110 111 De Waterschans nr. 3 1996 Afb.27. Cort Heijligers in zijn Franse uniform van brigade generaal. voorkomen. Ook wordt geld ter beschikking gesteld voor het uitvoe ren van spionagediensten. Bossen langs de wegen laat de generaal kappen om te voorkomen dat zij als schuilplaats kunnen dienen voor overvallers van reizigers of trans porten. Ook laat hij vele escor te-diensten verrichten. Maar liefst 32 doodvonnissen binnen 4 maan den tijds, alsmede langdurige vrij heidsstraffen jagen er flink de schrik in; als Miollis evenwel na een half jaar aan Parijs meldt dat de weg van Rome naar Terracina geheel veilig is, laaien in het er naast gelegen Napels de roofpartijen echter weer op. Elke 'overwinning' van Cort Heijligers blijkt een tijde lijk en/of plaatselijk succes maar het brengt voor Parijs geen defini tieve oplossing. De ook door Cort Heijligers betaalde verklikkersdien sten blijken wrede nevenwerkingen te hebben: bandieten en bevolking kunnen niet meer, zoals vroeger, op eikaars steun vertrouwen en de nodige onderlinge moordpartijen zijn het gevolg. Miollis rapporten aan Parijs bevatten evenwel steeds lofuitingen over zijn aktiviteiten: 'de generaal doet in deze situatie werkelijk alles wat maar in zijn vermogen ligt'. Ook toont hij zich vol lof of over de wijze waarop hij zijn troepen leidt bij het opsporen en arresteren van dienstweigeraars en deserteurs: 'een aktief en ener giek optreden, gepaard gaande met de nodige voorzichtigheid en de vereiste gestrengheid'. Het hoofd van de (Franse) politie in Rome, Norvins, rapporteert echter dat hij zich daarbij schuldig maakt aan terreurdaden en gevangenneming van vele onschuldigen waardoor de Romeinse gevangenissen, waar hij de scepter zwaait, onnodig vol stromen. Zijn militaire chef Miollis neemt Cort Heijligers daartegen in bescherming en spreekt van een 'voortreffelijk officier met een onweersprekelijke fijngevoeligheid, een volkomen eerlijk en galant man met een rustig karakter en hoffelij ke manieren'. Norvins verzwakt zijn ernstige beschuldigingen daarna met eenwei zeer persoonlijk ver wijt; Cort Heijligers zou een be ruchte bandiet de hand boven het hoofd houden in ruil voor de char mes van diens dochter... Kennelijk spreken persoonlijke rancunes ook al mee. Reeds enkele maanden daarvóór toont onze hoofdpersoon genoeg te hebben van dat politione le dweilen met de kraan open. Op 4 april 1812 maakt hij kenbaar aan Parijs dat hij 'dienst wil gaan doen temidden van de dapperen en hij heeft slechts één sein nodig om noordwaarts te snellen' (56). Met andere woorden, de veldtocht naar Rusland trekt hem meer. Hij krijgt, in afwachting van het Parijse ant woord, nog een extra opdracht. Napoleon vreest namelijk een Engelse invasie in deze omgeving en er wacht de generaal ook nog een kustbewakingstaak: Napoleon is immers begonnen om ook de bezet tingstroepen in Italië uit te dunnen om de 'Grande Armée' te kunnen formeren voor zijn komende oorlog met Rusland. Op 5 augustus mag Cort Heijligers dan toch naar zijn brigade vertrekken van het 4e Legerkorps van Prins Eugenius Bonaparte, de onderkoning van Italië. Hij verlaat op 28 augustus de Eeuwige Stad, komt op 27 septem ber aan in Wilna (in het huidige Polen) en bereikt op een ons onbe kende datum in oktober het Franse leger. Dat is overigens op 19 okto ber al weer aan zijn terugtocht uit Moskou begonnen. Het jammerlijke einde van de Grande Armée en hoe het Cort Heijligers daarbij vergaat (aug. 1812-aug. 1814). Het is hier niet nodig om hoofdza ken of details aan te halen van deze veldtocht. Daarover is voldoende literatuur tevinden (57). Wij hebben eerder getracht te achterhalen wat daarvan de gevolgen waren voor de individuele militair en in het bijzon der voor onze hoofdpersoon. Wij moeten de lezer voor wat dat laatste betreft teleurstellen; Cort Heijligers heeft jammergenoeg geen dagboek of brieven achtergelaten van die periode, zoals anderen, ook van andere nationaliteiten, dat wel hebben gedaan (58). Alleen al zijn heenreis te paard van Rome naar Moskou in twee maanden tijds, vermoedelijk vergezeld van een adjudant en een enkele soldaat moet wel tot ieders verbeelding spreken. Wij vangen nog heel even een glimp van hem op in Smolensk en wel in één van de bewaard geble ven brieven (die ongedateerd is maar van na 11 oktober moet zijn) van de Hollandse kolonel Frederik Hendrik Wagner, gericht aan zijn vrouw Dientje. Hij is commandant van het (Hollandse) 125e Régiment d'lnfanterie de Ligne, dat daar even mag bijkomen op zijn weg naar Moskou. De generaal blijkt dus tussen 11 en 31 oktober nog steeds op zoek te zijn naar zijn brigade (59). Een reeks nauwkeurig opge maakte maandelijkse situatierappor ten van het 4e Franse Legerkorps loopt helaas maar door tot 15 oktober 1812; het laatste vermeldt evenmin de aankomstdatum van de brigade-generaal Cort Heijligers. Hij zal dus vermoedelijk pas eind oktober zijn gearriveerd bij de inmiddels terugtrekkende 'Grande Armée'. Uit zijn van 1814 dateren de aanvraag voor toekenning van het 