grote gelagkamer, wit zand op de vloer, een tas koffie (veel bittere pee of een glas bier voor 5 cent, aan de wand affiches van koopdagen van boeren, die gin gen uitspannen. Konden wij het nog eens horen geen woord Hollands erbij. In De Draak kwamen zij nietda's voor de Bergenèrs; 't is er veul te duur en te deftig. Zij hadden hun vaste winkels in het Vierkantje. Soms was het een soort ruilhandel: eieren en boter voor kruidenierswaren. De Thoolse boerinnen kon men vinden in de opkamer bij Van den Branden de winkeldochter sprak er Zeeuws. Maar voor het echte Brabantse boerinnengeklap moest ge zijn bij Mie Smeur (in alle goede ren) tegenover het Sint Annastraatje (de bovenpui is nog oud). Boodschappen doen wilde tevens zeggen daarna een tas koffie en een beschuit in de kamer achter de winkel. Verse beschuit, die beschuiten-Merijn, de knecht van de Suke- ren Bakker (Suykerbuyk) uit De straat (Lepelstraat) 's morgens op zijn hondekar had meegebracht. Heerlijke boven- en onderkorsten, horizontaal doorgesneden, met boter en suiker. De kleine kinderen, Mieke of Janske, meugen vandaag ook mee naar de stad. Gij ok een lekker taske koffie, Janske, mee veul melk Allee, zij d's fraai asteblieft jieffrouw. Maar nie zo schielijk drienken, orre; netjes, mee scheutjes. Leuk om op donderdag hier en daar binnen te lopen bij Robbe een boermijn ogen beginnen me te verneuke. De vrouw zee ge mot bij Robbe 's 'nen goeien bril uitzoeken. Bij Jan Dietvorst in het begin van de Bosstraat (er is nu een radiozaak): spullegoed voor de kinderen. Een beetje verder bij Sjef So- mers kruidenierswaren, bij Mie Smeur hemden en rooie zakdoeken voor den baas. En agge teut van 't lopen zijt in de stad, dan gaan we ons boterhammekes opeten in de uitspanning. Maar, denk erom niet in De Draak of De Gouden Leeuw. Da meude daar nie, zegge ze. Bij ons, Bergse kinderen, hadden de verschillende boeren bijnamen. Wij zeiden 't is er een van Alterke droogbrood (waarom eigenlijk?): of: de boeren van Wouw, die eten pap en ze hebben d'r lepel in d'r zak; of bessembinders, bessem- binders zijn de Lepelstratenèrs. Een, van een paar heiplanten gemaakte bezem verkochten zij voor een paar centen in de stad. Elk hoekje in ons kleine vertrouw de stadje konden wij. Maar denk erom, niet in de vijfde wijk gaan spelen da's daar van dat vuil volk. Over discriminatie gesproken de stad was in vijf wijken verdeeld. Boven aan de Vismarkt was de wijk V. Maar wie dacht daarbij nog aan het getal vijf De vijfde wijk was een begrip vies en vuil. Maar wij wisten de weg er heen wel te vinden. Het verbodene loktdoor het Hofstraatje naast de kazerne naar beven. Schoelieberg en Weverskat en dan plotseling, na al die nauwe straatjes (wat een behuizing in die krotten I) de openheid boven aan de Vismarkt (waarom de oude historische naam niet behouden Links was dan de oude gevel van het Katrientje en daarnaast de bakkerij van Loose. De oude mannekes van het Katrientje zaten 's zomers op de banken in het park en hadden altijd wel wat te vertellen over den ouden tijd in onvervalst Bergs dat tot 1870 de poorten 's avonds gesloten werden, dat er in 1835 generaal pardon werd geslagen, of dat landdeken van Aken (ge vindt zijn naam nog in de poort van den „Ermenblok", was het 1830 de grote kerk op de Markt inwijdde. Wat luisterden wij naar dit alles kon ik het nog eens horen I En beneden op de Vismarkt stond, tussen een paar lindebomen, de