STEENBAKKERIJEN ONDERSCHEIDING Wij meldden in het vorige nummer reeds, de tekst te zullen afdrukken, welke de onderscheiding begeleidde, aan de Heer Groo overhandigd. De tekst luidt GEMEENTE BERGEN OP ZOOM. OORKONDE. Burgemeester en Wethouders van Bergen op Zoom overwegende, dat Pierre-Paul Groo als maréchal-des-logis en chef de Groupe van het Corps Franse Militairen gedurende de mei-dagen van 1940 op heldhaftige wijze aan de Duitse troepen weerstand bood en zich op uitzonderlijke wijze jegens de stad Bergen op Zoom en haar inwoners verdienstelijk heeft ge maakt dat de bevolking van Bergen op Zoom de heer Groo dankbaar is voor zijn nobele daden dat derhalve de heer Groo als blijk van waardering voor hetgeen hij tijdens de invasie van de Duitse troepenmacht in deze gemeente heeft verricht in aan merking komt voor de toekenning van een bronzen bevrijdingsherdenkingspenning „27 oktober 1940-1944" van de stad Bergen op Zoom besluiten: aan Pierre-Paul Groo, wonende te 57 Forbach (France) 63a Rue Bauer, toe te kennen de bronzen bevrijdingsherdenkingspenning met inscriptie „Mille Periculis Supersum". Aldus vastgesteld in de vergadering van 25 maart 1971. Drs. L. v. d. LAAR, Burgemeester PAUWELS, Secretaris. Van de zijde van het Gemeentebestuur bereikte ons een fotocopie van volgei.d dank schrijven GROO Pierre Forbach, 63a, Rue Bauer 57 Forbach FRANCE a Monsieur Ie Bourgmestre de la ville de BERGEN OP ZOOM (Pays-Bas) J'ai l'honneur de vous acuser reception de votre Témoignage de Reconnaissance et de' la Médaille de Bronze Commemora tive de votre Ville dont vaus aviez l'amabilité de m'honorer. Je vous remercie vivement et de tout coeur pour cette belle distinction. Veuillez agréer, Monsieur Ie Bourgmestre, l'expression de mes sentiments les plus distingués et respectueux. GROO. Binnengekomen bij de Gemeente Bergen op Zoom op 30 juni 1971. 196 Geschiedenis landschapsvervorming archeologie Het zal velen van U zijn ontgaan dat de laatste jaren vrij veel steenfabrieken zijn ge- sioten. Een en ander gebeurde in het kader van het landelijk saneringsplan in de baksteenindustrie. Het betekent dat de fabrieken nooit meer als steenfabriek ge bruikt zullen worden. Ze gaan tot de geschiedenis behoren. Evenals de meekrapstoven, de suikerfabrieken en eertijds de potterijen zijn de steen bakkerijen sterk aan de grond en de streek gebonden. Slechts daar waar bruikbare leem- of kleilagen op redelijke diepte te vinden zijn werden steenfabrieken gebouwd. Blijkbaar was westelijk Noord Brabant buiten de jonge zeekleipolders daarvoor bij uitstek geschikt. Nog niet zo heel lang geleden had ieder dorp, gelegen op de pleistocene hoogterand langs de Ooster-Schelde minstens een steenbakkerij. Het bakken van bouwstenen is zeer oud. De ruines van het Forum Romanum in Rome bestaan grotendeels uit bakstenen. Maar ook in de Lage Landen aan de Noordzee gebruikten de Romeinen de rivierklei van de uiterwaarden langs onze rivieren voor het fabriceren van bouwstenen en dakpannen. Na de Romeinse tijd verdwijnt de baksteen voor vele eeuwen en wat er in die tus sentijd in steen gebouwd wordt werd opgetrokken van tuf- of natuursteen en mergel. De mergel kwam van de Maas en de Schelde, tufsteen van het Rijnleisteenplateau. Deze steen werd over de rivieren aangevoerd. Monumentale gebouwen en verdedigingswerken uit de dertiende eeuw worden weer uit bakstenen opgetrokken zodat mag worden aangenomen dat rondom deze tijd het bakproces van de baksteen weer tot leven is gewekt. Hoe de steenindustrie, met handhaving van net oeroude beginsel, zich in de loop van de eeuwen ontwikkelde valt buiten het kader van dit opstel. Het is mij niet bekend wanneer de eerste steenfabrieken zij het dan in zeer een voudige vorm in deze westhoek van Noord-Brabant zijn gesticht, maar gedurende de tijd dat zij werkten zijn ongelofelijke hoeveelheden grond verzet. Op de plaatsen waar leem werd uitgegraven zijn natuurlijke hoogten verdwenen; heuvelranden om gegraven en verplaatst; waterpartijen ontstaan en men vermoedt nauwelijks dat de gronden waarop nu weer sinds jaar en dag het koren rijpt of dennenbossen groeien eertijds tot op vrij grote diepte zijn geroerd. Voegt men bij deze, op zich al, reus achtige grondverplaatsingen nog de grote hoeveelheden grond die voor militaire doeleinden werden vergraven of voor het opwerpen van dijken werden weggevoerd dan spreekt het vanzelf dat er op de smalle noge kuststrook langs de Schelde heel wat historisch-materiaal van onze vroegste bewoners verloren is of kan zijn gegaan. Vonden de grondwerkers ooit iets merkwaardigs dan was daar zeker heel weinig belangstelling voor en zo moet dikwijls uit archeologisch oogpunt kostbaar materi aal uit zijn natuurlijk verband gerukt, weer zijn ondergegraven. Eerst in de dertiger jaren zijn verschillende belangstellenden in de vroegste geschie denis uit de aangrenzende dorpen zich voor deze leemstekerijen gaan interesseren en kon, dank zij de hulp van menige grondwerker, zo nu en dan iets worden gered. Intussen is het aan vakkundigen nog nooit gelukt met eigen ogen waar te nemen hoe een en ander gevonden werd en moeten we afgaan op verhalen van de mensen die bij hun werkzaamheden enkele uit geschiedkundig oogpunt belangrijke vondsten deden. 197

Periodieken

De Waterschans | 1968 | | pagina 102