HET LATIJNSE ONDERSCHRIFT
BIJ HET PORTRET VAN JAN METTEN LIPPEN (JAN II)
De Waterschans NR. 4 2002
afgelegd in Antwerpen, 's Winters
had hij 70 leerlingen; op de dag
van het bezoek van deken (4 mei)
echter 17, aan wie hij de beginselen
van het geloof onderwees. (Gezien
de opgaven van aantallen leerlin
gen in verslagen van andere jaren
lijken 70 leerlingen wel wat veel.)
Óp feestdagen leidde hij zijn leer
lingen naar de kerk. Op de woens
dagen gaf hij katechismusles. Het is
overigens niet zeker dat het in het
verslag van 1632 om de eerderge
noemde Nicolaus Meijers gaat.
Niet alle voorgangers van Marcel
lus Aertsen of Petrus van Linth ge
droegen zich zo voorbeeldig. In het
verslag van deken Hesselius van
zijn bezoek aan Roosendaal in
1644 lezen wij: 'In Roosendaal
woont een zekere meester Michael,
vroeger schoolmeester en koster
van Nispen, die in de wijde omge
ving paarden, koeien, gebouwen,
stallen en zieke mensen bezweert
en velen in opspraak brengt. Ik heb
hem vermaand, maar hij wil er niet
mee ophouden. Hij zegt dat hij ge
bruik maakt van de exorcismen en
de gebeden van de kerk, en hij
houdt hardnekkig vol dat hij van de
bisschop van Antwerpen de wettige
macht gekregen heeft te exorcise-
ren.' Deze laatste bewering mag op
zijn minst zeer twijfelachtig ge
noemd worden, gezien de toen gel
dende richtlijnen in de rooms-ka-
tholieke kerk. Mogelijk had deze
meester Michael een aantal jaren
een opleiding tot priester gevolgd,
in het kader waarvan hij lagere wij
dingen, waaronder die van exorcist,
had ontvangen.
In zijn nieuwe standplaats Nispen
werd Marcellus Aertsen - die daar
meteen al in 1644 wordt geprezen
vanwege de uitoefening van zijn
dubbele functie - ongetwijfeld ge
confronteerd met de daar heer
sende praktijken van waarzegsters
en waarzeggers. Hesselius klaagt in
in zijn visitatieverslag van Nispen
in 1644: 'Onder die waarzeggers is
een zekere Joannes Veloers, die in
Hoogstraten woont in de buurt van
het klooster. De heer pastoor van
Nispen heeft hem in Antwerpen bij
de vicaris aangeklaagd. Het zou
goed zijn als hier een voorbeeld ge
steld werd voor alle anderen.'
Geschreven bronnen
DTB 1 Bergen op ZoomRegionaal
Historisch Centrum, Bergen op
Zoom.
DTB Halsteren 1, 2, 3, Regionaal
Historisch Centrum, Bergen op
Zoom.
Gedrukte bronnen
Toebak, P.M., Kerkelijk-godsdienstig
leven in westelijk Noord-Brabant,
1580-1653. Dekenale visitatieversla
gen als bron. Band 2, Breda 1995.
'Ritus exorcizandi obsessos a dffi-
ntonio' in: Rituale Romanian.
'Exorcismus in satanam et angelos
apostaticos' in: Rituale Romanian.
'Ritus sacramentorum' in: Rituale
Romaiuim.
Missale Romanian.
Geraadpleegde literatuur
Bartelink, G., 'De demonologie van
het vroege christendom' in: Rooij-
akkers, G. e.a. (ed.), Duivelsbeelden
Baarn 1994.
Bartelink, G., 'Benamingen en ver
schijningsvormen van duivel en de
monen in oudchristelijke geschrif
ten' in: Rooijakkers, G. e.a. (cd.),
Duivelsbeelden, Baarn 1994.
Caspers, C.MA, 'Weg met de dui
vel? De rooms-katholieke kerk en
haar 'groot-exorcisme' van de zes
tiende eeuw tot heden' in: Rooijak
kers, G. e.a. (ed.), Duivelsbeelden
Baam 1994.
Deursen, P.M. van. Mensen van
klein vermogen. Het kopergeld van
de Gouden EeuwAmsterdam, 1996.
Delahaye, A. e.a.. Zeven eeuwen
Halsteren, Halsteren 1980.
Erasmus, D., Het boek tegen de bar
barij. Vertaald, ingeleid en van aan
tekeningen voorzien door Istvan Bej-
czy, Nijmegen 2001.
Katholieke Encyclopcedie. Deel VI,
Amsterdam 1935.
Mooij, Ch. de, Geloof kan Bergen
verzetten, Hilversum 1998.
Rogier, L.J., Geschiedenis van het
Katholicisme in Noord-Nederland in
de 16de en 17de eeuw 3. 5 dln, Am
sterdam/Brussel 1964.
Toebak, P.M., Kerkelijk-godsdienstig
leven in westelijk Noord-Brabant,
1580-1653. Dekenale visitatieversla
gen als bron. Band 1, Breda 1995.
Wegman, H.A.J., Riten en mythen
Kampen 1991.
16 6
De Waterschans nr. 4 2002
In het Markiezenhof te Bergen op
Zoom hangt in de Blauwe Zaal een
schilderijtje van Jan met de Lippen
vergezeld van een Latijns onder
schrift en een Nederlandse bewer
king daarvan.
De oudste weergave van het La
tijnse onderschrift is echter te vin
den in Den Nederlandtschen Her-
auld (1) van Th. De Rouck uit 1645.
De schrijver heeft het daar over de
wettige kinderen en 'illegitime
soonen en dochteren. Soo dat de-
sen Heer Jan van Glyntes ofte met
de Lippen in alles heeft gepro-
creërt vijftich kinderen: ter Ghe-
dachtenisse van welcke van oudts
ende als noch staet dit Distichon,
onder dese syne (i) effigie tot Berg-
hen aldus: i Op 't stadthuys'.
Dan volgt er een afbeelding van
Jan met de Lippen, een houtsnede
en doordoor een spiegelbeeld ten
opzichte van het schilderijtje dat
zich nu in het Markiezenhof be
vindt. Daaronder staat een Latijns
gedichtje van 2 regels.
'En pictus labeo, cpuem habris habra
fovendó,
E>ij checies cjuinta fecerunt probe
beatum
De tekst vervolgt dan: Ende meer
duydelijk in onse tale met dese
woorden:
Heer lan mette Lijopen, is hier
H'aer het heven ghesteht seer fier,
Hhach vijftich hinders,'t was mans
ghetier,
Sterf duyst, vier hondert,
tnegentich vier.
Deze tekst staat ook boven het
schilderijtje in het Markiezenhof.
De vermelding van 'vijftich kinde
ren' vloeit voort uit het Latijnse ge
dichtje en wordt zonder uitleg of
toevoeging gegeven. Het gedichtje
is gemaakt 'ter ghedachtenisse' van
het kindertal.
Drs. J. Dekker
Afb.l. Het schilderijtje met het Latijnse onderschrift en de Nederlandse bewerking.
De datering
Valt er iets te zeggen over de ou
derdom van het Latijnse gedichtje?
De Rouck zegt: 'van oudts ende als
noch'. Dit betekent ongeveer: 'zo
wel vroeger als nu nog'. Een zeer
vage aanduiding, want De Rouck
schrijft dit 150 jaar na het overlij
den van Jan II. Kan het gedichtje
kort na de dood van Jan II ge
schreven zijn? Dat is mogelijk.
Het is dan de tijd van Erasmus en
de humanisten met hun uitzonder
lijke kennis van het Latijn. Boven-
1 6 7