visafslag. Merkwaardig, dat wij het Bergse product bij uitnemend heid ansjovis, nooit aten. Was het uitsluitend exportartikel Wel herinner ik mij de heerlijke Thoolse bot. Twee echt Bergse vissen waren ook geep en panharing. Het vrouwke op straat met de lange uithaal panhèringMaar op de Kaai, daar was het voor ons altijd gezellig; ik had altijd de indruk, na de Rijkebuurtstraat, in een andere stad, ergens ver weg in Zeeland te zijn. In het najaarpeeën lossen en pulp laden hoe de mannen de zware manden met peeën naar boven sjouwen; 194 of het moderne luchtspoor, waar kipkarren met pulp uit de fabriek rollen voor ons een wonder van techniek. Zagen wij iets van de prachtige oude huizen aan de Kaai Bij de Rijkebuurtstraat, of het prachtige oude pand bij de Bonte Brug Borgenaars redt toch wat er van deze prachtige huizenrij nog te redden is Een triest gezicht de volkomen ontsluierde, desolate Kaai. De oude stad ons heerlijke speelterrein; maar ook in de directe omgeving ken den wij allerlei baantjes en intieme hoekjes bij de Ketel aan de Wouwseweg en bij „het Furt" in de buurt van de Stalenbrug (da's nu toch iets daar in Bergen de trein rijdt er onderdeur en de tram boven overheen hoe is het mogelijk I). Er waren daar ook in het voorjaar nog twee kleine buurtkermissen potjeskermis en keteltjeskermis (één of twee kramen en een draaimolen); potjeskermis op het Fort naar ik meen op zondag na Pinksteren en keteltjeskermis op de Wouw seweg op Beloken Pasen. Een rustige wandeling, de Wouwseweg, tot het kerkhof: nog onbewoond. Even over de overweg links het huis van diender Van Baal, de assistent van Steketee. Wij, kinderen, kijken met ontzag naar zijn huis wanneer hij ons zou opschrijven in zijn boekske, dan krijgen wij, wat wij noemden een per zes Van Baal (proces verbaal). Wat dat eigenlijk was? Maar het klonk dreigend. En dan, waar de weg even naar links afbuigt de Ketel en nog iets verderde Blomkool (laat deze typische, oude Brabantse afspanning bewaard blijven I). On der de lindebomen, bij de voerbak voor de paarden, kunt ge voor 5 cent een kruikske wit bier drinken en misschien een praatje maken met de voerman op Wouw. 's Zondags, 's achtermiddags komen de eenvoudige Bergenaars er een scherreke eten, een zouten gedroogd scharretje, met een schaar in reepjes ge knipt en dan het velletje eraf getrokken 5 centen voor een scherreke en 5 centen voor een kruikske wit bier om den durst te verslaan. Wij, kinders, krijgen eveneens voor 5 centen een kogelfleske. De Blomkool en de Ketel wanneer men te voet in een eenvoudige begrafenis zijn dode had weggebracht, weer een of twee station- nekes, om bij een kruikske bier tot het leven terug te keren. Ge kunt vóór den overweg ook links afslaan, de Zure Maai in, tot de watertoren bij wachthuis 13 links geen huis, de hovens van de hoveniers en de aspergebedden en daar achter de oeroude banen (misschien nog wel Germaans de Balse Baan, de Huyberase Baan, de Moerkantse Baan. Hoe jammer, dat er van die historische wegen bij een ruwe ondeskundige planning in het nieuwe Bergen-Oost niets is bewaard ge bleven. O, die heerlijke zwerftochten als kind rondom ons oude stadje. Met wat een heimwee dacht ik later in dat grauwe, troosteloze Rotterdam-Noord terug aan de wijdsheid van de Schelde en de Kraaienberg en de bossen en de hei achter „den heimeulen" bij Huybergen P. Hendrix. Dordrecht Noordhoveweg 8 195

Periodieken

De Waterschans | 1968 | | pagina 101