veur du Saint Esprit" in de parochie van de hi. Catharina. Simon Bol moet een goed- gesitueerd man zijn geweest, blijkens de aanzienlijke erfpachten welke hij bezat. Kunstzinnigheid is het geslacht Bol eigen geweest. Van zijn vijf zonen werden er drie schilder, n.l. Hans, Cornelis en Jacques, de benjamin. HANS BOL Hans begon op 14-jarige leeftijd (1548) met het volgen van tekenlessen op het atelier van zijn ooms, Jean, Le Vieux en Jacques, beide schilders. Jacques was in 1540 vrij meester en mocht leerlingen opleiden. Het is interessant de vraag te opperen, bij wélke oom hij nu exact in de leer was. De meest bruisende persoonlijkheid en breed onderlegde was Jean. Op 'n jongen van 14 jaar kan n dergelijk hartstochtelijk man indruk gemaakt hebben. Daar staat tegenover, dat diezelfde pittige oom, wiens blazoen niet geheel blank was, in 1547 met de vader van Hans Bol in proces lag betreffende het huis, genaamd „Het Peerdeke". De veronderstelling is gewettigd, dat, gezien het diepliggende meningsverschil, vader Simon zijn zoon Hans eerder toevertrouwde aan de meer evenwichtige Jacques Bol. Lang is Hans Bol niet werkzaam geweest op de werkplaats van zijn ooms. Twee jaar later, 1550, trekt hij, als rechtgeaard gezel, op „Wanderschaft". In datzelfde jaar (1550) was Pieter Breughel te Mechelen werkzaam aan het altaar voor de handschoenma kers, 3a) De prestaties van Pieter Breughel zal Hans Bol, toen zestien jaar oud, met de nodige belangstelling gevolgd hebben. Niet onwaarschijnlijk dateer t eerste per soonlijke contact van Bol met Breughel uit deze Mechelse periode. De kunsthandelaar Claude Dorizi, gevestigd in de stad van St. Rombouts, had Pieter Breughel in dienst genomen. De werken van Breughel waren te Mechelen ten tijde van Bol, reeds ge zocht. Kardinaal Granvelle was een van de verzamelaars, en bezitter van „De vlucht naar Egypte". Toen 1573 het Mechels Paleis van Granvelle werd geplunderd, gaf de sinds 1564 verbannen kerkvorst opdracht om uit te zien naar andere schilderijen van Breughel. Een moeilijke opdracht omdat Breughel 1569 te Brussel was gestorven. Ontegenzeggelijk heeft Bol de invloed van Breughels werken ondergaan. Zodanig zelfs, dat tot in de 19e eeuw werken van hem op naam van Breughel stonden. Van 1550 tot 1552 is Heidelberg de verblijfplaats van Hans Bol. De romantische lig ging, de rijkdom aan architectonische schoonheid, de weelderige begroeiing en de plastische vergezichten, houden hem aan die stad geketend. Hij vond er, zichtbaar aanwezig, datgene wat zo fel werd begeerd en gevraagd: verre horizonten, verblau- wende vertes, rivieren, die traag kronkelwiegend door het landschap stroomden, steile hellingen en zacht glooiende heuvelruggen, kortom: de poezie van de lieflijke, land schappelijke wijdsheid. Ook meer zakelijke motieven had Bol om in Heidelberg te blij ven. De Prins Palatin zou hem met menige opdracht begiftigd hebben. Na 1552 zette Hans koers, richting Mons in Henegouwen. Over zijn aktiviteiten te Mons vernemen we weinig. Enkele jaren later is hij weer terug in zijn geboorteplaats, waar op 17 janu ari 1559 zijn moeder, Catharina van den Stock overleed. Door zelfstudie wist Bol zijn natuurlijke aanleg te ontwikkelen. Zijn voornaamste belangstelling ging uit naar het schilderen in waterverf 3t>), waarmee hij werkstukken van volmaakte harmonie wist te scheppen. Het jaar 1560 vormt een mijlpaal. Op de 10e februari van dat jaar verkreeg hij de titel van vrijmeester, hetgeen hem recht gaf zich als zelfstandig schilder te ves tigen, opdrachten in eigen beheer aan te nemen en uit te voeren. Merkwaardigerwijs wordt in het Gildenboek later de aantekening gemaakt, dat Bol zijn meestertitel weer verloren had. Er wordt geen reden voor opgegeven. Zoiets doet de vraag rijzen: waardoor kan iemand zijn Meestertitel verliezen. Een reden was: het niet betalen van het verschuldigde jaargeld aan het Lucasgilde. Alle vrijmees ters dienden dat bedrag jaarlijks