De Waterschans nr. 2 2000
Scheldesteden. Antwerpen als oud
ste en grootste van de twee ging er
van uit dat het een zekere mate van
zeggenschap had over Bergen op
Zoom, want dat zou deel uitmaken
van het markiezaat Antwerpen, wat
Bergen ontkende. Het was zo dat
van oudsher Bergen op Zoom het
stadsbestuur van Antwerpen om
raad vroeg als het met een moeilijke
juridische kwestie zat. Vooral in de
rechtspraak deed zich dat voor. Ook
Breda erkende in dat opzicht Ant
werpen als haar adviseur. Eenzelfde
soort verhouding bestond er jaren
lang tussen Steenbergen en Bergen
op Zoom, omdat Steenbergen stads
rechten had gekregen met die van
Bergen op Zoom als voorbeeld. Dat
schiep een soort familieverhouding.
Antwerpen meende echter dat het
wat te vertellen had in en over Ber
gen op Zoom en liet dat bij som
mige gelegenheden duidelijk mer
ken. In 1425 was het weer eens zover.
Het begon op de Koudemarkt met
de arrestatie van Jan de Luutslegher,
een muzikant uit Antwerpen. Die
kocht laken en riemen om zijn luit
op te bergen, maar betaalde met vals
geld. De schout arresteerde hem.
Antwerpse poorters waren bereid
een borgsom voor Jan te storten,
maar de Bergse schout ging daar
niet op in. Antwerpen diende toen
een officieel verzoekschrift in tot uit
levering van Luutslegher om hem
voor de eigen rechters te brengen.
De Antwerpse bestuurders wezen er
in hun verzoek op dat Bergen op
Zoom eigenlijk een deel was van het
markiezaat Antwerpen, maar juist
dat motief viel bij de Bergenaren en
hun heer verkeerd. Jan I stond op
het standpunt, dat hij zijn heerlijk
heid rechtstreeks in leen had van de
Brabantse hertog en niet via de
markgraaf of markies van Antwer
pen, ook al waren hertog en markies
in dit geval dan dezelfde persoon.
Het bestuur van Antwerpen deed
daarop Hector van Bergen, schout
en drossaard van Bergen op Zoom,
in de ban en het zag kans om Hec
tor met enkele stadgenoten te arres
teren. Hertog Jan IV stelde toen
voor, om de zaak aan hem als neu
traal bemiddelaar voor te leggen,
maar Antwerpen weigerde. De stad
stuurde zelfs enkele honderden
schutters naar Bergen op Zoom voor
een afstraffing. Ze kwamen niet ver
der dan het vernielen van de galg.
Ook een molen moest eraan gelo
ven.
AJb.3. Jacoba van Beieren, gravin van Holland, Zeeland en Henegouwen. Zij moest deze
gebieden afstaan aan Filips de Goede.
De hertog van Brabant verbood
daarop al zijn onderdanen om nog
handel te drijven met Antwerpen.
Verder liet hij Antwerpse kooplieden
arresteren en hun goederen in be
slag nemen. Op haar beurt verbood
de Scheldestad op 14 november elke
handel met Bergen op Zoom. Toen
was de hertog weer aan zet. Hij
machtigde Jan I van Glymes om
zich met alle mogelijke middelen te
verdedigen tegen de Antwerpenaren.
Hij sprak hem en zijn onderdanen
bij voorbaat vrij van elke vervolging
als ze lieden uit Antwerpen zouden
doden of verwonden. Op aandrin
gen van andere steden gaven schout
en schepenen van Antwerpen toe en
legden de kwestie voor aan de her
tog. Die stelde een commissie in om
de zaak nader te onderzoeken en
beide steden beloofden zich aan de
uitspraak van die commissie te zul
len houden. Antwerpen werd schul
dig bevonden en moest de aange
richte schade vergoeden. Op
31 mei 1427 bekrachtigde hertog Fi
lips van St. Pol, opvolger van Jan IV,
de verzoening tussen Bergen op
Zoom en Antwerpen. Over de eigen
lijke kwestie deed de arbitragecom
missie geen uitspraak met als gevolg
dat er nieuwe problemen ontston
den.
Reeds in 1429 botsten de Schelde
steden andermaal. Engelse kooplie
den die op weg waren naar de Kou
demarkt werden in Antwerpen aan
gehouden vanwege onbetaalde reke
ningen. Bergen zag daarin een
schending van haar privilege van
marktvrijheid en protesteerde, maar
Antwerpen gaf niet toe. Daarop liet
Bergen op Zoom alle Antwerpena
ren op de Koudemarkt arresteren en
beslag leggen op hun goederen. De
62
De Waterschans nr. 2 2000
affaire werd voorgelegd aan de ove
rige Brabantse steden en aan de her
tog. Die gaven Bergen op Zoom on
gelijk want, zo stelden ze, bezoekers
van jaarmarkten blijven ter plaatse
verantwoordelijk voor hun schulden.
In 1430 kreeg Bergen op Zoom weer
ongelijk nu omdat het personen die
door de Antwerpse rechtbank waren
verbannen in bescherming had ge
nomen. Twee jaar later dacht de
schout van Antwerpen: 'Kom, ik zal
eens naar Bergen op Zoom gaan om
daar mijn functie uit te oefenen'. Het
gevolg was een grote volksoploop, in
zoverre daar in een stad van circa
5.500 inwoners sprake van kan zijn.
De Staten van Brabant veroordeel
den het optreden van Bergen op
Zoom, maar verzuimden wederom
zich uit te spreken over de eigenlijke
kwestie. Dat gebeurde pas in 1494.
Toen besliste hertog Filips de
Schone dat de heer van Bergen op
Zoom zijn heerlijkheid rechtstreeks
in leen had van de hertog van Bra
bant.
