DE WIJNGAARD VAN DE HEER VAN BERGEN
In ons geval kunnen we de oplossing reeds geven. De werker aan het
Bleekveldje heeft hele glasschijven in z'n werkplaats gehad. De diameter
van zijn schijven bedroegen circa 80 a 85 centimenter.
Dit is afgeleid kunnen worden door reconstructie middels een aantal rand-
fragmenten van de schijf, welke werden gevonden. Bijzonder interessant
is het feit, dat vroeger het glas werd verzonden in korven of manden. In
Frankrijk sprak men in de middeleeuwen van ,Un panier de verre".
Zo een korf bevatte 24 ronde schijven glas van 30 a 32 duim doorsnede.
Dat is omgerekend 75 a 80 cm. De handelsprijs van het glas werd bepaald
naar de hoeveelheid welke zich in één „panier" bevond. Tot aan het eind
van de 17e eeuw was de stad Rouen leverancier van vensterglas. Amster
dam vermeldt dat schepen 1858 manden Normandisch glas invoerden tussen
1668 en 1676. Eerst met de komst der Hugenoten gaat Nederland aan het
eind van de 17e eeuw eigen vensterglas maken. Aldus Prof. Hudig in zijn
dissertatie „Das Glas" en „Dutch Glass engraving". De Republiek verbood
in 1688 de invoer van Frans glas.
4. In zijn boek „Het menselijk bedrijf" (1694) door Jan Luyken, komt een
illustratie voor van de Glazenmaeker. Op deze afbeelding staat de leer
jongen gebogen over een soort glaskist waarin zich rechthoekige en halve
maanvormige glasstukken bevinden. Een duidelijk voorbeeld hoe de glas
schijf werd verkaveld om hanteerbaar te zijn (tek. 4).
Niet onmogelijk is dat, mede gezien de ronde vorm der glasschijven en
de effectieve indeling ervan, de glassnijders mede de vensterpatrionering
bepaald hebben. In een volgend hoofdstuk zullen we o.a. dit verdelen der
vensteropeningen nader bekijken.
Tot slot van deze algemene beschouwing over oud vensterglas vermelden we,
dat de glasfabricage, welke niet diende voor vervaardigen van „Kleurramen"
eerst later zijn oorsprong vindt. Dit zg. witte glas (dat toch nog groenig is),
wordt eerst sedert 1330 gemaakt te Normandië, in de glashut van La Haye.
Met de opkomst der steden bloeit de profane bouwkunst sterker op. Hiermede
neemt de vraag naar eenvoudig vensterglas in gelijke mate toe. Wat Lotha
ringen betreft gaat het oudste document, betrekking hebbend op gebruik van
profaan ruitenglas niet verder terug dan 1373.
Voor Bergen op Zoom weten we, dat in het jaar 1397 op vrijdag 21 maart
Lode wij c Wareman poorter van Bergen op Zoom wordt. Van beroep is hij
GHELAESMAKER. Begint hier wellicht de lokale glashistorie van Bergen op
Zoom.
FONS GIELES
Glaswerkplaats: in de betekenis van glasatelier.
36
Geraadpleegde literatuur:
Dr. W. F. Hudig: Das Glas
An essay on Dutch glass engraving
Dr. H. E. van Gelder: Glas en keramiek
Catalogus: Tentoonstelling Karei de Grote te Aken 1965 nr. 641,
afb. 113.
Joep Nicolas: Wij, glazeniers (1947)
H. Levelt: St. Geertruydtsbronne 1927. No. I
14e eeuwse Poorternamen in Bergen op Zoom
In het tijdschrift „Spiegel Historiael" is in 1966 aandacht besteed aan de wijn
bouw in de Nederlanden1). Het accent viel daarbij op het Zuidnederlandse
wijngebied. Dit was gelegen in het Hageland, langs de Maashellingen en rond
Halle. Van de noordelijker gelegen plaatsen met wijnbouw worden alleen
Herentals en 's-Hertogenbosch genoemd.
Inderdaad waren de eerstgenoemde streken door hun klimaat gunstig gelegen
voor de wijnteelt. Zij exporteerden hun product in heel Brabant, Luik, Vlaan
deren en zelfs naar Holland. De invoer van buitenlandse wijnen, die kennelijk
van hoger kwaliteit waren, vormde bij het teniet gaan van de wijnteelt een
belangrijke factor. Omstreeks 1540 begon een snelle achteruitgang, zodat om
streeks 1648 nog slechts sporadisch enige wijnbouw voorkwam.
Zoals gezegd, ook noordelijker dan de eerstgenoemde centra kwam wijnbouw
voor. Ook Bergen op Zoom mag hierbij genoemd worden. Hoewel ook parti
culieren wijn hebben verbouwd2) hebben wij over de wijngaarden van de
Heer van Bergen op Zoom de oudste berichten.
In 1384 had de heer van Bergen er een speciale werkkracht voor in dienst,
genaamd Matijsken de Wijngaerdere. Hij verzorgde de wijngaarden te Bergen
op Zoom en te Wouw. Het vak ging kennelijk van vader op zoon: in 1393
was een Hanneken Mathijssone de Wijngkere werkzaam. Na 1437 is alleen
van de wijngaard te Bergen op Zoom sprake. Ook in 1523 komt deze wijn
gaard nog in de rekeningen voor3).
Waar die wijngaarden precies gelegen hebben, is niet duidelijk. De naam
Wijngaardstraat (thans Goudenbloemstraat) kan er op wijzen, dat daar ge
zocht moet worden4). In 1460 lag de wijngaard „in het hof" wat toch wel op
de onmiddellijke omgeving van het markiezenhof moet wijzen.
Het is de vraag of de Heer van Bergen op Zoom veel uit eigen wijngaard
gedronken heeft. Dezelfde rekeningen geven aan, dat wijn gekocht is op de
markt te Antwerpen en te Steenbergen. Wellicht had de Heer al gauw zijn
smaak gevormd aan het hof van de hertog van Boergondië, die de inlandse
wijnen uitsluitend voor de keuken of door zijn lager personeel liet gebruiken.
Een echt wijncentrum is het ijverig bierbrouwend Bergen op Zoom nooit
geworden.
W. v. Ham
4) Spiegel Historiael, Jaargang 1, blz. 52.
2) Op 15 juli 1541 transporteerden de gebroeders de Vaul hun „Wijngaert-
berch" aan Pieter Geertszoon. Gemeentearchief Bergen op Zoom, Markie-
zaatsarchief inv. nr. 1201.
3) Markiezaatsarchief Domeinrekeningen 1384/85 fol. 8; 1391/92 fol. 19 v;
1393/94 fol. 19 v; 1395/96 fol. 17; 1437/38 en 1445/46 ongefolieerd; 1459/60
fol. 23; 1521/22 ongefolieerd; 1522/23 fol. 39.
4) De naam „Korte Wijngaardstraat" voor de huidige Wijngaardstraat komt
pas in de 16e eeuw voor.
37