-
*"u it"K
GESCHIEDKUNDIGE KRING
PERSOONLIJKE HERINNERINGEN
AAN ANTON VAN DUINKERKEN
h
:5 f:
IÈS 'i
Prof. Dr. Willem Asselbergs
wist ik dat ik bij alle andere werkzaamheden ook nog in de journalistiek gekomen
was. Ja, ja, zo ging dat vroeger wel eens
Toen ik in februari 1930 bij de Tijd-redactie kwam, woonde Willem in een pension
op de Bloemgracht in het hartje van de „Jordaan". Daar kreeg ik een kamer aan
de straatkant met een fraai uitzicht op de, vlakbij staande, Westertoren. Willem
had zijn kamer aan de rustige achterkant en wat we daar allemaal beleefd hebben,
is geweldig. Met alle bekende literatoren uit de „Gemeenschapperiode" steeds op
bezoekJan Engelman, Anton Coolen. Schlichting, Van Lamsweerde, Albert
Kuyle, Gerard Wijdeveld, Marsman, Albert Helman en vele anderen; en steeds was
er wel een of ander motief tot feesten daar
De „Jordaan" was toen nog in volle glorie. Op de hoek van de Prinsengracht, vlak
bij ons pension stond de „Prinsen-bioskoop", kortweg „De Prins" geheten en daar
gingen we samen vrijwel elke week riaar toe. Vol was het er nooit, doch wat een
belevenis De vrouwen zaten er met schort aan, terwijl aardappelen te schillen of
andere groente te bewerken. De mannen vooral volgden de (stomme) film met on
gekend enthousiasme. Het waren wild-west films en men leefde zó mee, dat men
zelf het nodige (harde) geluid produceerde. De paardrijders werden met wilde
kreten aangespoord tot daden en terwijl werd er naar het filmdoek gesmeten met
van alles en nog wat (de aardappelen waren zo al bij de hand I). Over de gehele
lengte was vóór het doek kippengaas gespannen en een brede bak daarvoor om
de „projectielen" in op te vangen. Dat was de (thars onvoorstelbare) realiteit in
het begin van de dertiger jaren in deze Jordaan-bioscoop. Willem genoot geweldig,
doch ik was steeds bang daar, maar er gebeurde nooit iets van ruwheid het was
„ongewoon spontaan"
(wordt vervoIgdV
AU, -
Vers van Anton van Duinkerken (in zijn handschrift) opgedragen aan zijn vriend
Henri Overhoff. Dit origineel schonk H. Overhoff aan de Geschiedkundige Kring
van Bergen op Zoom. Afdruk ware grootte.
224
3e JAARGANG No. 3
door HENRI OVERHOFF
(vervolg van pag. 224)
Willem was, zo wel op de krant als thuis, steeds bijzonder druk werkzaam. Wij
noemen slechts de vaste rubrieken in De Tijd elke dag een „Tijdspiegel", elke
week in feuilletonvorm „Het boek van de week" (soms was de bespreking langer
dan het boek zelfen lange reeksen artikelen „Herfsttij der beschaving religi
eus-culturele beschouwingen onder de schuilnaam Dom Muet. En wat hadden we
steeds een pret, als daarop post kwam, geadresseerd aan de „Hoogeerwaarde
Pater Dom Muet", want u begrijpt het zelf wel, dat was in het Frans twee maal
„dom En dan de actuele gebeurtenissen, bijvoorbeeld herdenkings- of overlij-
densartikelen van de bekende personen op gebied van letteren of godsdienst. Welis
waar kwam hij bij mij op het Tijd-archief gegevens opvragen, doch dat was voor
jaartallen en zo, want hij schreef al zijn artikelen achtereen door, dus zonder even
een oponthoud en uit het hoofd. Diep over zijn bureau gebogen, schrijvend in erg
kleine letterts, maar bijzonder duidelijk leesbaar voor de zetters. Dan 's avonds
thuis artikelen voor „De Gemeenschap" en „Roeping".
Na een jaar op de Bloemengracht in pension gewoond te hebben, verliet hij ons,
omdat Willem met Nini Arnolds, eveneens uit Bergen op Zoom, in het huwelijk
trad. Thuis, eerst in de Valeriusstraat, later in de Lomansstraat, waren Nini en
Willem voor elkeen, die op bezoek kwam, bijzonder hartelijk en altijd welkom. Over
Bergen op Zoom spraken zij vanzelfsprekend graag.
Het Noorden beviel hem, toen, in het algemeen genomen, niet zo erg, getuige het
gedicht„Klein lied in ballingschap", later in zijn bundel „Verzamelde Gedichten"
opgenomen onder de titel „De deftigen"
„O, vrienden, spaart mij een verdriet en doet mij één plezier
Als gij mij hier gestorven ziet, begraaft mij dan niet hier".
Behalve het vele schrijven, hield hij regelmatig boekbesprekingen voor de K.R.O.
Willem vroeg steeds, of ik dan mee ging naar de studio. „Dan spreek ik als het
ware tot het publiek". Dat was in de dertiger jaren aan de Keizersgracht in een
225