UIT HET LEVEN VAN
SIARDUS BOGAERTS
naar welke plaats men ook gaat, men vindt overal Parijs terug. Zo gaat men, schrijft
hij, „naar Bergen op Zoom om er de karakterdansen van de Hollandse matrozen te
bestuderen, en men ziet er de polka van Cellarius dansen. Steeds maar Parijs,
overal Parijs 8).
Cellarius (of Celarius) was, zoals wij na vele nasporingen tenslotte in de Muziek-
Afdeling van de Bibliothèque Nationale hebben ontdekt, een dansmeester in Parijs,
een der „vervormers" van de oorspronkelijke polka, door de dansleraar Raab uit
Wenen in 1840 in Parijs geïntroduceerd 9).
Het hele stukje van Houssaye moet men als een boutade beschouwen. Het is in het
geheel geen bewijs dat hij zelf in Bergen op Zoom is geweest de boot legde alleen
kort bij het havenhoofd aan om passagiers en goederen op te nemen en af te
zetten 10).
In L'Artisie (van 1845-1846) publiceerde Arsène Houssaye nog een serie artikelen
over zijn reis in Holland. Daarin schrijft hij als „entree en matière" „We zijn nog
steeds op de stoomboot die van Antwerpen naar Rotterdam gaatMen rookt
sigaren uit Batavia, men drinkt Rijnwijn en men eet biefstukken uit Bergen op
Zoom" 11). Ook weer een grapje? Daarvoor pleit het feit dat deze artikelen opge
nomen werden in de bundel, die Houssaye in 1856 liet verschijnen onder de titel
van Voyages humoristiques
Ook óns verhaal heeft in zijn geheel een enigszins humoristisch tintje gekregen....
Daarom willen wij eindigen met een „ernstig" stukje, dat ons even over de drempel
van de 19e eeuw heenbrengt. Het is een tekst van René Bazin, Professor in de rech
ten aan de Katholieke Universiteit van Angers, schrijver van vele bekende romans,
die echter vooral uitmuntte in zijn vertellingen en korte verhalen. In Juli 1903 (mis
schien 1902), maakte hij in West-Brabant en Zeeland een jachtexcursie die hem
per „automobiel", zoals men toen voluit zei, over Bergen op Zoom voerde. Hier is
zijn relaas Dan, plotseling, lichtjes bochtige en zindelijke straten licht
kleurige voorgevels; trottoirs, afgesloten door kettingen, hekken of geschilderde
houten latten, en die verboden zijn voor het publieke verkeer. Ze zijn uitsluitend
bestemd voor het plezier van de eigenaar, wiens domein zij zo verruimen; en daar,
in die open, ongelijke ruimten een menigte dames of huisvrouwen, streng wanneer
ze oud zijn, kalm vrolijk wanneer ze jong zijn, met een onwaarschijnlijk frisse ge
laatskleur, die als met waterverf op glad papier geschilderd lijkt, kanten mutsen die
de wangen omsluiten, spiralen van gouddraad die langs het glad weggestreken
haar hangen; op de rijweg, veel jonge mannen, breed van gezicht en van heupen,
blij met het leven men moet tegenwoordig ver gaan, om dat uiterlijk te vinden
het is een stad, het is Bergen op Zoom" 12).
Dr. H. van der Tuin.
1) H. van der Tuin „Voyageurs francais Pays-Bas dans la première moitié du XlXe
siècle" (Revue d'histoire de la philosophie et d'histoire générale de la civilisa
tion, No 12, 15 Okt. 1935 en No 13. 15 Jan. 1936). Verder artikelen op dit terrein
in de Revue de littérature comparée, in 1955, 1957 en 1961.
2) Ik zonder hiervan uit Henry Havard, wiens driedelig werk La Hollande pitto-
resque (1877-1880) in historische kring algemeen bekend is. Aan Bergen op
Zoom zijn in het tweede deel (Le Coeur du Pays, 1878) twee belangrijke hoofd
stukken gewijd.
