WA ZEEDE GIJ DÈÈR (iv) INHOUD: No. 4, Jaarg. III Cwfy VOORWOORD Hij loert op schuppes hij is op 'n voordeeltje uit As da lukt, kalft d'n os zoiets is onmogelijk Waar d'n brouwer zit, kan de bakker nie kommen wie z'n geld verdrinkt, kan geen brood kopen Klapzand luchte grond Leg nie te mie-muijen zanik niet zo (meesmuilen) Da manneke is stom geboren, suf gewiegd is en blijft dom 'n Baanrijer Zaddoek Koejeneren koopman, die zijn groenten, uitvent zakdoek dwarsbomen Dèèr-achter lagen ovens hoven (meervoud van hof) 'n Lei-latje Eddal geeten Kwielen Doe daddes effekes Kiele-keien Bende mesjokke 'n Plangeske 'n echei-stèèrt 'n Blekken 'emmer De touter 'n Leep-oog Toen-eerst 'n Schèèr Zukke dikke lineaaltje heb je al gegeten kwijlen doe dat 'ns eventjes kiezelsteen ben je niet lekKer 'n plankje windhoos 'n emmer van blik de schommel eertijds (laatsleden) 'n schaar. Zulke dikke Wie jit die kletskes op Wie eet die restjes op 'tschipperstraatje Potscheel 't Scheel Rozemarijnstraat potdeksel deksel 244 Mart. Venselaar Dr. H. v. d. Tuin F. Gieies F. Gieies H. G. A. Draaijers Voorwoord. Van Willemstad tot Bergen op Zoom. Bijdrage aan de Vormgeschiedenis van het Bergse aardewerk Een niet alledaagse Bergse bodemvondst. Oude aardewerk fragmenten uit de Fortuinstraat te Bergen op Zoom. Wa zeede gij dèèr? Met genoegen en dankbaarheid mag de redactie van De Waterschans in deze editie opnieuw een studie aanbieden van de hand van Dr. H. van der Tuin uit Bergen op Zoom. Na zijn onderzoek over het Franse aandeel in de verdediging van Bergen op Zoom, waarvan het verslag is opgenomen in nr. 3 Jaargang II van dit tijdschrfit, heeft de auteur naspeuringen gedaan over de krijgsverrichtingen van de Nederlandse mili tairen in West-Brabant in de meidagen van 1940. Hij is daarbij tot een vrijwel gelijke conclusie gekomen als in zijn „Franse" studie, n.i. dat de officiële geschiedschrijving voor wat deze episode betreft gebrekkig is en dat het mislukken van de hopeloze ver dediging tegen de overmachtige aanvaller niet aan de verdedigers verweten mag worden. Wij hadden Dr. van der Tuin reeds in het kort ingeleid (nr. 3 Jaargang II) maar wilien daar bij deze gelegenheid graag een nadere aanvulling op geven. Hij werd geboren op 5 juli 1903 in Amsterdam. Hij studeerde aan de 1e Openbare Handelsschool en had aanvankelijk het voornemen een handelsloopbaan te kiezen. Toen hij in 1921 afstudeerde gaven de economische omstandigheden hem aanleiding een andere richting te zoeken. Hij werkte enige tijd als buitenlands correspondent op een bank en studeerde gelijktijdig middelbaar Frans. Na het behalen van de diploma's A en B ging hij in het onderwijs, eerst in Winterswijk en in 1933 aan de Rijks H.B.S. te Bergen op Zoom. Hij onderbrak dit werk tijdelijk voor Franse literatuurstudie aan de Sorbonne in Parijs en in 1933 slaagde hij aan de universiteit van Liiie summa cum laude op een proefschrift over de Franse dichter Théophile Gautier (1811-1872). Zijn Professor was René Jasinski en zijn proefschrift: „L'évolution psychologique, esthé- tique et littéraire de Théophile Gautier" is in de wereld van Gautierkenners nog steeds het meest geraadpleegde werk. Een bijzonderheid was dat hier het onderwerp voor het eerst langs psycho-analytische weg werd benaderd. Ter bevordering van de Frans-Nederlandse culturele betrekkingen, waarnaar reeds in 1935 door onze regering een onderzoek was ingesteld, werd in 1947 besloten aan de Sorbonne in Parijs een leerstoel in de Nederlandse Taal en Letterkunde te vestigen. Hoewel hij door de Nederlandse regering niet op de eerste plaats van de voordracht was gesteld werd hij door de Franse regering bij voorkeur benoemd. Na de oprichting was hij hier lector tot 1954, toen hij terugkeerde naar Bergen op Zoom. Hij publiceerde in die tijd met subsidie van het Centre National de la Recherche Scien- tifique: „Les vieux peintres des Pays-Bas et la critique artistique en France dans la première moité du XIX siècle (Paris 1948) en „Les vieux peintres des Pays-Bas et la 245

Periodieken

De Waterschans | 1968 | | pagina 126