Mest en milieu in de Late Middeleeuwen
De Waterschans nr. 4 1999
ontwikkelden zich in Noord-Italië
talrijke majolica-ateliers, waarvan
Faenza, Deruta en Montelupo de
bekendste leveranciers werden aan
steden zoals Florence. De Itali
aanse Renaissance beïnvloedde de
vormentaal en decoraties van het
majolica in hoge mate vanaf het
einde van de 15de eeuw. Allerlei
motieven uit de klassieke oudheid,
zoals de grottesken en gestileerde
bladranken (afgeleid van de Ro
meinse wandschilderingen), wer
den toegepast. Majolica was een
relatief luxe artikel, vanwege de ar
beidsintensieve en dus dure pro
ductie, dat via de handel zijn weg
vond naar de omringende landen.
In de 16de eeuw had Montelupo
vrijwel het monopolie op de export
naar het buitenland. Ondertussen
was er ook in het noorden een
productie van majolica op gang ge
komen door emigrerende Italianen.
In Antwerpen werd al op het einde
van de 15 de eeuw 'geley-goed' ge
maakt en de vroegste vermelding
dateert er uit 1508.
De eerste plaats in het huidige Ne
derland, waar majolica werd gepro
duceerd, was Bergen op Zoom. In
de stadsrekening van 1517-1518
staat vermeld dat een subsidie werd
verstrekt voor het bouwen van een
majolica-oven, waarschijnlijk ten
behoeve van geleybakker Lucas
Raymonts. Tot 1550 waren er nog
minstens vier andere majolicabak-
kers werkzaam in de stad, vermoe
delijk aan de Zuidzijde van de Ha
ven. Na die tijd stopte de Bergse
productie, om juist weer op te ko
men in steden als Middelburg. Am
sterdam Utrecht en Haarlem (6).
Wanneer we de schotel uit de For-
tuijne bekijken, dan valt allereerst
de ongewone vorm op, totaal afwij
kend van hetgeen in de Late Mid
deleeuwen in onze streken ge
maakt werd. In feite gaat het om
een typische Italiaanse Renais-
sance-vorm, die ontwikkeld werd in
Faenza en Montelupo en 'crespina'
werd genoemd. De crespina is af
geleid van metalen vaatwerk en
diende om bijvoorbeeld fruit op te
serveren (7). Het Bergse exemplaar
is echter voorzien van twee gaatjes
in de voetrand, waarmee het aan
de wand gehangen kon worden en
was dus tevens een sierobject.
De beschildering stelt ons voor
grotere raadsels. Hoewel de grottes
ken op de rand zonder meer van
Italiaanse voorbeelden zijn afgeleid
en met zorg werden geschilderd, is
de onregelmatige verdeling van de
zes vakken ronduit slordig. Ook de
kaders tussen de vakken zijn bibbe
rig en ongelijk opgezet. Op geen
enkele Italiaanse schotel is een der
gelijke stijl terug te vinden. Ook de
overheersende kleuren geel en
roodbruin vallen op en doen meer
aan Zuidnederlandse majolica
denken dan aan de Italiaanse. De
weergave van een vrouwspersoon
in een landschap, soms met rozen
krans en palm of pluim, is een vaak
toegepast motief op schotels uit
Montelupo in de 16de eeuw (8).
Het geheel doet denken aan de
heilige Barbara. Helaas ontbreekt
het grootste deel van de voorstel
ling, maar een detail bij het toren
tje links op de achtergrond zou wel
eens de duim van haar rechterhand
kunnen zijn, waarmee ze een toren
vasthoudt, het bekendste attribuut
van Barbara. Op afbeelding 5 is een
hypothetische reconstructie van de
centrale afbeelding gemaakt.
De detaillering van de figuur en de
achtergrond sluit echter veel meer
aan bij de laatmiddeleeuwse schil
derkunst van de Zuidelijke Neder
landen dan bij de Italiaanse Re
naissance.
We mogen hieruit concluderen dat
de crespina uit de Fortuijne in
onze streken vervaardigd werd en
wat betreft vorm en decoratie sterk
werd beïnvloed door Italiaanse
voorbeelden. De datering ligt ver
moedelijk in de vroege 16de eeuw
en daarmee moet het een van de
eerste uitingen van de Renaissan
cestijl in onze stad geweest zijn.
Duidelijke parallellen van deze
schotel zijn tot op heden niet ge
vonden, ook niet in een bekend
productiecentrum als Antwerpen.
Daarmee dringt zich de vraag op,
of het voorwerp in Bergen op
Zoom gemaakt zou kunnen zijn. In
1975 werden bij de verbouwingen
van de panden Zuidzijde Haven
27-29 enkele majolica scherven
verzameld, die bij nadere bestude
ring productieafVal bleken te zijn.
Ze waren afkomstig van de omge
ving van het huis 'de Drie Harin
gen', waar in 1534 geleijbakkers
werkten' (9). Van deze scheiven zijn
vorig jaar monsters genomen, die
door het British Museum in Lon
den geanalyseerd zullen worden.
Door de speciefieke samenstelling
van de klei per productieplaats is
het reeds gelukt om enkele centra
via chemische analyse van elkaar te
onderscheiden (10). Op termijn zal
het misschien mogelijk worden om
op deze manier ook de Bergse ma
jolica te identificeren.
Noten
142
De Waterschans nr. 4 1999
Rochus J. van den Bergh
Geschetst beeld een juist beeld?
