Gecaarteert ende ten deel gemeten by mijn onder geswooren tandmeester
ten versoeke van de Eerw. Boogaerts Provinciael van 't Clooster tot
Huybergen en Landen gelegen in den Polder van Ossendrecht en Woens-
drecht ende hebbe yder parceele en velt de grootte dair bij is met groen
afgeset ende bedragen ter no van 20 gemeten 222 roeden, dit als de beste
konste van geometria actum en was geteekent Moijses 1661 9/23 aen de
welcke origineel is deese copie Caarte exacte na te accordeert bij mijn onderg.
gesw.en land.er actum Wouw desen 27 October.
Aanwezig in archief van het Klooster St. Marie te Huybergen.
Reeds in 1653 bezwijkt den nieuwen dijk onder Woensdrecht (Zuid Polder)
en om te voorkomen dat de Noord Polder van Ossendrecht onderloopt, werpt
men een verbindingsdijk zg. schenkeldijk tussen de zeedijk ter hoogte van
de huidige zomerweg, naar het hoogland onder het Marktje te Woensdrecht.
Overigens verzwaart men de dijk en stopt men nog enige andere gaten. De
polder van Woensdrecht blijft voorlopig drijven15).
Bijna vijftig jaar later in 1682 breekt de oude zeedijk door ter hoogte van
het centrum van de huidige Vijdtpolder, juist ter plaatse waar de afgedamde
kreken de Sluiskil, de Schipperskil, de Cutoorkreek, de Pankreek en Cabel-
jauwkreek zich met elkaar verenigen tot een zijarm van den Agger16).
Het gat is 19 roeden wijd en 10 voet diep beneden het maaiveld. Om te
voorkomen dat de Noordpolder van Ossendrecht inloopt werpt men een ver-
bindings- of schenkeldijk op vanaf de zeedijk tot aan de hoge gronden ter
plaatse de Aanwas onder Ossendrecht. Deze dijk wordt nu de Oude Dijk
genoemd.
Het ingelopen zuidelijk stuk blijft ruim 60 jaar drijvende omdat er tegen
werking en oneerlijkheid heerst bij het bestuur van de polder. Inmiddels
bedijken de mannen van Woensdrecht in 1688 de Zuidpolder en de Oud
Hinkelenoord polder17). In 1741 krijgen de ingelanden van de huidige Zuid
polder van de Markies en Baron van Aerssen opnieuw octrooi tot indijking.
In verre omgeving worden de dijkwerkers aangenomen en het werk uit
gevoerd onder leiding van de Ossendrechtse aannemers Adriaan Antoniez
en Willem Diele de Peuter Door ondervinding wijs geworden vermijdt men
zoveel mogelijk diepe kreken en legt de dijk meer naar het oosten. Het is
de nu nog bestaande dijk van het voormalig haventje van Ossendrecht aan
het eind van de Oude dijk naar de Armendijk aan de Kabeljauwpolder en
de Armendijk zelf 18).
Geleidelijkaan is de Agger, zeker door de afsnoering vanwege de indijking
van de Oud Hinkelenoordpolder zo verland en naar het westen opgeschoven
dat er plannen gemaakt worden om alle aanwassen ten Oosten van deze
oude vaargeul in te dijken. Tenminste, in 1776 worden de gorsen ten ver
zoeke van de heer Eduard van Mattemburgh, rentmeester van het Zuid kwar
tier van het Markiezaat van Bergen op Zoom door de landmeter Adan op
gemeten 19). De inpoldering gaat echter niet door maar in 1801 maakt men
plannen voor een groter object. Het omvat in het noorden de Nieuw Hin
kelenoord en in het Zuiden de Hoogerwerf polder20). Het Zuidelijk ge
deelte van de Agger wordt nu geheel in de nieuwe polder opgenomen. Het
zijn Math. Hendrik van Son Hendrikz en Willem van den Duijn die van
de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen Volks
verlof tot inpoldering krijgen. Het nieuwe gebied bestaat uit schorren en
blikken 21) met kattestaart
Behalve de inpoldering moesten in verband met de afwatering nog enkele
voorzieningen worden getroffen.
Oorspronkelijk hadden de Noord- en Zuidpolder een eigen afwatering maar
de kreek die het water van de Zuidpolder moest afvoeren was spoedig ver
zand ondanks een waterkerend dijkje dat men vanaf het haventje en de
sluis van de Noordpolder tot bijna aan den Agger had opgeworpen.
Door de inpoldering van de schorren van Nieuw Hinkelenoord en Hoogerwerf
kwam het dijkje te vervallen en moest een nieuwe oplossing worden ge
zocht. .Men diepte de kreek naar de sluis in het Noorden van de Zuidpolder
uit en beschermde deze nieuwe kreek met dijkjes tegen aanslibbing. Ook
werd de Sluiskil van de Noordpolder aan beide zijden van dijkjes voorzien
tot aan het huidige haventje van Ossendrecht.
Bij het bestuderen van deze polders op de kaart valt het op dat de in-
dijkers blijkbaar door plaatselijke omstandigheden daartoe genoodzaakt, er
niet tegen op zagen lange kostbare dijken op te werpen ter bescherming
van betrekkelijk smalle polders.
In 1808 werd de nieuwe Zuidpolder in de dijken gezet.
Met het oog op de afwatering van de Noord- en Zuidpolder bleven de
havens en de sluizen van de beide polders aan het open water liggen. De
Nieuwe Zuidpolder kreeg een aparte sluis aan de Notelliers kreek die even
eens in de Noordkil uitmondde 22).
We naderen nu de recente geschiedenis. De gegevens moeten nu uit de
archieven van de verschillende waterschappen worden gehaald maar deze
werden door mij nog niet bestudeerd.
In de 19e eeuw gaat men onverdroten voort met inpolderingen waardoor
de verbinding van de Wester- met de Oosterschelde steeds verder naar het
westen wordt teruggedrongen.
In 1860 poldert men de Vijdt in; in 1861 de Caterspolder; in 1863 de van der
Duijnspolder; in 1885 de Damespolder; in 1896 de Anna Mariapolder; in 1903
de Völckerpolder; in 1912 de Hoogerwaardpolder en eerst in 1923 de Kreekrak-
polder.
Het spreekt vanzelf dat het leggen van de Spoorwegdam tussen Noord
Brabant en Zuid Beveland in 1867 deze inpolderingen heeft versneld. Doordat
alle naar het Noorden gerichte Scheldearmen werden afgesneden kon geen
43