'Legioen van Eer', waarover later meer, blijkt dat hij naar het oordeel van de chefstaf van het legerkorps, de Generaal Guillemi- not, in die korte tijd opnieuw zeer kordaat en moedig is opgetreden: Cort Heijligers presteert het op 15 november de totaal uitgebluste restanten van het 35e (Italiaanse) regiment in de buurt van Krasnöe (20 km zuid van Smolensk) op te stellen in carrévorm om de andere eenheden van de achterhoede te beschermen tegen de charges van De Waterschans nr. 3 1996 rosino de Russische cavalerie. Hij raakt daarbij gewond (één bron vermeldt een tweetal sabelhouwen) en wordt de volgende dag krijgsgevangen gemaakt. De familie maakt zich eind december erg ongerust over Gijsbert. Zijn broer (de arts) Philip vraagt het Franse Ministerie van Oorlog om informatie. Sinds 27 november heeft Flip namelijk niets meer van Gijs vernomen. Toch blijkt dat de beide broers later wel kontakt met elkaar hebben gehad: Philip blijkt zijn broer kleding en boeken te hebben opgestuurd en Gijsbert probeert na zijn vrijlating in 1814 de door zijn broer gemaak te kosten met een rekest terug te vorderen van de Franse staat, waarover later meer. Toch weer opnieuw in Franse dienst? Zo vinden wij Cort Heijligers na zijn Russische belevenissen op 11 augustus 1814 weer terug in Frank furt van waar hij de nieuwe Koning van Frankrijk Lodewijk XVIII verzoekt dienst te mogen nemen in zijn leger. Is het verwonderlijk dat hij daarbij extra nadruk legt op zijn diensttijd bij het Régiment Royal Liégeois?! Alhoewel hij in dezelfde rang wordt aangenomen blijkt niet dat de generaal ook een funktie krijgt. Op 18 augustus komt hij aan in Parijs en neemt daar dan maar zijn intrek in Hotel de Toscane, Rue de Richelieu 14. Hij start vanaf 11 september meerdere akties om zijn achterstallige salaris en andere onkosten los te peuteren uit de Franse staatskas, die vanwege Napoleons oorlogen vrijwel leeg aan het nieuwe Bourbonse bewind is overgedragen. Uit de overzichten die hij daarbij maakt valt op te maken dat hij zijn magere luite nantsjaren niet is vergeten: alles wordt nauwkeurig berekend en overzichtelijk gepresenteerd; hij vraagt, zo lijkt het, geen cent te veel of te weinig. De Franse staat doet daarentegen alles om daarop af te dingen. Zo adviseert een ambte naar zijn salaris van 1 september 1812 (zijn vertrek uit Rome) tot 15 november (zijn gevangenneming) niet uit te betalen. Die diensttijd viel immers nog in de Napoleonti sche periode... Vreemdelingen AJb.28. Een 20e eeuwse kaart van optreden tegen Italiaanse bendes. blijken in hun krijgsgevangenperio de niet op het hele maar het halve salaris recht te hebben. De vergoe ding voor het verlies van 5 paarden wordt op grond van de kennelijk gestelde regels voor briga de-generaals, teruggebracht tot 3. Om verder maar niet te spreken van de toelagen voor zijn 'rentrée de campagne', vergoedingen voor het verlies van bagage, de door zijn broer gemaakte kosten tijdens zijn krijgsgevangenschap en ettelijke andere beroepskosten. Kortom, het gaat hier wel over de lieve totaal som van 62.000. Zijn zaakwaar nemer onderneemt na zijn vertrek nog een tweetal pogingen die even eens zonder resultaat blijven. Het feit dat in 1816 en 1819 het Neder landse Ministerie van Oorlog nog maals namens hem reklameert èn de konstatering dat deze brieven nu nog steeds zonder ambtelijke advie zen of beslissingen in zijn Franse persoonsdossier liggen, doen het ergste vrezen voor zijn generaal- sportefeuille. Het is hem evenwel niet alleen om geld te doen maar ook om zijn militaire eer. Alhoewel Cort Heijligers verklaart dat het hem tegen de borst stuit om voor zijn betoonde moed het 'Legioen van Eer' te vragen, blijkt hij dat toch op 28 augustus 1814 wel te het gebied waar Cort Heijligers moest doen. Zijn eigen argumentatie in dat rekest is evenwel niet bijzonder sterk maar hij laat, zoals al eerder is vermeld, de Franse generaal Guilleminot zijn feitelijke moedige prestaties in Rusland uitvoerig aanprijzen. Zo spaart hij kool en geit. Lange tijd hoort Cort Heijli gers echter niets op zijn verzoek. Na een afwezigheid van vier lange jaren vraagt hij op 19 september 1814 twee maanden verlof om zijn familiezaken in Holland te gaan regelen. Opmerkelijk is dat hij daarbij ook doorbetaling van slechts de helft van zijn salaris vraagt. Dat wordt op 8 oktober toegestaan. Zou het verwonderlijk zijn dat hij, naast het opzoeken van zijn twaalfjarig dochtertje, ook eens na wil gaan of zijn militaire diensten in het vader land nog op prijs worden gesteld? Hij had per slot Napoleon in een hogere funktie gediend, maar zijn behandeling als vreemdeling door het nieuwe Franse regime tot nu toe belooft immers maar weinig goeds voor de toekomst. Zijn besluit tot het verlaten van de Franse dienst blijkt al snel genomen en even snel door Parijs op 9 december 1814 te zijn geaccepteerd. Op 18 december wordt hij uit de Franse controle-lijs ten geschrapt maar... onder gelijktij dige toekenning van de rang van

Periodieken

De Waterschans | 1996 | | pagina 19