Dopen, duivels en kosters in Halsteren
De Waterschans nr. 4 2002
De Waterschans nr. 4 2002
Adnaan G. van Roode
fa
Afb.l. Foto uit 1911 van de Sint-Martinuskerk te Halsteren, de kerk waar Mattheus
de Beer tot 1647 pastoor was (Regionaal Historisch Centrum Bergen op Zoom).
Bij het overbrengen van de gege
vens uit het doop- trouw en begra
fenisboek DTB Halsteren 2 naar een
computerbestand van het Regio
naal Historisch Centrum in Bergen
op Zoom stuitte ik al gauw op tek
sten als die van 02-11-1639: 'Exorci-
savi Adrianum Willemsen baptisatus
fuit a Magistro Marcello Artsen
(Ik heb een exorcisme uitgesproken
over Adrianus Willemsen, die ge
doopt is door magister Marcellus
Artsen of die van 15-01-1640:
'Exorcisavi Elisabetham Digni bap-
tisata fuit a me 13 huius mensis
(Ik heb een exorcisme uitgesproken
over Elisabetha Dignussen, die de
13e van deze maand door mij ge
doopt isDeze exorcismen (dui
velbezweringen) kwamen boven
dien tamelijk veelvuldig voor: iedere
maand werd wel een of meer ma
len melding gemaakt van zo'n ge
beurtenis. Je zou haast gaan den
ken aan obscure middeleeuwse
toestanden in het 17e eeuwse Hal
steren! Bovendien speelde ge
noemde magister Marcellus Artsen
- vaker nog gespeld als Aertsen -
hierbij kennelijk een rol. Kijken we
bv. naar 28-08-1640: 'Ik heb een
exorcisme uitgesproken over de
eerder door Marcellus Artsen ge
doopte Wilhelmus Cornelissen,
zoon van Cornelius Faessen en
Catharina Cornelissen. Peetouders
bij het exorcisme: Martinus van
Lanschot en Stijntjen Joris'. Of
naar 02-09-1640: 'Ik heb een exor
cisme uitgesproken over de eerder
door magister Marcellus Artsen op
29 augustus gedoopte Cornelia
Hertsens
Wie was die magister Marcellus
A(e)rtsen? De titel 'magister' kon er
in die tijd op duiden dat men vol
ledig was afgestudeerd aan de
theologische faculteit van be
faamde universiteiten als die van
Leuven of Keulen. Dat een zo ge
leerd iemand in Halsteren woonde,
hoeft op zich niet verbazingwek
kend te zijn. Ook de grote Erasmus
bracht aan het eind van de 15e
eeuw enige tijd in Halsteren door
op het buitenverblijf van Hendrik
van Bergen, bisschop van Kamerijk
en oudere broer van Jan III van
Glymes, heer van Bergen. Erasmus
was toen als secretaris in dienst van
deze bisschop. Tijdens zijn verblijf
in Halsteren schreef Erasmus zijn
Liber antibarbarorwn (Het boek te
gen de barbarij), waarin o.a. drie in
woners van Bergen op Zoom, stads
klerk Jacob Battus, burgemeester
Willem Koenraad en geneesheer
Joost van Schoonhoven een ge
sprek voerden waarin zij de grote
vormende waarde van de klassieke
schrijvers benadrukten. Is door en
over Erasmus in de loop der eeu
wen zeer veel geschreven, naar een
Marcellus A(e)rtsen uit Halsteren
wordt ook in recente literatuur in
het geheel niet verwezen.
Voor we meer proberen te vinden
over de functie en de persoon van
Marcellus A(e)rtsen dienen we
eerst helderheid te verschaffen over
de context waarin wij hem ont
moetten: het exorcisme.
Exorcismen
Ter uitvoering van de besluiten van
het Concilie van Trente (1545-1563),
verscheen in 1614 het Rituale Ro
manian. Dit Rituale beschrijft tot in
detail de orden van dienst voor alle
vieringen in de rooms-katholieke
kerk, behalve voor de viering van
de Eucharistie. Ook exorcismen ko
men daarin voor. Eerder verscheen
het Pastorale van Mechelen (1589),
reeds gebaseerd op de vernieuwde
1 6 O
uitgangspunten van Trente, waarin
ook een handleiding voor exorcis
ten was opgenomen. Dit Pastorale
verwierf al gauw onmiskenbare au
toriteit niet alleen in het aartsbis
dom Mechelen, maar tot in de
wijde omgeving daarvan. Het
spoorde exorcisten aan tot grote te
rughoudendheid: mensen die den
ken van de duivel bezeten te zijn of
van wie zulks gezegd wordt, lijden
volgens het Pastorale in verreweg
de meeste gevallen aan een ziekte.
Daarbij is een arts van meer nut
dan een exorcist. Exorcisten werd
ook uitdrukkelijk verboden medi
cijnen voor te schrijven. Het was de
rooms-katholieke kerk erom te
doen het nog algemeen levende
idee weg te nemen dat demonische
machten belangrijke invloed kon
den uitoefenen in het leven van
mensen met soms welhaast onont
koombare desastreuze gevolgen
voor de betrokkenen. Door het te
rugdringen van de praktijk van het
duivelbezweren wilde de kerk be
reiken dat het beeld van de duivel
meer in overeenstemming kwam
met wat de scholastieke theologie
leerde: misschien soms wel hinder
lijk, maar in geen geval machtiger
dan God uitdrukkelijk toestond.
