De geschiedenis van Joodse families in Bergen op Zoom Boekbespreking door Bart van Eekelen Van Buuren-Meinardi, A., De geschiedenis van Joodse families in Bergen op Zoom, Uitgeverij Kontrast, Oosterbeek 2013. Geïllustreerd (kleur en zwart-wit), 440 pagina's, ISBN 978-94- 90834-63-0, prijs 25,00. Dit boek - of "document" zoals de auteur het noemt - vormt, zoals gesteld in het voorwoord, een herinnering aan de geschiedenissen van Jo den die ten tijde van de Tweede Wereldoorlog een band met Bergen op Zoom hadden. Het vormt de uiting van een persoonlijke fascinatie van de auteur en het resultaat van een zoektocht door vijf eeuwen geschiedenis. Het is meer een verzameling van persoonlijke herinneringen uit de eerste hand, archiefteksten, krantenartikelen, brieven en dagboekpassages, vermengd met en ingeleid door genealogische geschiedenissen, dan een alomvattend of wetenschappelijk werk. De eenentwintig hoofdstukken zijn in drie delen verdeeld. In het eerste deel wordt aandacht ge schonken aan Bergse joodse families. Bewust zijn door de auteur ook familieleden en voorva deren van de personen die aan bod komen ver meld, al blijft onduidelijk wat de relevantie van het opsommen van oudere generaties is voor de gekozen tijdsspanne. Ook blijft de verantwoording van de keuze voor de gemaakte selectie van per sonen en families onbelicht. In veel hoofdstukken worden afwisselend impressies geschetst van politieke ontwikkelingen in Duitsland en de si tuatie in Bergen op Zoom, die zodoende in een internationale context wordt geplaatst. Tot slot van veel (maar inconsequent, want niet bij alle) hoofdstukken is een naamlijst gegeven met ge boorte- en overlijdensgegevens, die stuk voor stuk verhelderend werken. In het eerste hoofd stuk vormen de plakboekknipsels van Mozes de Hes en de persoonlijke verslagen van Jan Suurmeijer, Freek Mijnsbergen en Betsy de Hes, hoewel meerdere pagina's tellend, waardevolle toevoegingen aan de impressies, omdat deze meerdere perspectieven tonen. In hoofdstuk twee, betreffende de familie Jacq (Jacob) Mol, worden - na vier eeuwen familie geschiedenis - ooggetuigenverslagen en pas sages over contemporaine politieke en militaire ontwikkelingen in de hoofdtekst ingevoegd om het persoonlijke levensverhaal van Jacob Mol te verduidelijken. Een zijweg vormt de Van Nif- trikroute, besproken in de vorm van het persoon lijke verslag van Wolf Rosenblatt. Hoofdstuk drie opent met de oorsprong van de familienaam Van Loon, om vervolgens te belanden bij Salomon van Loon en de oorlog. Het verhaal van de doch ter van de centrale persoon Isaëc van Loon en Rosali Poppelsdorf, Frieda van Loon, wordt vak kundig geïllustreerd door persoonlijke anekdo tes en brieven, waarna de auteur op logische, chronologische wijze bij Rosali terugkomt. Het verhaal van Moos Walg in hoofdstuk vijf, dat overbodig in de achttiende eeuw aanvangt, wordt ondersteund door vormelijk en inhoudelijk nauw verweven krantenartikelen, getuigenissen en commentaren van zijn zoon Max. Evenzo komt via een overbodige omweg ('De Onderwijswet van 1857') in het zesde hoofdstuk het onderwerp op Joseph de Bruin en zijn zoon Samuël (Sam) en diens broer Maurits. De persoonlijke herin neringen en anekdotes in dit hoofdstuk (Bram Aarnoudse, Corrievan den Boom, Piet Huygens, Jan Hoek, Annemarie Wijsters-Vlekke) over on der meer de onderduiking van een neergestorte Amerikaanse piloot maken de geschiedenis in leefbaar en voorstelbaar. Hoewel immer toepas selijk vermeld, valt de auteur in het zevende hoofdstuk in herhaling betreffende het benoemen De Waterschans 4 - 2013 144 van door de Duitse bezetters genomen