wil dat niet zeggen, dat eerst dan dit type vakman geboren zou zijn. Reeds op menig
schilderij van Vlaamse Primitieven zien we in de medaillons, welke zich in de glas
vensters op de achtergrond bevinden, het werk van de glasscriver. Op een paneel
van Robert Campin 1375-1444, waar hij „De Annunciatie" uitbeeldt, zijn duidelijk
twee wapens te zien in de bovenlichten van het halfopenstaande venster. De glas
scriver bedient zich er o.m. van heraldische kleuren. In moderne terminologie ge
sproken wordt daar de glasscriver een „mini-glazenier". Engelse kunsthistorici
bezigen voor dit soort glas-in-loodkunst de term domestic-glass painting". Ge
doeld wordt op het intieme karakter van deze kunstvorm.
Een ander schilderij, waarop, naast heraldische motieven, ook figuraal werk in het
vensterglas werd aangebracht, is het meesterstuk dat Hans Memlinc maakte in op
dracht van Martinus van Nieuwenhoven. Een tweeluik, genaamd „De Madonna met
de appel" (1485). We zien er Sint Joris, de Draak bevechtend en een Sint Christoffel.
Met de opkomst van de Renaissance gaat zich een geheel nieuwe ornamentiek ont
wikkelen. De bijzondere kenmerken daarvan zijn o.a. de grote plasticiteit en uitvoe
righeid. In de glasvensterkunst, ten nauwste verbonden met de architectuur, worden
de renaissancistische stijlmotieven opgenomen. Van de glasschrijvers wordt dan
bijzondere bekwaamheid gevraagd in het tekenen op glas. Daarom zien we hen nog
al eens in de leer gaan bij de Meester-schilders, onder wier strenge leiding zij zich
bekwaamden in het tekenen met pen en penseel. Zo ging Marinus van Rijmerswaal
(1497-1568) op les bij de glasschilder Simon van Daele te Antwerpen. Marinus was
toen twaalf jaar (1509) 3).
Op de werkplaatsen van de meester-schilders waren, behalve de gebruikelijke leer
jongen, ook de z.g. „maent- of jaerjonghens, die begeren te leren conterfeyten met
ter penne omme andere ambachten te leeren. als goutsmeden, off gelaesscryven off
dieregelycken" 4). Eind vijftiende- en de hele zestiende eeuw zijn het doorgaans de
paneelschilders, die de richting in de glasschilderkunst bepalen. Zo ontwerpen b.v.
Barend van Orley, Jan van Scorel, Lucas van Leyden, Jan van Mabuse de tekening
voor glasvensters. De glasschilders zijn, met hun collegae paneelschilders, lid van
het St. Lucasgilde. Bergen op Zoom vermeldt in 1487 nog geen Lucasgilde. Op de
lijst van gilden, welke dat jaar in de Kruisommegang meetrekken, treffen we het ten
minste niet aan. 5)
Da+ hoeft niet te betekenen, dat Bergen op Zoom van kunstenaars was verstoken.
Ze konden ondergebracht zijn bij andere groeperingen. In Brussel b.v. treffen we in
1357 leden van verschillende ambachten aan (waaronder ook vier glasschilders) in
„de Broederschap van St. Jacob". Eerst in 1387 vormen zij echter een officiële or
ganisatie n.l. „De corporatie der schilders, gouddrijvers en glaswerkers".
Te Gent bestaat in 1355 de „Neringhe van de schilders, waarin o.a. glasschilders zijn
opgenomen. In Diest komen de glasschilders eerst voor onder „Het Gilde van de
vier Gekroonden", dat vooral uit metselaars bestaat. Later wordt dit toch een Lucas
Gilde.
3) H. Hijmans „Marin, Ie Zelandais de Romerswaal". 1884.
4) Mr. W. Bezemer„Ordonnantiën van het St. Lucasgilde te 's-Hertogenbosch".
In Oud-Holland. 1894.