Christenen waren, als zij wilden, de
meerderen van de duivel. Slechts
als men zich vrijwillig aan de dui
vel onderwierp, kon hij macht over
iemand uitoefenen.
Een exorcisme is een in het Rituale
Romanian nauwkeurig omschreven
ceremonie, bestaande uit woorden
en handelingen. In het Rituale ko
men drie soorten exorcismen voor:
- het groot exorcisme;
- het exorcisme vóór de doop:
- exorcismen over zaken.
Het groot exorcisme
Het uitspreken van het groot exor
cisme was sinds het Concilie van
Trente uitdrukkelijk voorbehouden
aan die priesters die daartoe speci
aal gemachtigd waren door hun
diocesane bisschop. Dit voorschrift
diende om een eind te maken aan
de wildgroei van vaak goed be
klante praktijken van priester- en
lekenexorcisten die al dan niet be
wust misbruik maakten van het nog
alom heersende bijgeloof.
De bevoegde priester diende zich
goed voor te bereiden door zo mo
gelijk eerst te biechten en een H.
Mis op te dragen om goddelijke
Afb.2. Foto van de doopvont uit de
Sint-Martinuskerk te Halsteren,
genomen na de opgraving in 1920.
Deze doopvont is waarschijnlijk in 1647
begraven (Uit: Albert Delahaye, De
parochie van Halsteren tot 1930, 1974).
hulp af te smeken. Daarna kleedde
hij zich in superplie en paarse
stola, maakte een kruisteken over
de bezetene, zichzelf en de om
standers en besprenkelde hen met
wijwater. Geknield zegden zij een
aantal litanieën en baden het onze
vader.
Na psalm 54 (Vulgaat: 53) en een
gebed volgde een bevel aan de dui
vel: 'Ik gelast jou, wie je ook bent,
onreine geest, en al je gezellen die
deze dienaar (of dienares) van God
bezeten houden, dat jij mij door
een of ander teken jouw naam
zegt, de dag en het uur van je ver
trek. En ik ben dan wellicht een
onwaardige dienaar Gods, jij zult
me in alles gehoorzamen en dit
schepsel Gods, of de omstanders,
of hun goed op geen enkele wijze
krenken.'
Hierna werd het eerste gedeelte
van het Johannesevangelie gelezen
en een aantal fragmenten uit de
evangelies waarin verteld wordt van
overwinningen op de duivel.
Daarna volgden drie langere exor
cismen, telkens voorafgegaan door
gebeden waarin God gevraagd
werd deze mens te verlossen van
onreine geesten. De priester werd
aangeraden de exorcismen 'stand
vastig en met groot geloof uit te
spreken.
Was het beleid van de rooms-ka
tholieke kerk inzake exorcismen
voor die tijd modern te noemen,
de tekst van de exorcismen is af
komstig van bezweringsformules
uit de 8e tot de 11e eeuw, die op
zich weer wortels hebben in vroe
gere tijden. Dat blijkt o.a. uit het
grote aantal termen waarmee de
duivel alleen al in het eerste exor
cisme wordt aangesproken: 'vijand
van het geloof, vijand van het men
selijk geslacht, brenger van de
dood, rover van het leven, ver
draaier van de gerechtigheid, wor
tel van alle kwaad, haard van de
ondeugden, verleider van de men
sen, verrader van de volkeren, aan
zetter tot afgunst, oorsprong van
de hebzucht, oorzaak van onenig
heid, opwekker van smarten.' Dit
grote aantal omschrijvingen komt
voort uit de in de eerste eeuwen
van onze jaartelling nog levende
vrees boze geesten juist op te roe
pen door hen direct bij hun naam
te noemen. Deze oude gedachte
ligt ook ten grondslag aan ons ge
zegde: 'Als je het over de duivel
hebt, trap je op zijn staart.'
De term 'vijand' als omschrijving
voor de duivel vinden we reeds bij
vroeg-christelijke schrijvers, evenals
de betiteling 'rover'. De aanduiding
'incitator invidise' (aanzetter tot af
gunst) vindt zelfs haar oorsprong
in de vóór-christelijke Grieks-Ro
meinse denkwereld, waarin de op
vatting bestond dat demonen af
gunstig waren op het geluk en wel
vaart van de mensen. Een demon
werd daar wel 'invidus' (de afgun
stige) genoemd.
De drie exorcismen en de gebeden
daaromheen konden zo nodig her
haald worden. De aanwezigen wer
den aangespoord herhaaldelijk het
onzevader en het weesgegroet te
bidden, en het Credo en de kan-
tieken Magnificat en Benedictus te
zeggen.
Men vervolgde met de geloofsbelij
denis van Athanasius, waarna nog
elf psalmen werden gebeden.
De ritus eindigde met een gebed
waarin gevraagd werd om de goed
heid en de vrede van Jezus Chris
tus te laten binnentreden in plaats
van de geweken onreine geest.
1 61