GENEALOGIE VAN DE FAMILIE BOL JACQUES BOL t 7 juni 1533 te Mechelen JAN BOL t 15 maart 1538 gehuwd met I CATHERINE WABBELS t 27 aug. 1532 1 1. JAN BOL LE VIEUX schilder 2. JACQUES BOL schilder in 1540 3. SIMON BOL gehuwd met 1. Barbe Snyers 2. Catherine v. d. Stock t 1559 SIMON BOL 4 BARBE SNYERS 4 CATHARINA VAN DER STOCK 1e huwelijk 1. BARBE BOL 2. CATHERINA BOL echtgenote van Jan van Verle 2e huwelijk 3. JAN BOL, genaamd HANS BOL 1534-1593 4. CORNELIS BOL, schilder te Antwerpen in 1577 5. FRANS BOL 6. MARIA BOL, echtgenote van Rombout v. d. Bogaerde te Mechelen 7. PHILIPPE BOL, koopman te Antwerpen 8. ANNE BOL, echtgenote van Cornelis v. Aken 9. JACQUES BOL, schilder te Mechelen 10. N 24 De Maand JANUARI (diam. 14,2 cm.) Koper-Gravure door Adr. Collaert naar tekening van Hans Bol. Prentenkabinet Plantin-Moretus te Antwerpen. ANTWERPSE PERIODE 1572-1586 Het Antwerpen, waar Hans Bol 1572 binnentrekt, had zich ontwikkeld tot een wereld centrum van boekdrukkunst en prentkunst. In 1572 was bij Plantijn de „Biblia Polyglot- ta" gereedgekomen. Een reuzenwerk, dat de Bijbel in vijf talen (Latijn-Grieks-Hebreeuws -Syriak en Chaldeeuws) bevatte, het belangrijkste werk ooit door enig drukker in de Nederlanden ondernomen. Een tweede uitgeverij, gespecialiseerd in het drukken van allerhande prenten was die van Hyronimus Cock, twee jaar geleden te Antwerpen overleden (1510-1570). Cock was op zijn terrein de voornaamste en aktiefste vakman. Zijn uitgeverij was gevestigd in de „Vier Winden" op de hoek van Korte Nieuwstraat en St. Kathelijne Vest. Cock, zelf 'n bekwaam graveur en etser, onderhield goede be trekkingen met Pieter Breughel den Oude, naar wiens tekeningen hij vele prenten ver spreidde. Een derde uitgeverij van prenten was 1572 in opkomst. Ze stond onder inspi rerende leiding van de Haarlemmer Philips Galle (1537-1612), die al vroegtijdig naar Antwerpen was getogen om eerst werkzaam te zijn voor Hyronimus Cock en later een eigen bedrijf te vestigen. 1570 mag hij zicht Meester noemen en verkrijgt 1571 het 25

Periodieken

De Waterschans | 1968 | | pagina 169