thonis maakte portretten van ,,d'oude Vrouwe van Berghen ende oec mijns Heeren Vrouw, saliger memoriën". 14) Omstreeks 1520-21 heeft Anthonis glasvensters gemaakt voor de kerk van Wouw. In deze ramen lieten de Heeren van Bergen, geheel in laat-middeleeuwse zin, zich afbeelden, vaak in gezelschap van hun patroonheiligen alsmede een krans van schitterende wapens van die gebieden, waarover zij heersten. Anthonis Scenck beglaest in 1522 een kruisvenster voor de schout van Bergen op Zoom, genaamd Coelgene. Dat glas wordt gehonoreerd met 2 pont-15 scell. Over het loon, dat glasmakers ontvingen, weet Joep Nicolas te verteilen, aat op het eind der 14e eeuw de mattre-verrier Fl. 50,- ontving voor één vierkante meter ornamen- taai glas en Fl. 100,voor een vierkante meter gefigureerd glas. De glazeniers behoorden destijds tot de welgestelde lieden en stonden in zeer hoog aanzien. Anthonis Scenck mocht bovendien een glas leveren voor de eetkamer van de lijfarts van Heer Jan, „den medicijn Peteren". Dit glas kostte 12 scell-6den. Ge zien het grote kostprijsverschil met het kruisvenster, gezien ook de duidelijke loka lisering van het glas, (eetkamer) zou men kunnen spelen met de gedachte, dat het hier mogelijk een zeer fraai drinkglas zou kunnen betreffen. Op het Bleekveldje werd een fragment van een geslepen drinkglas gevonden. Maar deze hypothese lijkt me alsnog zeer gevaarlijk. Nagegaan wordt, of Anthonis Scenck een nakomeling is van de Antwerpse schilder Jasper Schenck, die in 1465 vrij meester schilder werd. 3) Hoewel enigermate buiten het bestek van dit artikel vallend omdat ik tot op heden zijn naam nog niet genoemd zag in verband met glaswerkzaamheden alhier, zij ver meld, dat in de vijftiende eeuw sprake is van een glazenier, wiens naam voor Ber gen op Zoom zeker een bekende klank moet hebben n.l. ROMBOUT VAN MANSDALE, genaamd KELDERMANS, zoon van Jan, meester der metselarijen van de stad Leuven. Vensters welke hij o.a. maakte bevinden zich te Lier. Verder blijkt, dat NICOLAAS ROMBOUTS voor de overgangsjaren van Gothiek naar Renaissance voor de meridionale Nederlanden de meest befdante glaswerk plaats bezat. Zijn atelier stond te Brussel, waar Margaretha van Oostenrijk hem tot glasschilder had aangesteld. 6) Kleinere glaswerkzaamheden vinden we vermeld in,1492. In de Sint Ouirijnskapel te Halsteren wordt een venster geplaatst. De Keldermansen zorgen voor het natuur- steneniijstwerk. In 1495 wordt op het Sint Jansplein (huidige Beurspleintje) een lantaren geplaatst. Hoewel stallantarens met perkament werden gedicht, zijn straat- en devotielantaarns doorgaans voorzien van glas. Het zijn producten in eerste instantie van de smid, in samenwerking met de glasmaker, die het ontwerp geschetst kan hebben. Op het Sint Janspleintje plaatste de stad een beeldje ter ere van de patroonheilige van Heer Jan. Een devotielantaarn completeerde het geheel. 14) C. Slootmans „Het Kasteel van Wouw". De Gulden Roos. 82 HERMANNE COENRAET. Als laatste man, die we bij Slootmans vinden met betrekking tot glaswerkzaamheden, treffen we in 1517 o.a. aan een Hermanne Coenraet. Hij levert een glas, dat diende voor het beschermen van een perkamenten oorkonde achter in de Grote Kerk. De rekening spreekt van „een groot ghelas". Hermanne plaatste dit glas tevens in 't scrijnwerk. Kosten van het geheel bedroegen 3 scell-6 den. WANNEER ER SPRAKE IS VAN EEN GROOT GLAS IN 1517, KAN DITBETEKENEN, DAT HET GLAS, VERVAARDIGD VOLGENS DE STREKMETHODE ZOALS DIT TE VENETIë WERD ONTDEKT, DOORGEDRONGEN IS TOT BERGEN OP ZOOM. Het onderzoek der glasscherven verwijst sterk naar deze datum. Maar mogelijk is, dat Herman Coenraet een soort vóórverkoper van glas kan zijn. Blijft nochthans het feit, dat hij zelf het glas weet te snijden en in de lijst te plaatsen. In mijn slotartikel wil ik trachten de glasvensterwerkzaamheden in een breder kunsthistorisch perspectief te plaatsen. Deze studie wordt echter uitermate bemoei lijkt, doordat Bergen op Zoom aan authentieke glaspanelen niets, maar dan ook niets bezit. Enkele scherfjes gevonden aan het Bleekveldje en in de Thalia-tuin tijdens een op graving tegen de Grote Kerk, is al wat we bezitten. Onze stad heeft oorlogen, be schietingen, plunderingen en stadsbranden gekend. En dan sneuvelen allereerst de uiterst kwetsbare en kostbare glasvensters. Nu volgens het heugelijke nieuws de restauratie van de Grote Kerk in het verschiet komt, zal men uitermate zorgvuldig alle glasscherfjes, waarop glasschilderwerk waarneembaar is, bijeen moeten garen. Dat dit gebeuren gaat weten we zeker. Want de leiding van de restauratie is in prima handen. Het zullen deze kleine, soms nietige fragmenten zijn, welke de sleutel vormen voor een prachtig hoofdstuk uit een kunstzinnig en groots verleden, aat momenteel nog voor ons versluierd ligt. Fons Gieles. Juli 1969. 15) F. Gieles „Tien Kuub Thalia". Verslag van een opgraving door leerlingen v. h. Moller-Lyceum te B.o.Z. 1964. 83

Periodieken

De Waterschans | 1968 | | pagina 44