Pré-historie in hartje stad Deze snijvlakken zijn niet glad gemaakt. Ik denk steeds meer in de richting van een werkplaatsje, waar dit soort benen voorwerpen gemaakt werden. Er zijn enkele vol tooide fragmenten gevonden (1 en 2). de pijpjes drie en vier zijn niet doorboord doch bijzonder gaaf van uiterlijk, pijpje no. 5 is het minst afgewerkte van de vijf. De beenbewerker koos voor zijn doel benen of botten, die overwegend recht van vorm waren. Hij zaagde of sneed de stukjes uit het middengedeelte van het bot, om dat daar het been gemakkelijk hol te maken is. Van wat voor been de pijpjes afgezaagd zijn is voorhands nog moeilijk vast te stollen. Vermoedelijk van dieren, die inheems waren Schapen-, varkens-, geiten- of herten. Intrigerende vragen zijn het werkelijk fluitjes of onderdelen van fluitjes? Hoe oud zijn de benen pijpjes Over de ontwikkeling van de fluit scnreef H. Moeck een uitgebreide studie onder de titel „Typen Europaischer Blockflöten in Vorzeit-Geschichte und Volksübediefe- reung". Hij stelt daarin, dat de oudste fluiten van been gemaakt werden. Uit de Steentijd zijn benen fluiten bekend. Aanvankelijk waren het één-toonsfluiten. Later werden meerdere één-toonsfluiten bijeengebonden tot de z.g. pan-fluit. Totdat ont dekt werd, dat door aanbrengen van 2-3 of 4 gaten in hetzelfde been meerdere tonen gemaakt konden worden. Voorts weet Moeck te melden, dat in de verre oudheid de doden een fluit werd meegegeven dit ter bespoediging van hun réanimatie. Mochten er lezers zijn, die betreffende de benen pijpjes, nadere gegevens kunnen verstrekken, dan zien wij die gaarne tegemoet. Voorlopig onthouden we ons van datering, hoewel het niet wordt uitgesloten, dat de pijpjes, gezien de theorie van Moeck, pré-historisch materiaal kunnen zijn. Stukje bewerkte vuursteen uit Thaliatuin. De kans daarop wordt versterkt door 'n eveneens in Thalia, gevonden pré-historisch artefact. Deze vondst staat niet vermeld in „Tien Kuub Thalia" omdat we in 1964 deze bewuste „scherf" (zie afb.) hadden uitgesorteerd bij de glasscherven. Ik herinner me, dat ik destijds twijfelde of we te maken hadden met hoornschilfers of pré-historische artefacten. Nu de boven besproken fluitjes mogelijk naar 'n pré-histo rische fase konden verwijzen kwam mij het „twijfelgeval" weer in gedachte. Onmiddellijk dook ik de zolder van het Moller-Lyceum op waar in een schemerachtig hoekje de sigarendoos met glasscherven stond, waarin het bewuste steentje. 234 De heer Beeix, provinciaal Archeoloog, schrijft er van (24-5-72) „Het voorwerp toont duidelijke sporen van menselijke bewerking. Het is echter geen werktuig in strikte zin, maar een zogenaamde afslag of misschien een kernstuk. Onder dit laatste verstaat men een vuursteenknoi die door afslag van klingen zo klein is ge worden dat er verder geen bruikbare klingen meer zijn af te splijten. Overigens wijst dit er wel op dat er zeer waarschijnlijk nog meer voorwerpen in die omgeving zitten. Een echt werktuig of pijlpunt kan ergens verloren zijn, maar afslag komt steeds in concentraties (ateliers) voor. Iemand heeft daar zitten werken en heeft de geslaagde werktuigen meegenomen en het afval en de mislukte werktuigen werden achtergela ten. Van dergelijke ateliers, maar dan met minstens enkele tientallen voorwerpen als oppervlaktevondsten, zijn er al een kleine drie honderd vindplaatsen in N.-Brabant bekend. Het stukje heeft aan het smalle einde een klein driehoekig vlakje dat gepolijst lijkt. Als dat zo is dan zou het afkomstig kunnen zijn van een gepolijste vuurstenen bijl die na beschadiging werd gebruikt om er kleinere werktuigen van te maken. Erg zeker ben ik er echter niet van daarvoor is het vakje te klein". Aldus dhr. G. Beex. De kans, dat deze afval daar terecht is gekomen via opgebrachte grond acht ik, ge zien de ligging en vindplaats, practisch nihil. Steeds meer blijkt dat we de oudste historische bodemgegevens moeten onderzoeken in onze binnenstad op plaatsen waar sedert 12- a 1300 de erven onbebouwd of zeer ondiep bebouwd bleven. Het verdient aanbeveling dit onderzoek als werkproject snei en doelmatig ter hand te nemen. Dergelijke onderzoekplaatsen worden n.l. steeds zeldzamer door de voortwoekerende garagebouw in de binnenstad. Pijpaarden beeldje Hoogte 6 cm. 235

Periodieken

De Waterschans | 1968 | | pagina 121