in Rome. Hij krijgt daar op 20 april 1811 het commando over één van de briga des. Voor ons komt hij pas weer op 22 oktober 1811 tevoorschijn in een brief van de Franse generaal Miollis aan Parijs (54). Wat had zich daarvóór eigenlijk allemaal afgespeeld in dat verre Italië? Bekend wordt verondersteld dat de paus toen behalve kerkelijk ook wereldlijk heerser (zonder noemenswaardig leger) was over een niet onaanzienlijk gebied rondom Rome. Na de vrede van Tilsit (9 juli 1807) achtte Napole on het moment aangebroken ook dit pause lijk gebied dienstbaar te maken aan zijn expansiestreven. Een geschikt moment daarvoor kon hij niet afwachten en in januari 1808 moest de generaal Miollis opmarcheren naar Rome onder het voor wendsel de stad slechts te moeten passeren op weg naar Napels. Dit leger van 5000 man, aangevuld met 3000 man van elders, bezette evenwel de Heilige Stad op 2 februari 1808: Frankrijk was niet uit op gebiedsuitbreiding maar wenste slechts pauselijke steun voor de Napoleontische politiek... Vanzelfsprekend volgden de nodige strubbelingen. Napoleons te ver wachten tegenzet was de inlijving van de Kerkelijke Staat op 17 mei 1809; generaal Miollis moest vanaf 1 juni starten met de voorbereidingen voor de inrichting van een geordend bestuur van het gebied per 1 januari 1810. Het gebied werd daartoe verdeeld in- departementen waaronder Trasimene (zuid van de Eeuwige Stad) en de stad Rome. Van oudsher al had hier het bandietenwezen welig getierd. Vooral het beboste en bergachtige terrein ten zuiden van de stad was ideaal om zich aan vervol ging te onttrekken. Deze 'erfenis' kreeg het nieuwe Franse bestuur dus al met haar geboorte mee. Een tweetal oorzaken deden dit banditisme al snel escaleren. Allereerst was dat de hervorming van het kerkelijk bestuur binnen deze pauselijke gebieden en de opheffing van het merendeel van de kloosters. Daarnaast wekte de aankondiging van de conscriptie (dienstplicht) op 30 april van dat jaargrote beroering. De oorspronke lijke bandietenbendes groeiden aan met dienstweigeraars, deserteurs en priesters, die de Paus en de kerk bleven steunen. De Franse bezetter ondervond natuurlijk ook de nodige last van deze bendes en de orde en rust in het gebied was ver te zoeken. Er moest met harde hand worden ingegrepen. Wat dat laatste betreft had Napoleon in Paus Sixtus V (1585-1590) een 'lichtend voorbeeld'; die zou al in zijn eerste jaar als Paus nog meer afgehakte bandietenkoppen op palen in Rome hebben laten plaatsen dan er meloenen op de markt lagen... (55). Aanvankelijk waren er in het departement Trasimene twee militaire commandanten belast met het optreden tegen de almaar groeiende guerilla. Al snel bleek dat één hoofdige leiding voor het gehele departe ment te prefereren was. Onze hoofdpersoon werd daarmee met zijn brigade belast. Op 24 oktober 1811 vestigt Cort Heijligers zijn hoofdkwartier in Frosinone; aan Parijs wordt meege deeld dat er veel wordt verwacht van deze 'zeer aktieve en alerte militair'. Hij krijgt een militaire rechtbank tot zijn beschikking om arrestanten standrechtelijk te kun nen veroordelen en executies ter plaatse te laten uitvoeren. Het ko ninkrijk Napels moet aan de zuid grens troepen leveren om ontsnap pingen daarheen zoveel mogelijk te

Periodieken

De Waterschans | 1996 | | pagina 18