4. Jan II van Glymes onder voogdij
(1427-1440)
In 1427 stierf Jan 1 van Glymes op
zijn kasteel in Wouw. Ook hertog Jan
IV verwisselde dat jaar het tijdelijke
met het eeuwige. Beide vorsten had
den nog hun zegel gehecht aan de
stichtingsakte van de universiteit van
Leuven, de eerste in de Nederlan
den. Jan IV werd opgevolgd door
zijn broer Filips van St. Pol 1427-
1430). Jan van Glymes liet zeven
jonge kinderen na. Zijn oudste zoon
volgde hem op als Jan II, maar die
was pas tien jaar. Met zijn broertjes
Hendrik en Antoine ging hij naar de
universiteit van Leuven. Zijn moeder
Johanna van Boutershem en zijn
neef Jan van Wouw traden op als
voogden.
Johanna verzocht hertog Filips om
het privilege van de marktvrijheid
opnieuw te bevestigen. Het origineel
was bij de stadsbrand van 1397 ver
loren gegaan. Filips van St. Pol vol
deed aan die wens en garandeerde
elke bezoeker van de Paasmarkt en
van de Koudemarkt volledige vrij
heid gedurende zes weken achter
een. Wel maakte hij een uitzonde
ring voor kooplieden die tollen of
andere belastingen ontdoken en
voor inwoners van landen waannee
hij in oorlog was. Voor de bloei van
de stad was de bevestiging van de
marktvrijheid van groot belang.
In 1428 promoveerde de kerk van
Bergen op Zoom tot kapittelkerk dat
wil zeggen dat er meerdere geestelij
ken, de zogenaamde kanunniken,
aan verbonden werden, in dit geval
tien, die dagelijks gemeenschappe
lijk hun gebeden verrichtten in het
kerkgebouw. Ze ontvingen daarvoor
een financiële vergoeding. Daarvoor
waren aparte fondsen in het leven
geroepen. Langs de huidige Koe
voetstraat verrezen de kanunniken
woningen. Het zou tot 1442 duren,
voordat paus Eugenius IV het kapit
tel goedkeurde. Hij gaf bij die gele
genheid Jan II en diens opvolgers
het patronaatsrecht over de St-Ger-
trudiskerk Dat recht hield in dat de
heren van Bergen op Zoom de pas
toor van de kerk mochten benoe
men. Er bleken ook nog altijd ban
den te bestaan met de abdij van Nij-
vel, want de abdis mocht enige ka
nunniken aanwijzen.
Zo'n kapittelkerk gaf de stad meer
status. Het bleek voor Bergen op
Zoom aanvankelijk wat hoog gegre
pen, want al gauw moesten de voog
den van Jan II het stadsbestuur fi
nancieel bijspringen. In 1430 over
leed Filips van St.Pol. Hij was onge
huwd. Filips de Goede, sinds 1419
onder meer hertog van Bourgondië
en graaf van Vlaanderen, volgde
hem op als hertog van Brabant en
Limburg. Eveneens in 1430 overleed
op 5 december Johanna van Bou
tershem, moeder en voogd van Jan
II. Die kreeg twee nieuwe voogden
(tot 1440), maar legde toch al op 9
AJb.4. Jan II van Glymes, bijgenaamd:
metten Lippen. Hij was heer van Stad en
Land van Bergen op Zoom van 1427 tot
1494.
januari 1431, hij moest nog veertien
worden, de eed af op de privileges
van de stad. Het jaar daarop maakte
de magistraat een begin met het bij
houden van de registers van de ren
tebrieven en de recognitiën geld
bedragen voor de erkenning van di
verse rechten). Voor de historicus
zijn die documenten een belangrijke
bron. Het was in 1428 dat Johanna
toestemming gaf om de schorren
onder Ossendrecht in te polderen.
Ook dat bracht geld in het laatje.
5. Spanningen tussen stadsbestuur
en kapittel
Het oprichten van een kapittel bete
kende voor de stad een versterking
van de geestelijke stand. In de mid
deleeuwse maatschappij sprak men
van drie standen: de adel, de geeste
lijkheid en de burgerij. Dat was niet
de hele bevolking, want juist de ver
uit grootste groep ontbrak eraan, na
melijk de boeren. De twee eerstge
noemde standen maakten lang de
dienst uit. Zij stelden zichzelf aan
vankelijk vrij van het betalen van be
lastingen. De adel meende vol
doende te doen voor het algemeen
welzijn door te fungeren als bestuur
ders en verdedigers. De geestelijken
beschouwden zich als de bemidde
laars tussen God en mens, als de be
dienaren van de kerk en leraars van
de jeugd en op basis daarvan claim
den zij het privilege van belasting
vrijdom. Het heeft bijvoorbeeld de
hertogen van Brabant heel wat
moeite gekost om de kloosters over
te halen tot het betalen van belas
ting.
Ook in Bergen op Zoom speelde die
kwestie. Zodra het stadsbestuur bij
de kanunniken aanklopte voor het
innen van belasting, begonnen de
heren moeilijk te doen. Dat bleek al
in 1430. De kanunniken wilden geen
bieraccijns betalen, maar een ge
schillencommissie oordeelde dat zij
daartoe verplicht waren, want alle
geestelijken in de stad deden dat van
ouds. Om toch de heren wat tege
moet te komen, beloofde de stad
aan het kapittel elk jaar op 24 juni,
feestdag van St. Jan, vijftig Beierse
guldens terug te betalen. De kanun
niken van hun kant zegden toe voor
taan iedere dag om 9.00 uur een ge
zongen requiemmis op te dragen
voor de zielerust van de overleden
heren en vrouwen van Bergen op
Zoom. In 1430 wilde het kapittel de
school gaan beheren, maar daarte
gen verzette de magistraat zich met
63