3) In Korneel Slootmans, Bergen op Zoom, een stad als een huis, 1966, p. 114,
leest men dat in 1780 reeds het bovengedeelte van de toren tot de hoogte van
de andere gebouwen wegens bouwvalligheid is afgebroken. Volgens de Heer
120
Slootmans, die ik over deze kwestie sprak, moeten de Franse gegevens op over
levering berusten.
4) Guide des voyageurs en Europe, par M. Reichard, 8e éd„ Paris 1817, p. 23;
Nouvel iiinéraire portatif des Pays-Bas, par M. Perrot, Paris, 1827, p. 102. Deze
laatste gids geeft nog enige bijzonderheden over de verschillende belegeringen
die Bergen op Zoom heeft moeten doorstaan.
5) „Un tour en Belgique", Chronique de Paris, déc. 1836 (Alle vertalingen zijn van
onze hand). Prof. René Jasinski heeft (gelukkig pas in 1929) dit verhaal gedeel
telijk van zijn luister beroofd de onderscheiding heeft de grootvader in kwestie
veel later dan 1747 voor een ander feit gekregen
6) J. B. Barrère, „Le voyage de Victor Hugo en Hollande, 1861" (Revue de littéra
ture comparée, avril-juin 1964, p. 194). De Heer Slootmans was zo vriendelijk
mijn aandacht te vestigen op het artikel van Dr. B. H. Stolte over hetzelfde on
derwerp en gebaseerd op de studie van de Heer J. B. Barrère (Jaarboek No 24-
1964 van De Ghulden Roos, pp. 113-116). Dr. Stolte vermeldt bijzonderheden
over het hotel waar Victor Hugo in Roosendaal heeft gelogeerd, en over het
pand Markt 24, waar de Franse reiziger het bas-relief boven het poortje op
merkte.
7) Oeuvres de Gérard de Nerval, Bibl. de la Pléiade, t. II, p. 828. De Heer Sloot
mans heeft het eerste couplet van dit lied van Jean-Joseph Vadé gepubliceerd
in zijn reeds geciteerde werk over Bergen op Zoom, p. 63.
8) Le Diable a Paris, Paris, 1845, t. I, p. 303.
9) „Recherches et considérations historiques, physiologiques et chorégraphiques
sur la Polka et les Polkistes", par Henri Blanchard (Revue et Gazette Musicale
de Paris, 26 mai 1844, p. 182).
10) Zie het artikel van de Heer Slootmans, „De vaargeul langs Bergen op Zoom",
Dagblad van Noordbrabant, 7 Januari 1931.
11) „En Hollande V", L'Artiste, 4e série, t. 2, 29 déc. 1844.
12) René Bazin, Récits de la plaïne et de la montagne, Paris, 1903, p. 73.
In het Wilhelmieten-archief te Huijbergen zijn de zeer talrijke dokumenten die be
trekking hebben op Siardus Bogaerts Sr. (1614-1670; prior van het klooster te Huij
bergen 1651-1670) niet de minst interessante.
De 17e en 18e-eeuwse monniken van het kleine monasterium zijn, blijkens de beschei
den die ze hebben nagelaten, niet verstard geweest tot weltfremdheit en mensen
vrees. Prior-Provinciaal Bogaerts was wel hun grootste voorganger.
De relaties die hij onderhield met tallozen in de noordelijke en zuidelijke Nederlanden
zijn een aparte studie waard. Hij had zijn kennissen niet alleen onder zijn parochi
anen in Putte en Huijbergen en bij zijn ordebroeders in België, Frankrijk en Duits
land, maar onder de magistraten in Brussel en de Hoogmogende Heren in Den Haag.
De Bisschop van Antwerpen, de Deken van de theologische fakulteit te Leuven en
tientallen andere prelaten en abten in de zuidelijke Nederlanden machtigden hem
121