te voldoen. Een tweede motief: het niet betalen van het verschuldigde poortersgeld aan de stad, waarin het meesterschap werd uitgeoefend. Tenslotte kon, op voordracht van het Gildebestuur, om redenen van 't niet nakomen r I van de Reglementen, een lid uit het Gilde worden gezet. Nergens echter is gebleken, dat Hans Bol zijn verplichtingen niet zou zijn nagekomen; nóch, dat hij in onmin met zijn Gildebroeders zou hebben verkeerd. Nu maken de stadsrekeningen van 1566 tot 1572 jaarlijks melding van zekere Jean Bol, die de functie uitoefende van „porteur d'ordres" of „messager communal". Te vertalen als: Gemeente-bode of stadsbode. Mocht het hier Hans Bol betreffen (hetgeen niet expliciet staat vermeld), dan kan de status van „Messager" hem tijdelijk aan de Gildenverplichtingen onttrokken hebben, 'n Dergelijk dubbel-ambt was niets ongewoons. We weten dat Barend van Orley (1481- 1541) door Margaretha van Oostenrijk menigmaal met een diplomatieke zending werd belast en dat hij als messager meerdere keren het hof van Bergen heeft bezocht. We moeten daar echter onmiddellijk aan toevoegen, dat Barend van Orley nimmer zijn meestertitel verloor. Te Mechelen vervaardigde Bol cartons voor Brusselse Wandta pijten. Ook schilderde hij grote doeken, bestemd voor de decoratie van salons; een genre, dat veel gevraagd en goed betaald werd. ENKELE MECHELSE STADGENOTEN Na Pieter Breughel, wiens invloed op Bol evident is geweest .noemen we Franz Ho- genbergh, zoon van de uit München afkomstige Nicolaus Hogenbergh, van beroep „printsteeker". Franz Hogenbergh (1540-1590) had alle gebeurtenissen te Mechelen en Brussel die betrekking hadden op de godsdienstige en politieke troebelen op leven dige wijze in beeld gebracht. Het volk wilde door middel van t geïllustreerd oorlogs bericht graag weten en zien wat er was gebeurd. Hogenbergh had te Mechelen zijn werkplaats en huwde een Mechelse schone. „A cause de réligion" vluchtte hij, onder druk van de politieke omstandigheden, in 1570 naar Keulen, waar hij, samen met kanunnik Braun, werkte aan de uitgave van t Groot Stedenboek, genaamd „Theatrum orbis terrarum", waarvan omstreeks 1572 het eerste deel verscheen. Uit dit werk is de fraaie plattegrond van Bergen op Zoom af komstig die menig Bergse huiskamer siert. Ongetwijfeld heeft Bol via z n oom, Jean Le Vieux, gehoord van het bezoek, dat Albrecht Dürer 1520 aan Mechelen bracht, in de hoop Margaretha te ontmoeten. Dürer's bezoek liep op 'n tegenvaller uit omdat de vorstin te Brussel vertoefde. Een pleister op de wonde was Dürer s ontmoeting met de Duitse beeldhouwer Conrad Meit, hofbeeldhouwer van Margaretha. Later zou Durer z'n landgenoot 'n aantal prenten opsturen. Deze geste, zo verwachtte Dürer, zou Meit willig stemmen om hem bij Margaretha te introduceren. Het is niet doenlijk, binnen bestek van dit artikel, alle tijdgenoten van Bol uit zijn Me chelse periode te bespreken. We volgen Bol allereerst op zijn eigen wegen. Anno 1572, wanneer Alva's legerscharen op onmenselijke wijze te Mechelen huishielden, vluchtte een diepontgoochelde en totaal berooide Hans Bol weg uit de stad van zijn geboorte. Dit vertrek was een heel ander, veel bitterder en gruwelijker, dan het vertrek van Pieter Breughel uit z'n dorp zoals Felix Timmermans het schetste: „En op 'n zuiveren Lentedag, toen de beukenhagen wijnrood zagen, en het ooievaarspaar terug op „Het Belofte Land" nestelde, kroop Pieter met zijn doedelzak en veel rollekes papier op den huifwagen van 'n laken- en Oostersche tapijtenkoopman die langs de kanten van Ber gen op Zoom uitreed". Bij Hans Bol's vertrek zag de hemel bloedrood, vluchtten de vogels en klonk snijdend sabelgekletter in plaats van de lichtweemoedige tonen van de doedelzak. Het pleit voor Hans Bol, dat hij op zijn vlucht zich ontfermde over z'n jongste broer Jacques, waarmee hij 1573 in het Antwerpse Lucas Gilde werd opgenomen

Periodieken

De Waterschans | 1968 | | pagina 168