TIN EN TINGIETERS TE BERGEN OP ZOOM I Ad 3. Tussen de grote hoeveelheid glas zaten fragmenten van geblazen flessen. Na vensterglas is het vervaardigen van flessen een der noodzakelijkste glaswerk zaamheden. De flesvormen konden niet worden gereconstrueerd. Ad 4. Een fragment van de bovenrand van een drinkglas werd aangetroffen. Het was handgeslepen. De slijpstift was uitgeschoten. Zodoende was de bovenrand be schadigd. Het is niet prettig drinken uit een glas, waarvan de bovenrand oneffen was. Daarom werd het vermoedelijk weggeworpen. Resumé Uit het feit, dat gebruik werd gemaakt van de diamantstift voor het snijden van glas, alsmede het gelijktijdig voorkomen van slinger- en strekmethode voor het vervaardigen van glas, dateren we de vondst voorlopig in het vroege begin van de zestiende eeuw. De sonore klank van het glas wijst op een groot percentage lood in de glasspijs. Fons Gieles. Toen Albrecht Dürer in december 1520 enige dagen in Bergen doorbracht, noteerde hij in zijn dagboek ook de twee volgende uitgaven „2 fl. minus 5 stuivers voor een stuk tin'' en „11 fl. voor een slechter stuk tin" 1). Naast de historische aantekeningen over Bergse tinbewerkers, in dit tijdschrift ge publiceerd 2), zijn nog enige notities te vermelden, die dit detail van Dürer's bezoek nader verklaren. Eeuwen lang is Engeland, vooral Cornwall en Devon, de grote tinleverancier van Noord-Europa geweest; vanaf de 12de eeuw ging ook Duitsland tin leveren, in de 16de eeuw gevolgd door Zweden. Voor het ingevoerd ruw Engels tin was Antwer pen reeds in de 9de eeuw de handelsplaats; in de 13de eeuw werd Brugge de voor naamste aanvoerhaven en Bergen op Zoom volgde in de 15de eeuw. In 1445 en 1483 werd Engels tin, te Bergen ingevoerd, opgekocht door kooplieden uit Antwerpen en s-Hertogenbosch 3). Bergen liet in 1439 en 1472 de haven verbeteren en uitbreiden, maar de stormvloed van 1530 en de politieke verwikkelingen hebben in de 16de eeuw Bergen als aanvoerhaven grotendeels uitgeschakeld 4). Al zijn tinnen voorwerpen uit de eerste zestien eeuwen van onze jaartelling uiterst schaars, toch weten we uit inventarissen en schilderijen, dat het gebruik van tin voor huisgerei zeker in de 16de eeuw vrij algemeen was. Tin is juist daarvoor zeer ge schikt, omdat het niet breekbaar is en gemakkelijk gebogen, geplet en gereinigd kan worden. De smeltkroezen van de reizende tingieters en tinherstellers hebben 68 echter bijna ai het oude tin doen verdwijnen. Daarnaast is „tinpest" de grote vijana van het oude tin; tin mag niet op te koude plaatsen worden bewaard. Op schilderijen van Bruegel als: het Bruiloftsmaal en de Boerendans uit 1568, maakt het dorpsvolk uitsluitend gebruik van houten lepels en schotels en kannen van aar dewerk. Uit het testament echter van Michael Wilnauen, deken van Geertruidenberg, blijkt dat hij in 1544 aan huisraad het volgende had 14 tennen lepels, 33 tennen platelen (schotels), 35 tennen telooren (borden), een dosijn tennen saucieren (saus kommen), 2 tennen schalen, 1 tennen mostertpot, 4 tennen soutvaten, 5 tennen cop- pen met oren, 11 tennen drinkpotten, 1 tennen pot ende 1 pint, 10 drinckpottekens met tennen scheelen, 2 tennen candelaers en 4 tennen pispotten 5). In de tijd van Albrecht Dürer was Bergen nog een belangrijke haven voor Engels tin en zelfs vanuit Antwerpen kwamen Roeland de tingieter (15191, Jacob de tingie ter (1524) en Jacob van Aken tingieter (1527) naar de Bergse marKt; in Bergse reke ningen voor 1525-26 komt Franchois de tennegnieter, poorter van Antwerpen, voor 6). In de 15de en 16de eeuw werd het aangevoerde ruwe tin ook te Bergen bewerkt door tingieters, die hun produkten dan moesten voorzien van herkomsttekens kwaliteitsmerken en meestertekens. Enige namen uit deze eeuwen zijn bekend. Zo komt „Jan Clos, teneghieter tot Bergen" voor in rekeningen van 1437-1438 van het kasteel te Wouw 7). In 1487 leverde Merten Janssen „zijnen tennewerck" voor een banket 8); waarschijnlijk is hij dezelfde als „Merten de Tenengieter" en „Merten de Teenengieter tot Bergen", in 1497 genoemd bij de bouw van het kasteel te Wouw 9). Laureynse de Tynnhegieter leverde in 1521-1523 materiaal voor het plafond van het Markiezenhof, evenals de weduwe van Cornelis de Tynnegieter en Jacomijnen Tin- neghietster 10). De Bergse waagmeester Frans Jansen van Hove was in de tweede helft van de 16de eeuw gehuwd met „Nelleken Tingieters" 11). In 1560-61 komt voor Frans de Pottere Tenegieter tot Bergen 12). Zou Albrecht Dürer te Bergen in 1520 alleen maar ruw tin hebben gekocht of een souvenir van de stad W. H. Th. Knippenberg. 1) P. T. A. Swillens, Albrecht Dürer, Zijn dagboek van de reis door de Nederlan den in 1520-1521, Maastricht z.j., p. 106. De Waterschans 1, 1968, p. 29. 2) De Waterschans 1, 1968, p. 53-55. 3) A. J. G. Verster, Tin door de eeuwen, Amsterdam 1957. B. Dubbe, Tin en tinne gieters in Nederland, Zeist 1965, p. 13-17. 4) E. G. H. Hartel, Bergen op Zoom, Terborg 1961, p. 16-19. C. J. F. Slootmans, Jan metten Lippen, Rotterdam-Antwerpen 1945, p. 115 enz. 5) Taxandria 4, 1897, p. 195-201. 6) C. Slootmans, De verhouding Antwerpen-Bergen op Zoom in het verleden, Sinte Geertruydtsbronne 10, 1933, p. 160 en XLI. 7) De Ghulden Roos 3, 1943, p. 131. 8) Sinte Geertruydtsbronne 7, 1930, p. 32. 9) De Ghulden Roos 3, 1943, p. 121 en 132. 10) Slootmans, 1945, p. 540, nota 209. 11) Brabantse Leeuw 3, 1954, p. 138. 12) Sinte Geertruydtsbronne 10, 1933, p. 190; cf. Taxandria 4, 1897, p. 301. 69

Periodieken

De Waterschans | 1968 | | pagina 37