De Waterschans nr. 4 2002
EN AnTOON COOLEN
De Waeerschans nr. 4 2002
Door dr. Cees Siegers
Tijdens het schrijven van mijn biografie over Antoon Coolen ben ik me steeds meer vragen
gaan stellen rond de relatie Coolen-Van Duinkerken (1). Waarom voelden ze zich zo tot
elkaar aangetrokken? Wat was nu de waarde van hun vriendschap? Zat daar ook niet iets
van wederkerig dienstbetoon in? Was hij van beide zijden gelijkwaardig? Ik wijdde er in
mijn boek een aparte paragraaf aan met dezelfde titel als hierboven.
Het is vaak riskant om een meta
foor te gebruiken, maar in dit geval
is het toch wel gepast.
Dubbelsterren zijn om elkaar heen
bewegende sterren die door hun
onderlinge zwaartekracht bijeen
worden gehouden. Een dubbelster
komt niet tot stand doordat twee
sterren in eikaars baan terecht ko
men. Ze ontstaan al tijdens de fase
van het condenseren uit de inter
stellaire gaswolk
Vooral dit laatste vind ik zeer van
toepassing: Coolen en Van Duin
kerken leerden elkaar kennen in
1924 toen zij 27 en 21 jaar oud wa
ren. De kem van hun ster kreeg
vorm in die verzadigde gaswolk van
de wereld van jonge katholieke in
tellectuelen die zich op cultureel
terrein begonnen te roeren. Het
was aan het eind van het tijdperk
dat de historicus Rogier 'de ontlui
king' noemde en dat in de jaren
dertig zou culmineren in 'het rijke
Roonrsche leven'.
Jeugd
Hoe was hun leven verlopen voor
die ontmoeting? Er waren zekere
overeenkomsten maar ook grote
verschillen. Bij hun geboorte had
den ze allebei een vader als brou
wen alleen was de vader van
Coolen nog meesterknecht in
loondienst en was de vader van
Van Duinkerken al een gerespec
teerd burger als telg uit een brou
wersgeslacht. Coolen werd geboren
in het Limburgse Wijlre, waar zijn
vader bij Brands werkte en na een
kort verblijf in Zevenbergen, toen
Coolen zes jaar werd, verhuisde het
gezin naar Deurne. Zijn vader werd
Afb.l. Vl.n.i: Joke, Cor, Willem en op de voorgrond Dorns Asselbergs (Foto: J.C. Serré).
daar een zelfstandig winkelier met
een klein eigen brouwerijtje.
Coolen kwam dus uit een milieu
dat bezig was te klimmen op de so
ciale ladder en hij groeide op in
een dorp in Oost-Brabant.
Van Duinkerken was een kind uit
de gezeten burgerij van een West-
Brabantse stad. Hij had daar een
onbezorgde jeugd en zijn biograaf
Van der Plas noemde zijn eerste
hoofdstuk dan ook terecht 'Voor
146
Ajb.2. Anton van Duinkerken en Godfried Bomans, 26 juli 1952.
het geluk geboren'. Hij had familie
leden die een voorname plaats in
namen in de clerus en het onder
wijs.
Deze jeugdjaren hebben invloed
gehad op hun karakters. Bij Anton
van Duinkerken heeft dit zelfverze
kerdheid, flair, vrolijkheid en lust
tot polemiseren meegebracht. Bij
Antoon Coolen speelde heel zijn
leven iets meer de mening van an
deren een rol. Hij heeft de wereld
van denkers en literatuur niet van
thuis uit meegekregen, maar ont
dekte die zelf in de boekenkast van
zijn buurman Ouwerling, daarna
Lutkie.
Maar zoals altijd moet men voor
zichtig zijn met deze snelle karak
teriseringen. Van Duinkerken had
ook een melancholische, verdrie
tige kant. 'Het wezen der ziel is ver
driet' is een bekende regel uit zijn
gedicht 'Voorbijgang'. En Coolen
aanhoorde wel de meningen van
zijn raadgevers maar deed uitein
delijk toch zijn eigen zin.
