lopen. Met de van hem bekende zorgvuldigheid bleef het niet bij een uiterlijke ver
kenning. Hij stelde een onderzoek in en schreef mij daarover het volgende:
„Rechts van het park (Ie Jardin du Palais Royal) loopt de Rue Valois, waar op nr. 8
het restaurant Le Boeuf a la Mode was. Er is nu een zaak in com|estibles, waar een
vriendelijke eigenaresse ons vertelde dat het restaurant al lang weg is. Het was in de
kelder, waar zij nu de wijn bewaart. Ze wees ons buiten op een gevelsteen, waar nog
een boeuf met hoedjes en veren in relief staat. Ook toonde ze ons een ander over
blijfsel: een mooie trapleuning met vergulde inleg, erg mooi".
De heer Asselbergs had nog verteld dat het restaurant gespecialiseerd was in het ge
recht „Boeuf a la Mode", waarvan de voornaamste ingrediënten zijn: een stuk osse-
haas, vet spek, flink wat uien en groenten en vijf uur geduld om de hele zaak smeuïg
te laten sudderen. Het is mij niet bekend of dit gerecht genoemd is naar het huis of
het huis naar de specialiteit, maar wel weet ik dat U de naam in elk goed kookboek
kunt aantreffen.
Het huis is weg, maar de naam is blijven leven. En nu is het toch weer heel toevallig
dat deze modieuze en opgedirkte os helemaal past in het komende vastenavondfeest,
dat onder het motto: „H'aangekleed ga d'uit" gevierd zal worden.
MARTIN VENSELAAR
WA ZEEDE GIJ DEER? (7)
Ik zijn blut Ik heb niets meer in m'n portemonnaie
Da kost beddestrooi Dat kost geld
'n Doodgeboren kind meej 'n lam-andje 't Loopt toch op niets uit
Hij is van adel; z'n gat is ok in tweeën Hij is ook maar 'n mens
Stieravend De donderdagavond in Bergen op Zoom,
was de vrije avond voor de dienstbodes,
een attractieve dag voor een garnizoens
plaats.
'n Fopkan. (kullen: foppen)
Ik ben wezen fietsen
Rode bietjes (carotte biet)
Princesse boontjes
De H. Rochus; wordt afgebeeld met
ontblote, met zweren bedekte knie.
Was beschermheilige tegen allerlei ziektes.
Was een van de 14 volksheiligen
Physio-therapeut
„Sjo Meteut en Mie de Leut
En Sjamberlein en Kachelhout
Die zijn van de zomer
Pas getrouwd"
Een of andere oude, chique Bergenaar had de naam van Sjamberlein. Die moet eens
'n keer de Kaai zijn ingereden, wat aanleiding gaf tot volgend versje:
„O Sjamberlein, wat fiets je fijn,
Hij reed recht vooruit al in de modderschuit"
Met de vastenavond bakten de Bergse moeders pannekoeken. Het beslag werd aan
gemaakt met bier. Daarom kochten met vastenavond veel vrouwen een
Kinneke bier Een kanneke bier
Kleermakers-spek Rammenas
'n Kulkan
'k Zijn wiste fietsen
Kroten
Sukerboontjes
D'n Heilige „Knieke Bloot"
Viezeterepuit
Een oud-Bergs springtouwliedje;
68
OVER HET AANZETTEN VAN OREN AAN POTTEN EN KANNEN
Liefhebbers van aardewerk zijn geïnteresseerd in stijlkenmerken, karakteristiek voor
bepaalde periodes. Een nog al eens over het hoofd gezien kenmerk is de manier waar
op het oor aan pot of kan werd gezet. Hier volgen vier methodes:
1. Hoog opgezet oor. De bevestiging
ontstaat door klei-overslag of klei-lip
over de binnenboord van de potrand te
trekken. De onderzijde van deze kleilip
is bij vroeg aardewerk heel goed te zien.
Het hoogste punt van de oor-booglijn
ligt hoger dan de potrand.
2. De inplant van het oor ligt, horizon
taal gezien, even hoog als bovenzijde
potrand. De oor-booglijn steekt niet bo
ven de potrand uit. Door het opdrukken
van de kleirol naar de potrand ontstaat
er 'n enigermate platte bovenzijde, waar
in een flauwe zonk in het midden waar
neembaar wordt. De doorsnede van het
oor wordt daar ter plaatse boonvormig.
Waar nu die flauwe zonk of groef de
potrand ontmoet word een dun lapje klei
opgelegd om de ontstane oneffenheid
weg tee werken.
3. Het rolronde oor wordt duidelijk la
ger dan de potrand aangebracht. De oor-
booglijn verloopt even horizontaal om
vervolgens af te buigen naar de inplant
op de schouder.
4. Oor ingeplant beneden de potrand-
lijn. De oor-booglijn is hier verwant met
't oor in tek. no. 1. Het inplanten op de
pothals verloopt o.a. door het links en
rechts horizontaal uitdrukken van de klei.
(Ruitvormige aanzetheuvel).
Fragmenten van blauwgrijs aardewerk. No. 1; klein oor. 2 en 3: grote, rolronde oren van hoge en
breedschouderige kannen. 4: dunwandig, middelgrote kan met geribbelde schuin opstaande hals.
Vindplaats: Fortuinstraat Bergen op Zoom, Westzijde, diepte 1.30 meter.
Twee-holigheid van de oorinplant komt veel voor bij kannen met grote halsopening.
De potbakker gebruikte dan vermoedelijk wijsvinger met duim om tegendruk te bieden.
Ook wel middelvinger en wijsvinger. In het eerste geval zit er een kleiner holletje
rechts van de grote indruk. In het tweede geval bevindt zich een kleiner holletje links
van het grote. Bij kleinere kannen zien we eerder één holletje aan de binnenzijde.
Vermoedelijk kan de hand niet in z'n geheel in de potopening en is de potbakker (of
zijn assistente) op de druk van pink of wijsvinger aangewezen, (zie tek. no. 4). In geval
van twée-holigheid is er steeds één grote in combinatie met een kleinere inprenting
aanwezig.
Boven omschreven werkspoor zou 'n hulpmiddel kunnen zijn bij datering van Bergse
potten. Het is opvallend, dat de talrijke oren, gevonden op de stortplaats van 14e eeuws
aardewerk aan de NZ. Haven te Bergen op Zoom (1965), overwegend éénholige aan
zettingen bezitten. De scherven gevonden in de Fortuinstraat zijn in meerdere gevallen
misbaksels. In de buurt van de Fortuinstraat zou mogelijkerwijs in heel vroege dagen
een potbakker werkzaam hebben kunnen zijn, die zijn potten van een twéé-holige oor-
inplant voorzag.
Fons Gieles
69