puntig anagram Het was een fantastische hulde. Daarna begon de muziek op nieuw te daveren van je welste en niemand van de wachtenden kwam meer tot feli citeren toe. De boerenploeg met de muziek voorop ging een ererondje door de zalen maken. De eerste, die achter de muziek aansprong, was Willem. Hij riep tegen mij Harry, als ik dit geweten had, dan had ik mijn boerekiel aangetrokken". Meteen nam ik Nini onder de arm en onder de andere arm Albert van Dalsum. De verblufte rijen wachtenden zagen alles eerst sprakeloos aan, doch dat kon on mogelijk lang duren. Spoedig deed iedereen met deze feestelijke polonaise mee. Een kwartiertje was er „muziekpauze", om toch nog iedereen gelegenheid te geven te feliciteren en „wat te gebruiken". Het werd een plezierige kennismaking van ieder een met iedereen. Monseigneur Beckers was er ook, in het paars, en Steketee in vol ornaat er naar toe en zei „Gij zijt ok verkleed ier, zien ik" En er volgde toen een gesprekje over het Carnaval. Laat op de avond vertrok de Bergse Carnavals- ploeg, uitgeleide gedaan door iedereen, maar ineens in de hal speelde men als af scheid „Merck toch hoe sterck'Bij geen enkele gelegenheid hebben wij Nini en Willem zó ontroerd gezien. Willem wist zelfs géén dankwoorden te vinden en sta melde slechts iets onverstaanbaars. Het was een onvergetelijk afscheid. Een andere bijzondere gebeurtenis was de uitreiking van de staatsprijs voor letter kunde, 1966 (P. C. Hooftprijs) aan prof. dr. W. J. M. A. Asselbeigs in het Muidersiot op 4 juli 1967 door de (toenmalige) minister van cultuur, recreatie en maatschappe lijk werk dr. Marga H. M. Klompé. Ik was ook daar uitgenodigd. Het werd een niet al te plechtige bijeenkomst rond de bekroning van een groot Bergenaar. Na afloop hebben Nini, Willem, de familie en ikzelf, in gezelschap van de minister de avond, bij kaarslicht, op de binnenplaats van het Muidersiot gezellig doorge bracht. Willem's en mijn tafeigenote was Marga Klompé. Na alle plechtigheid was Willem zó ontspannen en vertelde hij zulke geestige dingen, dat het erg laat is ge worden. Naast vele prettige voorvallen waren er ook nare gebeurtenissen in het leven van Willem. Nini was intussen iangdurig ziek geworden en zoon Gustave, de kunstschil der te Amsterdam, werd in 1967 ziek. Ik heb ooit bij hen thuis (bij Gustave en Eve line, dus) de meest grandioze redevoering over carnaval gehoord. Er werd aldaar 'n bandopname gemaakt voor een carnavals-televisieuitzending meningen over het grote feest van bekende Nederlandse deskundigen. Willem was bijzonder op dreef on het werd een Bourgondische causerie. Op de vraag, hoe hij met carnaval verkleed zou gaan, antwoordde Willem „Als Jan van Glymes" en er vo gde (met zijpaden een verhaal uit die tijd van jewelste. Doch waarschijnlijk heeft men er in Hilversum niets van begrepen, want op de avond van de uitzending was de stem van Willem er niet bij Voor Gustave, die inmiddels in Amerika met een studiebeurs vertoefde en tevens onder geneeskundige behandeling was, heeft Willem nog een vliegreis naar de Verenigde Staten gemaakt. Korte tijd nadat Gustave terug kwam, is hij op 4 augustus 1967 overleden. Het heeft Willem blijkbaar zó getroffen (de ziekte van zijn lieve vrouw en de dood van zijn dierbare zoon), dat hij zelf ook ziek is geworden. Op de Groot-Kempische Cultuurdagen te Hilvarenbeek, die hem steeds na aan het hart lagen, kon hij in de zomer van 1968 al niet meer aanwezig zijn wegens zijn ziekte. 27 juli 1968 is Willem Asselbergs overleden en op 31 juli te Nijmegen begraven. Anton van Duinkerken O U. kon vaten drinken. 230 Hierna Wanneer mijn werk gedaan zal zijn, Mijn adem stil, mijn ogen dicht, Geneest mij van de laatste pijn Dit nooit verloren vergezicht Er leeft een God, die alles schiep Wat zichtbaar en onzichtbaar is. Die mij tot zijn aanschouwing riep Uit ondoorgrondbre duisternis. Voorafgetekend loopt zijn pad Dwars tegen mijn begeerten in, Doch die ik 't liefst heb liefgehad Gaf aan mijn heil zijn eerst begin. Anton van Duinkerken. Noord- en Zuid-Nederland was in grote getale verenigd bij zijn graf. Er was een stralende zon en bij al het verdriet over zijn heengaan, is het toch geen sombere plechtigheid geworden. Het was eigenlijk meer een bijeenkomst van hulde, dan van rouw. Wij besluiten met de krachtige karakteristiek van prof. dr. Karei Meeuwisse, uit de herdenkingsrede, gehouden in de aula van de Katholieke Universiteit te Nijmegen de grootste der katholieke jongeren een fascinerend emancipator vorm- beheerser als weinigen universeel literatuur-historicus verdediger van de waar digheid van de mens en levensminnaar, die zijn levensleer en levenskunst heeft waargemaakt". Amsterdam, oktober 1971. Henri Overhoff. BIBLIOGRAFIE VAN OORSPRONKELIJK WERK VAN ANTON VAN DUINKERKEN (ps. van prof. dr. W. J. M. A. Asselbergs) Poëzie VERZAMELDE GEDICHTEN, 1957 hierin Onder Gods ogen, 19221927 Lyrisch labyrinth, 19271930 Het wereldorgel, 1930 Hart van Brabant, 19301937 Tobias met den engel, 19371942 Verzen uit Sint-Michielsgestel, 1942 Waaiend pluis, 19431945 Zeven Brabantse balladen, 1935—.1945 In spiegel en raadsel, 19451957 231

Periodieken

De Waterschans | 1968 | | pagina 119