De enige manier voor een jongen
als Coolen om door te leren, was
het seminarie. Toen de drang om
gehoor te geven aan zijn roeping te
groot werd, verliet hij op 16 jarige
leeftijd, na vier afgeronde klassen
het internaat van de Norbertijnen
in Heeswijk. Het was 1914, de Eer
ste Wereldoorlog was net uitgebro
ken en hij kon volontair worden bij
de krant van zijn buurman Ouwer
ling, de onderwijzer, historicus en
hoofdredacteur van De Zuidwil
lemsvaart. Al gauw mocht hij stuk
jes schrijven voor die krant en hij
bundelde ze onder de titel Opinies.
Dit schreef de 17-jarige Antoon
Coolen met de branie van de jeugd
in zijn inleiding:
'Een jonge man ben ik. middelma
tig van gestalte en 'k woon in 't Mil-
lioenen-paradijs Deurne. Onder de
vele gebreken, waarmee 'k behept
ben, munten vooral uit: m'n bruta
liteit, m'n gewoonte van nooit te
liegen en, 't voornaamste van al,
m'n trotschheid.' Na enkele jaren
gewerkt te hebben bij kranten in
Helmond, Eindhoven en Maast
richt vertrok Coolen in 1919 via
Utrecht naar Hilversum waar hij
tot 1933 zou werken voor de Gooi-
sche Post.
De zes jaar jongere Van Duinker
ken zat vanaf zijn negende jaar op
internaten, waar soms ook nog
ooms van hem professor zijn. Zelf
schreef hij later in zijn Brabantse
Herinneringendat hij tot zijn 26ste
jaar uitsluitend is opgevoed door
Brabantse mensen. Hij meldde er
bij dat die opvoeders wel allemaal
een drang hadden naar aansluiting
met boven de Moerdijk. Maar Van
Duinkerken verbleef veel langer on
der de Brabantse heiligenstolp dan
Coolen. Na het klein seminarie be
zocht hij het groot seminarie en
liep al in priesterkleren.
Op het moment dat ze elkaar voor
het eerst ontmoetten had Coolen
dus al elf jaar levenservaring als
journalist in Eindhoven, Maast
richt, Utrecht en Hilversum, inclu
sief enkele liefdes en verkeringen,
achter de rug. Van Duinkerken was
op dat moment een weliswaar zeer
belezen, maar beschermd opge
voed seminarist, die even later
voortijdig de priesteropleiding zal
verlaten. Ook een daarna aangevan
gen studie aan de Katholieke Leer
gangen maakte hij niet af, omdat
hij al gauw tot over zijn oren in de
letterkundige en journalistieke ar
beid zou zitten.
Coolen en Van Duinkerken heb
ben dus beiden hun opleiding niet
afgemaakt, maar dat neemt niet
weg dat ze bij het verlaten van hun
scholen al veel meer gelezen had
den dan veel leeftijdgenoten die
wel hun diploma behaalden. Alle
bei hadden ze al op jonge leeftijd
een bijna onstilbare leeshonger.
Voor Coolen ging er een wereld
open toen hij in de bibliotheek van
buurman Ouwerling mocht gras
duinen. Hij las daar ook werk van
naturalisten en vrijdenkers als And-
rejev, Zola, Nietzsche, Multatuli,
Tolstoj, Isr. Querido, Voltaire, Ib
sen, Rousseau, Willem Kloos en
zijn grote voorbeeld Streuvels.
Naast Darwin las hij Ernest Hello
en de integralist Léon Bloy.
Van Duinkerken las op het semina
rie ook Hello en Bloy. Maar hij had
ook op jongere leeftijd al veel
Franse schrijvers leren kennen zo
als La Fontaine, de Musset, Cha
teaubriand, Edmond Rostand en
Franse romantisch-idealistische
schrijvers Barrès, Claudel en de
neo-thomist Joseph de Maistre.
Frankrijk werd vaak de oudste
dochter van de Moederkerk ge
noemd. De Franse literatuur was
zeer geliefd bij katholieke intellec
tuelen en de clerus. Van Duinker
ken zou bij zijn aanstelling bij De
Tijd te horen krijgen dat hij maar
veel over Franse literatuur moet
schrijven, omdat die minder discu
tabel zou liggen bij kapelaans en
pastoors.)
Vlak voor ze elkaar eind 1924 ont
moetten publiceerden ze in nieuwe
katholieke bladen en allebei be
steedden ze daarbij veel aandacht
aan Brabant.
Van Duinkerken schreef in 1923 al
in Roeping en in De Nieuwe Eeuw
'Wandelingen met de Ravenzwarte',
147
De dubbelster Anton van Duinkerken