sim msHilg 98 99 De Waterschans nr. 3 1996 Aft>. 14. Zo moet Cort Heijligers de stad bij aankomst hebben aangetroffen (Gemeente archief Bergen op Zoom; top. atlas AM63). en Fransen (uit 'concurren- tie'-overwegingen) komen niet in aanmerking voor het Luikse regi ment. Ook worden soms toekomsti ge officieren gedwongen soldaten aan te brengen om zelf te worden benoemd. Gelukkig komen er wel 42 sergeants van andere regimenten, wat ongeveer voldoende is om het gehele regiment daarvan te voor zien. Wat zal de kwaliteit van deze overgeplaatste onderofficieren zijn geweest? Voor de officiers-plaatsen is de belangstelling groot: wie niet tevreden is kan vertrekken, zegt de kolonel-eigenaar. Er wordt zelfs veel geld geboden voor een plaats; een argument waarmee Gijs Vader Roelof probeert te overtuigen van de juistheid van zijn keuze voor dit Franse regiment. Voorts wacht hij met spanning zijn definitieve be noeming door Parijs af. Hij kan immers nog steeds uit de race vallen als zich kandidaten met 'betere papieren' connecties) melden, want dat is al eerder ge beurd. Ook verneemt hij hoe het andere Hollandse ex-collega's vergaat en hij zou nog steeds niet met ze willen ruilen. Zij hebben danwel een 'pensioen' maar nog steeds geen militaire funktie. Begin maart verplaatst het (incomplete en intussen geklede) regiment zich te voet naar Cambrai in 5 dagmarsen (ca. 80 km). Zij zijn niet de enigen die worden verplaatst; er lijkt wat optil te zijn. Het gerucht van een verplaatsing naar Givet (veel verder noord-oostwaarts) blijkt niet waar maar tenslotte krijgt zijn eenheid in augustus Avesnes en Landrecie aangewezen als garnizoen, waar ze langere tijd zullen verblijven. In mei hoort Gijs van zijn vader ge ruchten dat zijn reputatie in gevaar zou zijn. Hij schrikt daar nogal van en vraagt zijn vriend kapi tein-commandant Van Haersolte om dat eens even met een brief bij het thuisfront te ontzenuwen. De aap komt al snel uit de mouw, zo meent hij: hij schrijft te weinig naar huis maar moet ook door geldgebrek het gezelschap van zijn collega's in het 'koffijhuis' en in de stad mijden; hij dreigt 'obscuur'te worden het geen kennelijk kwaadsprekerij tot gevolg heeft gehad die zelfs tot in Deventer is doorgedrongen. Om het tegendeel te bewijzen stuurt hij vader Roelof ook een complete (door anderen geschreven) Franse regimentsranglijst waarop hij 4 plaatsen verwijderd blijkt van de naasthogere (tweedeluitenants-) rang. Hoe kan vader die kwaadspre kerij nu toch geloven! Maar een aanbevelingsbrief aan de kolo nel-commandant De Ternant en een brief van zijn Franse oom Chenizot aan de kolonel De la Tour, die zeer regelmatig in Parijs zit, kunnen misschien het kwaad nog keren, zo meent hij. Al snel wordt het hem duidelijk dat de bron van de roddel niet in Frankrijk zit: 'Nigte Barel', een felle anti-patriot, die kennelijk zijn tante voor haar karretje had weten te spannen. Einde incident maar toch een kleine illustratie van het feit dat de scheidslijn tussen de Hollandse partijen kennelijk ook dwars door families loopt, maar bovenal van zijn voortdurende vrees om te worden ontslagen omdat hij Hollander is. Eindelijk officiersleerling-af. Het verloop in de hogere rangen bezorgt hem in mei 1788 de rang van 'lieutenant en second (tweede luitenant). Terugwerkende kracht tot 1 maart verlicht enigszins zijn grote geldzorgen. Ongetwijfeld zal hem ook hebben verlicht, maar dan in letterlijke zin, de order dat offi cieren voortaan de degen mogen dragen in plaats van het geweer. In een royalistisch getint regiment als het zijne zal dat zeker met grote instemming zijn ontvangen. Het is inmiddels al september 1788 en de opleidingen zijn nog steeds in volle gang. Op verzoek van zijn vader beschrijft hij zijn dagindeling die loopt van 7.00 tot 18.30 uur en (globaal) excercitie, een parade en ettelijke appèls omvat. Voorts ook nog theorie voor de officieren die hij omschrijft als 'allemaalmemorie- werk'. Dat wijst op een drillmatige aanpak. Tussen de middag eten de officieren in het 'koffijhuis' in de stad, waaraan liefst de helft van zijn salaris opgaat. Overigens, aan in houdingen voor de regimentsmuzi kanten, korpsdiners, bals