anti-Joodse maatregelen, waarmee de behandelde families (veelal winkeliers) te maken kregen. Hoofdstuk acht start aan het begin van de negentiende eeuw bij de familie Stibbe, maar dwaalt af naar achter eenvolgens de aangetrouwde families Van Maar- sen, De la Penha, Bronkhorst en Selhorst, om via deze pagina's lange omweg bij de broers Philip, Joseph en Israël Stibbe uit te komen, omdat zij in Bergen op Zoom hebben gewoond. Bovendien is hier wederom niet elk intermezzo even relevant, zoals dat over negentiendeeeuwse levensom standigheden, maar dat over de eerste deportatie uit Bergen op Zoom laat wederom de verbonden heid van de Bergse joodse families zien. Ook het deportatiebevel en de inboedelinventarislijst illu streren het verhaal zeer goed. Het hoofdstuk erna, betreffende de families Goudstikker, vangt aan met de gebruikelijke, maar lange inleidende fa miliegeschiedenis: het zesde geslacht is van de generatie die de oorlog meemaakte. Een brief van Maurits Henri Goudstikkeren een dagboek fragment worden degelijk in de context geplaatst, maar pas hierna komen mensen met een band met Bergen op Zoom aan bod, namelijk Salomon Goudstikker en zijn kinderen. Vanaf hoofdstuk tien ontbreken de gebruikelijke inleiding, genea logische tabel en de koppen met voor- en familie namen. De passage over de ontmoeting in 2008 tussen Jan Suurmeijer en de auteur is kenmer kend voor de informele verteltrant en de persoon lijke betrokkenheid van de auteur bij het onder werp. In het tweede deel komen daarop de lotgevallen aan de orde van in Bergen op Zoom ondergedoken joodse kinderen. Vanaf dit hoofdstuk worden op sommingen in de inleidende alinea's grotendeels vervangen door volzinnen en zijn de hoofdstukken beperkter van lengte. In het elfde hoofdstuk wordt wederom de ontmoeting met Jan Suurmeijer beschreven, op aan het voorgaande hoofdstuk nagenoeg gelijke wijze, maar dit hoofdstuk vormt dankzij het andere perspectief een pendant van het vorige. Alexander en Diena Bosman en ver zetsman Bram Puijenbroek worden wederom genoemd in het twaalfde hoofdstuk, wat de verbondenheid van families en de hoofdstukken van dit document nogmaals toont. Hoofdstuk dertien is in tegenstelling tot voorgaande hoofd stukken meer beknopt, met minder bronnen en illustraties en zonder excursies of zijwegen. Het veertiende hoofdstuk gaat over Jozeph de Haan en Jannetje van der Vliet, die in Bergen op Zoom hebben gewoond, maar kwantitatief gezien echter grotendeels over hun ouders, broers en zusters, die in Rotterdam, Dordrecht, Den Haag en Breda woonden, maar het is wederom kort en bondig opgeschreven. Het onderduikverhaal van Hans Bril vormt hoofdstuk zestien, dat na een inleiding door hem zelf wordt verteld. Helaas ontbreekt een bronvermelding en zijn de in de Fam Goudstikker Isadoor en Theresia G. met Rozeke en Jules tekst gehanteerde tijdsvormen (namelijk voltooid verleden tijd) niet in overeenstemming met die van de overige tekst (onvoltooid tegenwoordige tijd). Het hoofdstuk erna start eveneens met een korte inleiding, maar gaat nu vooraf aan een eer der door David Zamet geschreven verhaal over Roosje (Iriet) en Martijn Haas, dat voor dit boek uit het Engels is vertaald en uit de eerste hand van commentaar voorzien door Martijn Haas, Coby van der Wegen-Hees en Trees Baars. Dat de gebruikte tijd per verteller verschilt, is licht sto rend voor de continuïteit van het verhaal. Het verhaal is in chronologische volgorde verteld en is door de persoonlijke gezichtspunten, waaronder de ik-vorm in een tekstfragment en de commen- 145 De Waterschans 4 - 2013

Periodieken

De Waterschans | 2013 | | pagina 13