imbrices (halfronde pannen die op de tegulae
lagen). Dat lijkt veel, maar aangezien één
complete daktegel 8,6 kilogram weegt, zegt
dit niet zoveel. De dakbedekking hoeft niet
van een gebouw afkomstig te zijn, ze kan ook
als verharding van een pad hebben gediend.
Opmerkelijk is dat vlak voor de synagoge,
net buiten het eigenlijke ven, een nagenoeg
complete tegula lag.
Er werden ook veertien fragmenten van kleine
terracotta beeldjes gevonden. De meeste
daarvan konden niet worden geïdentificeerd.
Eén ervan echter wel. Het fragment, dat hier
onder zal worden besproken, werd in een
atelier in Centraal-Gallië gemaakt.
Als laatste kunnen nog drie barnstenen
kraaltjes worden vermeld, onderdeel van een
kralensnoer.
Olie en wijn
Wat symboliseerden de kleine puntige
amfoortjes? In feite zijn het miniaturen van
'echte' amforen, ruim een meter hoge bolle
vaten op puntige bodems, voorzien van twee
oren. Die werden gemaakt in het zuiden
van Spanje, niet ver van Sevilla, en dienden
als container voor het vervoer van olijfolie.
Miljoenen liters Spaanse olijfolie vonden hun
weg naar alle uithoeken van het Romeinse rijk.
Het vervoer gebeurde per schip, waarbij de
loodzware amforen in rieten manden verpakt
waren. Op de plaats van bestemming werd de
olie over kleinere vaten verdeeld en werd de
verpakking eenvoudig weggeworpen. In Rome
ligt nog een complete berg (Monte Testaccio)
van amfoorscherven, 36 meter hoog en een
kilometer in doorsnede, gevormd door de stort
van meer dan 50 miljoen amforen uit Spanje en
Noord-Afrika.
Ook op het Thaliaplein werden fragmenten van
enkele originele Spaanse amforen gevonden.
Een stuk van een oor was gestempeld met de
letters PCEIO, wat waarschijnlijk staat voor
Publius Caecilius Honestatus, een potten
bakker die werkzaam was van 165 tot 161.
Duidelijk anders van vorm waren de amforen
uit Gallië, waarvan er ook enkele in het
ven terechtkwamen. Die dienden voor het
transport van wijn en kwamen uit pottenbak
kerscentra in Cambrai (Kamerijk) en Zuid-
Frankrijk. De mini-amforen op platte bodem
imiteerden waarschijnlijk deze wijncontainers.
De miniatuuramforen hebben echter nooit
voor het bewaren van olie of wijn gediend.
Gebruikssporen die in die richting wijzen,
ontbreken. De karakteristieke amfoortjes op
puntbodems zijn buiten Bergen op Zoom ook
nauwelijks bekend, een feit dat al snel voor
enige opschudding zorgde in de wereld van de
archeologie. Eén exemplaar werd opgegraven
in Breda (waarschijnlijk ook een ritueel offer),
twee zijn er bekend uit Nijmegen en één uit
Xanten (alle uit een grafveld). Daarom moet
aangenomen worden, dat de miniatuuramforen
geen alledaagse voorwerpen waren, maar
speciaal gemaakt werden om in het ven onder
het Thaliaplein te offeren.
Verrassend aardewerk
Tijdens de uitwerking van de opgraving werd
contact gelegd met de Belgische archeoloog
Wim de Clercq die de herkomst van een
bepaald soort Romeins aardewerk bestu
deerde. De Bergse amforen werden in zijn
onderzoek betrokken vanwege het merk
waardige zachte baksel en de unieke vorm. De
chemische samenstelling van het aardewerk
bleek volledig overeen te komen met die van de
klei, die in en rond Bergen op Zoom voorkomt.
In feite was de klei van het Romeinse
aardewerk identiek met die van middel
eeuws Bergs aardewerk waarvan we zeker
weten dat het hier gemaakt is, en afwijkend
van alle andere kleisoorten in Nederland en
Vlaanderen.3 Dat bewees dat de amfoortjes
in een pottenbakkerij in de buurt van het ven
vervaardigd moesten zijn en niet van elders
aangevoerd waren.
Op zich was dit al een bijzonder onderzoeks
resultaat, maar er was nog een verrassing.