en andere festiviteiten is hij ook nogal wat kwijt, om maar niet te spreken over betaling van een oppasser (tevens pruikenmaker), het wassen en verstellen en voorts de poeder en de pommade. Voor verwarming en licht op zijn kamer in de naderende winter heeft hij helemaal niets meer over. Af en toe springt zijn vader gelukkig (mondjesmaat) bij, maar geld en een burgerpakje om naar Parijs te gaan, zoals zijn collega's dat doen, is voor hem niet wegge legd. Bij de soldaten heerst grote ontevredenheid over hun behande ling. Tijdens de werving blijkt meer beloofd te zijn dan zij krijgen; hij is nogal eens officier van piket (een dienst bij toerbeurt) en moet dan 24 uur wakker blijven en de wachtpo sten controleren om (vooral 's nachts) desertie te voorkomen. Tijdens dineetjes en bals doen zich nogal wat strubbelingen voor tussen De Waterschans nr. 3 1996 Aft. 15. De uit het midden van de 14e eeuw daterende beffroi (klokketoren) van Béthune, de geboortestad van het Regiment Koninklijke Luikerwalen. zijn Franse en Luikerwaalse colle ga's, zo schrijft hij. Het uitnodigen van (adellijke) meisjes uit de stad blijkt niet naar de zin van de offi ciersvrouwen omdat zij daardoor veel minder op de dansvloer wor den genodigd.... Als een van de weinige overgebleven Hollandse officieren mijdt hij waar mogelijk dit 'wespennest' door quadril le-dansend met de officiersvrouwen dit soort avondjes door te brengen; hij wil immers nog worden bevor derd om van die ellendige geldzor gen af te komen! Kortom, de garni zoensdienst, het begin van elke militaire opleiding van die tijd, is een harde leerschool voor Gijs. Tegen de winter ruilen de beide bataljons van garnizoen en hij gaat van Avesnes naar het veel kleinere Landrecie. Een bekende methode om de sleur te breken en om te voorkomen dat soldaten te bekend raken met de plaatselijke bevolking. De bossen rondom het plaatsje doen hem het ergste vrezen voor deser tie! Daarbij verloren gegane kleding en uitrusting moeten immers door de controlerende officieren uit eigen zak worden vergoed als zij aantoon baar onvoldoende toezicht gehou den hebben... De kolonel-eigenaar blijkt zichzelf een verblijf in zijn winterkwartieren in Parijs te gun nen; vlak voor zijn vertrek para deert het regiment nog éénmaal voor- hem en zijn echtgenote.... In de lente van 1789 vraagt vader Roelof hem eens een brief in 't Frans te schrijven. Gijs probeert er onderuit te komen door te melden dat het spreken al voortreffelijk gaat maar dat het spellen nog pro blemen oplevert. Zijn militaire opleiding gaat natuurlijk vóór alles. Toch is zijn volgende brief in onberispelijk Frans gesteld; kenne lijk is hij daarbij geholpen want zijn volgende brieven tonen zeer waarschijnlijk zijn werkelijke vor deringen. Voor een verblijf van ca. 15 maanden in Frankrijk zijn deze beslist niet slecht te noemen. Slechts af en toe leveren wat foneti sche schrijfwijzen (ook mij) nog wat problemen op. De eerste officiersbevordering. Alhoewel hij op 1 september 1789 eerste luitenant en plaatsvervangend compagniescommandant bij een andere compagnie wordt, moet hij zijn vader enige tijd later bekennen dat hijf link in de schulden is ge raakt; het ontbreken van licht en verwarming op zijn kamer dwingen hem 's avonds in het'koffijhuis' te verblijven. Geen wonder dus. Hij wordt in de nieuwe rang uitbetaald vanaf 1 januari. Niettemin worden toch zijn schulden door de kolonel ingehouden. Geld overhouden is er dus nog steeds niet bij en hij vraagt zijn vader om een maandelijkse toelage. Wat hij van zijn vader krijgt zal niet veel geweest zijn, maar hij schrijft in ieder geval daarna steeds minder over zijn geldgebrek. Spoedige inzet van het Regiment is nog de enige manier om zelf wat meer te verdienen maar helaas loopt de laatste revue (in spectie) van enkele generaals niet goed af: opnieuw excerceren dus! In zijn laatste brief van dat jaar schrijft Gijs dat het Regiment nu voorzien is van blauw-wit-rode kokardes op de hoofddeksels. De opmars van de Revolutie is begon nen en ook merkbaar in het leger. De stadsmagistraten hebben de officieren van het Regiment een vijf

Periodieken

De Waterschans | 1996 | | pagina 8