Vanaf dit tijdstip gaan de noordelijke Schelde-armen in betekenis achteruit en neemt de Westerschelde en in omvang en in betekenis toe. De stormvloeden in de 15e en 16e eeuw hebben dit proces voleind. INPOLDERING Al is van inpolderingen voor het jaar 1000 zo goed als niets bekend toch kan worden aangenomen dat al eeuwen en eeuwen lang verschillende gronden volkomen polderrijp waren en dat sommige gedeelten ook werden bewoond en bewerkt. De dijken waren primitief; niet meer dan lage kaden aansluitend op de hoger gelegen gronden, om de normale waterstanden te beteugelen. Door de geringe invloed van het zoute buitenwater van de Noordzee en de massa 's zoet water die de Schelde vanuit Frankrijk en België de delta binnen voerde was en is het zoutgehalte van de Westerschelde zeer laag zodat de gronden die herhaaldelijk overstroomde, zij het dan niet in optima forma, in cultuur gebracht konden worden. De met zomerdijken omgeven stukken dienden hoofdzakelijk voor bewei ding of voor het afgraven van veen voor stookdoeleinden. In dit vlakke land lagen de spaarzame hoeven allen op hogere gedeelten. De oudste stukken die ons tot nu toe iets over polders en dorpen in deze omgeving vertellen dateren uit de 13e eeuw7). Hinkelenoord wordt in een charter van 1276 reeds genoemd, terwijl ons een acte van 4 juli 1299 het bestaan van Hildernisse leert8). Deze gebieden waren dus toen reeds zeker ingepolderd. Onder Ossendrecht begint men pas twee eeuwen later met definitieve in polderingen. Op 24 december 1428 verleent de weduwe van Jan I van Glymes, Heer van Bergen, octrooi tot het indijken van schorren onder Ossendrecht. Tussen 1428 en 1447 is deze grond ingepolderd want in 1447 is er sprake van „den dijcgrave ende den scepenen van den nieuwen lande van Ossendrecht". De polder waarvan hier sprake is moet hebben omvat de huidige Noord en Zuid polder van Ossendrecht, de gehele nieuwe Zuid polder en een gedeelte van de Vijdtpolder. De toenmalige zeedijk van Ossendrecht volgde nauw keurig de huidige poldersloot den Agger, toen nog een belangrijk vaarwater hoewel met afnemende betekenis 9). We kunnen deze oudste polder niet precies meer reconstrueren. Kaarten zijn er niet geweest of zijn verloren gegaan en de dijken werden zo grondig weggeslagen dat men nergens meer restanten in het terrein kon ontdekken, zodat de latere inpoldering geheel nieuwe dijken vroeg. De oude gecopiëerde kaart van 1504 betreffende de loop van de Schelde, aanwezig in het archief te Antwerpen, geeft echter wel enig idee van de uitgestrektheid van deze polder 10). LAND VERLIES De toestand blijft bestendigd tot in 1530 een zware watervloed de aan het Scheldewater onttrokken gronden zwaar teistert11). Bijna overal breken de dijken door en lopen de polders onder. Natuurlijk probeert men onmiddellijk de gaten te dichten en het land veilig te stellen maar in de volgende jaren komen bij herhaling zware stormvloeden voor12) die niet alleen al het werk ongedaan maken maar nog grotere ravages aanrichten. Bovenden zitten we nu spoedig in de tachtigjarige oorlog. Voor het herstellen van dijken is ook veel geld nodig maar dat ging weg aan oorlogvoeren. In 1602 weet men niet eens waar de dijken hebben gelegen. De oude geulen 40 worden geleidelijkaan dieper en breder uitgeschuurd en alles wordt weer een grote woestenij Een gedicht van de 19e eeuwse dichter Adriaen Loosjes voedt onze ver beelding over de vruchtbare gronden die door het water werden opgeslokt13); Niet, als aan uw nageburen Welig, rijk Zuid Beveland Schonk natuur U steile muren, Duinen van onvruchtbaar zand. Neen, o neen Maar kunst van dijken Die U van rondom beschermt Woekerde Uwe vruchtbre slijken Uit de Scheld, die U omarmt. O, Zuid Bevelandsche beemden Vruchtbaar zonder wederga Dat U 't starend oog der vreemden Diep getroffen gadesla Zooveel duizende gemeten Trotsche bosschen, goudgeel graan Staart uw dankbare ingezeten Jaarlijks met verrukking aan. Dat uw hooge breede dijken 't Bolwerk tegen 't golfgeweld Vrij met trotsche boomen prijken Spieglend zich in Zee en Scheld Zij verschuilen, zij omvatten Meekrapstoven, schuren vlas Stapels lijnzaad, Zeeuwsche schatten De oogst en kiem van 't veldgewas Zij omvatten Dorpen Steden Lustwaranden groot en schoon Landbouws rijkdom stemt de zeden Op een gullen lossen toon Boeren, die geen reuzen wijken Met Boerinnen rond en frisch Toonen, hoe uit Zeeuwsche slijken Kracht en vuur te trekken is. HERDIJKING Niet alleen de Zeeuwen zijn boeren die voor geen reuzen opzijgaan, ook die van West Brabant, zo zegt Anton van Duinkerken, „zijn taai en rauw als de bast van een wilgenboom". Zo was het ook in de 17e eeuw. 5 Januari 1651 verlenen de Staten Generaal aan de Markiezin van Bergen op Zoom en den Raadsheer Aerssen, het octrooi om het gehele terrein onder Woensdrecht tot over de grens bij Ossendrecht in te polderen. Het betreft hier kennelijk de Noord en Zuid Polder onder Ossendrecht met inbegrip van de huidige Nieuwen Zuid Polder. Hiervan hebben we uitstekende kaarten11). Deze kaart toont ook duidelijk hoe men het aandurfde de diepe kreken af te dammen. Niet zelden werden deze kreken later noodlottig voor het nieuwe land omdat juist daar waar de kreken van het buitenwater door de dijk zijn gescheiden de doorbraak het gevaarlijkst is. 41

Periodieken

De Waterschans | 1968 | | pagina 23