Le boeuf a la mode en Mie den Os
Maar daar bleef het niet bij. Vier jaar na Johan, in 1778, gaat ook zijn halfbroer Nico-
laus als vrijwilliger naar Nederland en zijn eerste garnizoensplaats is Bergen op Zoom.
Misschien speelt in deze „trek" naar Nederland de godsdienst ook wel een rol mee.
De protestanten in Wevelinghofen waren reformiert, d.i. Calvinistisch, dit in tegenstel
ling tot de meeste protestanten die evangelisch, dus Lutheraan waren. De reformierten
hebben tot op heden tamelijk innige betrekkigen met Nederland. Ik was heel verrast
toen de heer Jonker me vertelde wat hij allemaal in de Nederlandse archieven had op
geduikeld. In het rijksarchief in Den Haag is te vinden hoe soldaat Nicolaus Juncker
hier zijn leven verder heeft doorgebracht. We weten hoe groot hij was - gemeten op
kousenvoeten - hoe veel hij woog, bij welke regimenten hij gediend heeft en waar.
De soldaten bleven meestal maar twee jaren in hetzelfde garnizoen en zo heeft Nico
laus een aardig stukje van de Hollandse Republiek bezocht en waarschijnlijk niet weinig
beleefd, als we bedenken in welke bewogen tijd (van 1778 tot 1826) Nicolaus in Ne
derland was.
Hij moet ook wel een brave Calvinist gebleven zijn, want bij elke verplaatsing ging hij
zich bij de dominé melden. Ook dat wordt door de archieven bevestigd. Hij trouwde
op 3 mei 1789 in Coevorden en stierf daar op 12 december 1826. Uit zijn huwelijk werd
in 1773 een zoon geboren Johan Willem, die bij de Burgerlijke stand niet meer Juncker,
maar Jonker blijkt te heten. Een kleinkind daarvan heet ook niet meer Johan, maar
doodgewoon Jan, Jan Jonker, in 1855 in Hoogeveen geboren en in 1926 in Amsterdam
gestorven. Waarschijnlijk zou er niemand achter zijn gekomen dat de familie Jonker van
Duits-Wevelinghovense afkomst is als diens kleinzoon Willem Jonker niet zo'n grote
„stamboomijver" had gehad. Deze Willem Jonker was de man die op die zaterdagmid
dag naar Hülchrath was gekomen om het oude slot, dat zijn voorouders beslist wel eens
bezocht zullen hebben, ook te bezichtigen.
Bij het uitzoeken van zijn stamboom was Willem Jonker op de plaats Juugen gestoten,
maar in heel Nederland bleek er geen plaatsnaam te zijn die men er enigszins mee in
verbinding kon brengen. Iemand wees er hem toen op dat Juugen wel eens Jüchen
zou kunnen zijn, de stad waar de oude Nelliss Junckers zijn vrouw Sofia Magen vom
Scheidt heeft leren kennen en waar hij, zoals uit de archieven bleek, op 13 september
1671 in ondertrouw ging. (Archief Jüchen J 1062 S 51) Willem Jonker werd op 14 sep
tember 1922 in Amsterdam geboren, trouwde met Editha Heynis en woont nu in Zaan
dam. De oudste zoon is weer een Willem, maar heeft als tweede doopnaam Menno,
een naam met bijzondere betekenis. De grootmoeder van Willem Jonker was doopsge
zind en sindsdien behoort de familie tot de betrekkelijk kleine groep der doopsgezin
den die ongeveer 450 jaar geleden door Menno Simons werd gesticht. Nicolaus en
Johann Willem kwamen als soldaten naar Nederland. De doopsgezinden houden zich
er niet alleen aan de leden als volwassenen te dopen, maar ze keuren ook het solda-
tenberoep af. Ook hierin dus een opvallende familie.
Interessant is nog dat er in Wevelinghoven een z.g. Hausbalk is met het volgende
inschrift:
Anno 1772 den 16 April haben
Wir dieses Haus aufgerichtet
Dieses Haus steht in Gottes Hand
Got behuet es für Feuer und Brand
Der Segen des Herrn machen Reih
Ohne Meuh! Hannes Harten, Maria Juncker.
(Reih ohne Meuh is: „rijk zonder moeite")
Toen het huis gebouwd werd was Nicolaus een jongen van 14 jaar.
H. VENSELAAR
Hülchrath
66
In ianuari 1970 schreef ik in Het Brabants Nieuwsblad een badinerend verhaaltje
over een merkwaardig changeant, dat zich in beschadigde toestand in het gemeente
museum bevindt. Het kunstwerkje bestaat uit in waterverf uitgevoerde spotprenten uit
het eind van de 18e eeuw, met een os als centrale figuur en de afbeeldingen verschil
len van elkaar naar de hoek van waaruit men het schilderijtje bekijkt. Al keuvelend
over de zinnebeeldige betekenis van de os was ik tot de persoonlijke conclusie ge
komen het niet uitgesloten te achten dat de populariteit van het befaamde Bergse car
navalsliedje van Mie den Os iets te maken zou kunnen hebben met het gemeenzame
qevoel dat men blijkbaar van oudsher voor de os-figuur heeft gehad. Op dit verhaaltje
ontving ik een bijzonder vriendelijke reactie van de heer A. Asselbergs Az. die mij er
attent op maakte dat de os in de folklore van frans-sprekende gebieden een rol heeft
gespeeld. Als bewijs stuurde hij mij een kostelijke oude postkaart met de afbeelding
van een welgeschapen en met dameskleren opgesierde os. Het was een reclamedruk
werkje van een restaurant, dat in 1792 in de Rue de Valois in Parijs was gesticht en
dat de naam Le Boeuf a la Mode" droeg. „Het samenvallen van het stichtingsjaar
1792 van dit restaurant met het jaar van het door U vermelde changeant is merkwaar
dig Het kan toevallig zijn, maar het kan ook zijn dat in die tijd de os in de folklore
van Frankrijk een rol heeft, gespeeld. Hoe ook, met deze kaart bezit U thans „le vrai
image de Mie den Os", zo schreef de heer Asselbergs, die nog vertelde dat hij het
établissement voor het laatst in 1925 had bezocht.
Onlangs kwam mij deze correspondentie weer eens in handen en toen bekroop mij het
verlangen na te gaan of het restaurant nog bestaat. Ik had niet het vooruitzicht spoedig
naar Parijs te gaan, maar toevallig sprak ik dr. H. van der Tuin aan de vooravond van
een van zijn habituele bezoeken aan de lichtstad en hij beloofde er eens langs te zullen
„Romantiek rond het mysterie van Mie d'n Os". 14 Jan. 1970 gepubliceerd in Bra
bants Nieuwsblad.