De geschiedschrijver laat er vaak
geen twijfel over bestaan: een stad
in de Middeleeuwen was vuil, zij
stonk en er heersten onhygiënische
toestanden. Voorbijgaand aan de
vraag of de middeleeuwse bewo
ners dit zelf ook zo hebben onder
vonden, wordt vervolgens gewezen
op de onverharde straten vol kuilen
en poelen, de loslopende varkens,
honden en pluimvee, de stank van
de open riolen, de ontelbare mest
hopen en het overal aanwezige af
val. Ook de gewoonte van verschil
lende inwoners om hun natuurlijke
behoeften op straat te doen, of daar
te deponeren, wordt in dit soort op
sommingen meestal niet vergeten.
Onvermijdelijk ontstaat hierdoor de
indruk dat de toenmalige bestuur
ders niet opgewassen waren tegen
de veranderingen die zich in de
maatschappij voltrokken. Dat het
ontstaan van een stedelijke samen
leving, gekenmerkt door een snelle
bevolkingsaanwas, een groeiende
nijverheid en toenemende handels-
en verkeersactiviteiten in een omge
ving met een overwegend agrarisch
karakter, dusdanige problemen op
leverde voor het milieu dat de over
heid, in haar pogen om die proble
men op te lossen, veelal machte
loos stond.
Oude archieven tonen ons echter
juist het tegenovergestelde. We tref
fen er talloze voorschriften en or
donnanties aan waarin exact staat
vermeld hoe de burgers zich dien
den te gedragen en waarin duidelijk
omschreven werd wat de overheid
van hen verwachtte.
Wel staat ter discussie of veel van
deze voorschriften een verbetering
van het milieu beoogden, dan wel
pogingen waren andere, meer zake
lijke doelen te bereiken.
Moet men bijvoorbeeld het laten
verwijderen van de overal verspreid
liggende mesthopen zien als een
Afb.l. Oudste plattegrond van Bergen op Zoom (Uit: Slootmans. K Bergen op
Zoom, een stad als een huis, 4e druk 1977).
Verklaring letters en cijfers:
A: Grote Kerk; B: Stadhuis; C: Lakenhal; D: Juwelierspand; E: Oosterlin
genhuis; F: Waag; G: Gasthuis; H: St. Margrietenklooster, J: Minderbroe
dersklooster, L: St. Jacobsgasthuis; M: Grebbe; N: Pakhuizen van de Engel
sen; O: Handelshuis van de Engelsen; P; Vleeshal; Q: Halle van Antwerpen;
R: Halle van Weert; S: Halle van Diest; T; Halle van Armentières; U: St. Pe
ter en Paulus kapel; V; Cellezustersklooster; Z: Bospoort; DD: Markiezen
hof; EE: Lieve Vrouwetoren; FF: Lieve Vrouwekapel; GG: Helle.
I. Grote Markt; 2. Zuivelstraat; 3. Blauwehandstraat; 4. Minderbroeders
straat; 5. Weverskat; 6. Wijngaardstraat; 7. Hofstraat; 8. Scholiersberg; 9. St
Catharinaplein, vroeger Huidenmarkt; 10. Nleuwstraat; 11. Engelsestraat,
vroeger H. Geeststraat; 12. Kremerstraat (Zilversmidstraat); 13. Wolzakstraat;
14. Cromwielstraat; 15. Kortemeestraat, vroeger Brouwersstraat; 16. Fortuin
straat, vroeger Oude Potterstraat; 17. Molstraat, vroeger Korte Potterstraat;
18. Potterstraat, vroeger Nieuwe Potterstraat; 19. Pensstraat; 20. Bosstraat; 21.
Hoogstraat; 22. Kerkstraat; 23. Schoolstraat;
24. Koevoetstraat, vroeger Papenstraat; 25. Huybergsestraat; 29. Lieve Vrou
westraat.
143
(1) Een voorlopig en summier verslag ver
scheen in 1995 in De Waterschans. M.Ver-
munt, 'Goud uit Bergse Bodem', De
Waterschans 25-2 (1995), 51-55; (2) WAvan
Ham en J.L.C.Weyts, 'Het Kleine Hof aan de
Goudenbloemstraat'. Studies uit
Bergen op Zoom, monografie 1. Bergen op
Zoom 1978, 16-17; (3) I.de Raedt e.a., 'Sa
menstelling van 15de tot 17de eeuwse glazen
voorwerpen opgegraven in Antwerpen'. In:
Brabom 2. Berichten en Rapporten over het
Antwerps Bodemonderzoek en Monumen
tenzorg. Antwerpen 1998, 89-110; (4) Deter
minatie door H.Henkes, Museum Boymans-
van Beuningen te Rotterdam, waarvoor mijn
hartelijke dank; (5) Hugh Tait, 'The Golden
Age of Venetian Glass'. Londen 1979, pl.2 en
3; (6) G.Groeneweg, 'Bergen op Zooms aar
dewerk', Bijdragen tot de studie van het Bra
bantse Heem 35. Waalre 1992, 35-39; (7)
J.Hurst, D.S. Neal en H.J.E. van Beuningen,
'Pottery produced and traded in North-West
Europe 1350-1650'. Rotterdam Papers VI,
Rotterdam 1986, 22-23; (8) Idem, 13-14; (9)
Met dank aan dhr. C.van Opdorp te Hooger-
heide die de scherven geschonken heeft aan
het gemeentelijk depot. (10) D.Gaimster
(ed.), 'Majolica in the North. Tlte Archaeology
of Tin-Glazed Earthenware in North-West Eu
rope c. 1500-1600'. British Museum Occa
sional Paper no.122. London 1999. Hierin
worden ook de Bergse majolicavondsten be
schreven en afgebeeld.
FAUSTO NUMINE
BERGA V1CTRIX