Een grote groep Romeins aardewerk, dat in de
eerste drie eeuwen na het begin van de jaar
telling in gebruik was in een gebied dat reikte
van Midden-Nederland tot aan de Franse en
Duitse grens en waar het in het onderzoek van
de Belgische archeoloog eigenlijk om te doen
was, bleek vervaardigd te zijn uit dezelfde klei
als die van de amfoortjes. Voorheen werd dit
aardewerk, bestaande uit rood- en grijsbak-
kende tamelijk eenvoudige kookpotten, kannen
en kommen, 'Waaslands' aardewerk genoemd,
omdat men vermoedde dat het uit die regio
afkomstig was. De petrochemische kenmerken
van de klei, opvallend rijk aan mica, weken
De Waterschans 4 - 2011
164
echter totaal af van de Waaslandse kleisoort.
Ze kwamen uitsluitend overeen met de klei die
in West-Brabant letterlijk voor het oprapen lag.
Dit bewees dat het productiecentrum van deze
aardewerkgroep ergens in de buurt van (of
ter plaatse van) Bergen op Zoom had gelegen.
En aangezien aardewerk in die tijd, net als in
de middeleeuwen, per schip vervoerd werd,
betekent dit dat vlak daarbij ook een soort van
havenfaciliteit voor laden en lossen moet zijn
geweest.
Het ritueel
Keren we terug naar het ven onder het
Thaliaplein, wat kunnen we dan te weten
komen over de rituele offerplaats? Belangrijk
is het gegeven, dat de Romeinse religieuze
wereld fundamenteel anders was dan de
christelijke. De Romeinse goden hadden
grote overeenkomsten met stervelingen.
Zij werden niet als zodanig aanbeden, maar
eerder gunstig gestemd om in het dagelijks
leven profijt van te hebben. Dit gebeurde door
het aanbieden van offergaven, zoals drank en
voedsel, of gebruiksvoorwerpen. Het achter
liggende idee kan omschreven worden als het
'do ut des' principe: ik geef jou iets, zodat jij
mij iets teruggeeft. Op feestdagen of bepaalde
belangrijke momenten werden voedsel of voor
werpen geofferd aan de goden om daar dingen
voor terug te krijgen, zoals vruchtbaarheid,
voorspoed of bescherming tegen ziekten. Vaak
(maar niet altijd) had het offer te maken met
hetgeen men nodig had. Mensen die een ziekte
hadden aan een been konden bijvoorbeeld
een terracotta beentje bij het altaar plaatsen.
Zwangere vrouwen of vrouwen die geen
kinderen konden krijgen, offerden een model
van een baarmoeder. Dit gebruik van 'ex-voto's'
werd overgenomen in de katholieke kerk en
bestaat nog steeds.
Handelaren, op weg naar verre streken,
beloofden iets aan de goden te geven als ze
de reis veilig door zouden komen en goede
zaken konden doen. Bij een veilige thuiskomst
losten ze die belofte in door een altaarsteen bij
de tempel te plaatsen. Zo zijn de vele altaren
voor Nehalennia in Domburg en Colijnsplaat te
verklaren. De wijdingsteksten daarop eindigen
vaak met de formule 'VSLM', wat staat voor
'votum solvit libens merito': hij heeft zijn
belofte ingelost, gaarne en met reden.
Een 'echte' olijfolieamfoor, opgegraven bij
's-Hertogenbosch, vergeleken met een miniatuur
amfoor uit Bergen op Zoom. De grote amforen konden
leeg wel 40 kilogram wegen en 80 liter olie bevatten.
Bij de romanisering van onze streken namen
de Romeinen de bestaande godenwereld van
de lokale bevolking over en incorporeerden
die goden in hun eigen wereld. Hercules
Magusanus, Nehalennia en Sandraudiga
zijn maar een paar voorbeelden van een
grote groep 'geromaniseerde' goden. Al in
de Ijzertijd bestonden cultusplaatsen, waar
offerrituelen werden uitgevoerd. Vaak waren
dat poelen, vennen en rivieren. De offergaven
werden eerst opzettelijk beschadigd met de
bedoeling om ze aan het wereldse leven te
onttrekken. Zwaarden werden kromgebogen,
vaatwerk gebroken en sieraden verbrijzeld,
zodat geen stervelingen, alleen nog de goden
er profijt van hadden. Ook heden ten dage
bestaan er nog dergelijke handelingen, bijvoor
beeld het gooien van een munt in een put of
165
De Waterschans 4 - 2011
EAUSTO NU MINE
BERGA VICTRIX