5) C. Slootmans „De Heilig Kruis Ommegang van Bergen op Zoom. 1946.
LODEWIJC WAREMAN
Na deze korte toelichting op „ghelaesmaker" en „glasscriver"
lijkt het mij reëel, om in de figuur van onze Lodewijc Wareman
een all-round vakman te mogen zien.
De toevoeging achter zijn naam, „WAREMAN", is m.i. een vervorming van de uit
spraak „VOIREMAN" hetwelk afkomstig zou kunnen zijn van voirier, warnier, ware-
nier). De poorterslijst vermeldt niet, vanwaar Lodewijc kwam en wat hem naar Ber
gen op Zoom voerde. Namen van glazeniers uit het Brabant van de veertiende-eeuw
zijn maar uiterst weinig bekend. Nu noemt J. Helbig, de man met het meeste gezag
op 't gebied van de glaskunst der Zuidelijke Nederlanden, het plaatsje CUDERGEM,
alwaar een zekere Lodewijc, ghelaesmaekere, in 1384 een raam maakt. Opdracht
gever was het Brabants Hertogelijk Domein. Het venster werd geplaatst in het Do
minicanerklooster van Hertoginnendal.
De rekening vermeldt, dat in de maand Maart 1384-1385 het hertogelijk Domein „8
Peters de 38 gros de Flandre" aan Lodewijc, den ghelaesmaker betaalde. Het kloos
ter verbrandde in 1563. Van Lodewijks oeuvre bleef jammer genoeg niets bewaard.
We kunnen derhalve slechts gissen, welke onderwerpen hij in zijn glas-in-lood-
vensters heeft uitgebeeld. De kloosterkerk had destijds drie altaren, waarvan het
hoofdaltaar was toegewijd aan de H. Drie-eenheid. De twee andere, wat kleinere al
taren, aan de H. Maagd en de H. Genoveva. Bovendien waren er talrijke muurschil
deringen, geïnspireerd op het thema „Les mystères du Rosaire".
Het zou mij niet verbazen, als één van deze thema's door Lodewijc werd behandeld.
A. Wauters vermeldt verder in zijn „Histoire des environs de Bruxelles" (1855-derde
deel), dat dit klooster het oudste Dominicanenklooster van België is. In 1262 werd
het gesticht door Aleyde van Bourgondië, weduwe van graaf Hendrik III. In deze
kloosterkerk bewaarde men o.m. een doorn van de kroon, waarmee Christus zou
zijn gefolterd. Saint Vincent de Ferrier zou deze gekregen hebben van een Franse
koning.
Om aan te geven, dat het er nog niet zo slecht toeven was te Audergem vermeldt
de geschiedschrijver, dat „de voet van het klooster werd omspoeld door een vijver
van 5 hectares en 77 ares groot, waarvan de ontelbare vette karpers alom geroemd
werden om hun voortreffelijke smaak". (Voeg daar een heerlijk glas witte wijn aan
toe, of een goedgebrouwen beker gerstenat, enhet Gregoriaans moet uit
deze monnikenkelen zeer welluidend en vloeiend geklonken hebben).
Wie weet hoeveel karpers onze Lodewijc daar te Oudergem verorberd heeft Ik
acht het vrij zeker, dat we in onze oudste poorterslijst dezelfde Lodewijc ontmoeten
als die te Oudergem.
Allereerst treffen we bij Helbig in zijn geweldig gedocumenteerd en doorwrocht
werk onder alle, door hem opgespeurde glasmakers, er maar één aan, die luistert
naar de naam Lodewijc. Helbig vorste van 1943 tot 1951 alle archiefgegevens na
betreffende Zuid Nederlandse glazeniers. Natuurlijk is dit nog geen wetenschappe
lijk bewijs voor onze stelling. Maar het feit, dat Bergen op Zoom ressorteerde onder
6) J. Helbig „De Glasschilderkunst in België". (1943-1951). 2 dln.
77