om hun materiële belangen in het noorden te behartigen (archief Huijb. C II 110 en H 12 b); de Spaanse Ambassadeur in Den Haag, Don Estevan de Gamarra, was zijn persoonlijke vriend. En degenen tegen wie hij een eindeloze strijd moest voeren om het bestaansrecht te verdedigen van zijn klooster, dat pal op de ook na de Vrede van Munster betwiste grenslijn tussen noord en zuid was gelegen, vonden in hem een onbevreesde en bekwame tegenspeler. HOFKAPELAAN Een van de funkties die hij buiten rechtstreeks Ordes-verband heeft uitgeoefend, was die van hofkapelaan van Markiezin Elisabeth van Bergen op Zoom. In die hoe danigheid kreeg hij van de Markiezin een vrijbrief om door de noordelijke Nederlan den te reizen, waarvan hij, zoals het Huijbergse archief bewijst, een zéér ruim ge bruik heeft gemaakt. Het schrijven (Arch. Huijb. M 28) luidt als volgt Elisabeth bij der gratiën Godts Princesse van Zollern, Gravinne vanden Bergh, Marckgravinne tot Berghen opten Zoom, Vrijvrouwe tot Hedel, Wisch ende Bauterssem, Vrouwe tot St. Michiels Gestel, Borchvliedt, Bersele ende Braine La Loeud, Erffbaendervrouwe des Furstendoms Gelre ende Graeff- schaps Zutphen Doen te weeten. Dat Heer Siardus Bogaerts is in onsen actieven dienst in qualiteijt van onsen Hoffcappellaen Ende want soo onse als sijne particuliere affairen desselfs emploij dickmaels in verscheijden Quartieren sijn requireren- de. Soo versuecken allen ende legelijcken dijen deze souden moegen voor- coemen oft werden gethoont den voors. Siardus met sijne bijhebbende ba- gagie vrij ende onverhindert te laeten passeren ende repasseren ende den selffven te laeten genieten het voicoemen Effect onser Vrijdomme ende Sau- vegarde, willende gerne genegen wesen tzelffinge tegens een legelijcken naer slandts gebeur te herkennen. In oirconde hebben dese met onse hande onders. ende met onsen furst. cachette doen becrefftigen. Actum Sgravenhage den 12 Julij 1649. Elisabet pmc. Zu Zollern Ter oraonnan. van haere furst. Gen. H. van Clee. Een fraai, gaaf zegel, onder op het blad, bevestigt de echtheid van het stuk. VERTROUWENSMAN Zeer waarschijnlijk is Bogaerts ook gemoeid geweest in een hachelijke onderneming van de Markiezin, die rond 1658 heel wat stof heeft opgejaagd. In Den Haag woonde toen Elisabeth Stuart, dochter van Jacob I van Engeland en weduwe van Frederik van de Paltz, koning van Bohemen. Deze keurvorst, die in de geschiedenis als de „Winterkoning" bekend is, was van moederszijde een kleinzoon van Willem de Zwijger. Een dochter van hem en van Elisabeth Stuart, Louise, wilde tot de katholieke gods dienst overgaan. Ze wist dat haar moeder zich daartegen met alle middelen zou ver zetten en daarom had ze het plan gemaakt naar België te vluchten en daar haar voor nemen uit te voeren. In deze vlucht, en misschien ook in de overgang zelf, had Elisa beth van Zollern, de Bergse Markiezin, de hand. 122 De tussenpersoon die ze daartoe naar Den Haag zond is waarschijnlijk niemand an ders dan haar hofkapelaan Siardus Bogaerts. Ze noemt haar vertrouwensman in een brief aan Louise van de Paltz ,,un scavant et fort homme du bien, vous pouvez sans scrupule vous lier en luij". (N. J. de Beukelaar in zijn scriptie „Het Geschil om het klooster van Huijbergen na de Vrede van Munster", blz. 52; documentatie Rijks archief Den Haag, Staten Generaal, loketkas 365). En ze deelt mee dat deze priester haar biechtvader is, met wie zij alles heeft „geadjusteert". (Geschiedenis van het Klooster te Huijbergen", blz. 90). Voor Elisabeth van Zollern had deze affaire minder prettige gevolgen. De briefwisse ling tussen haar en Louise van de Paltz werd in 1658 te Bergen op Zoom gepubli ceerd, zij zelf werd op straat publiek bespot en tijdelijk werd haar het recht van magistraatsbestelling ontnomen, mede omdat ze katholieken als overheidspersonen had benoemd („Gesch. v.h. Klooster te Huijbergen", blz. 90). Wat Louise van de Paltz aangaat zij is later abdis geworden van het klooster Mau- buisson in Frankrijk. KONINGIN EN SLAGER De Huijbergse akten-bundels leveren voor dit godsdienstavontuur bij ons weten geen rechtstreekse dokumentatie. Wel bewijst het archief dat koningin Elisabeth Stuart voor Bogaerts geen onbekende is geweest. Zij heeft namelijk voor de som van dui zend gulden bij hem in het krijt gestaan I We vinden dit feit vermeld op een plaats waar we het niet zouden zoeken in de akten die op de intrede en professie van de monniken betrekking hebben. In 1647 was er namelijk in Huijbergen een jongeman Vincentius Boshuijsen als no vice aangenomen. Hij was zoon van een Haagse slager, Lodewijk Boshuijsen, die zich „Vieshouder van Zijne Hoocht. den prince van Orangien" kon noemen. In het Huijbergse archief handelen de nummers G 4 I t/m G 4 IX over deze Boshuij sen. De ouders deden de intrede van hun zoon in het konvent van Huijbergen ver gezeld gaan van de schriftelijke belofte aan het klooster de ongewoon hoge som van 5000, te betalen, waartegenover novice Vincentius afzag van alle erfenis aanspraken. Siardus Bogaerts was toen nog geen prior van het konvent, maar wel prokurator, zodat hij toch rechtstreeks met deze financiële aangelegenheid te ma ken had. Het schijnt dat bovengenoemde som niet op stel en sprong betaald is geworden, in tegendeel, het klooster heeft blijkens de akten aan de Boshuijsens een paar maal geld geleend. In G 4 IV, dd. 19 juni 1654 (toen was Bogaerts prior) lezen we nu het volgende, op gezegeld papier geschreven, verhaal. „Op huijden den XIX Junij Xi/lc vierenvijftich compareerde voor mij Johannes van Dijck openbaer Notaris bijden hove van Hollandt geadmitteert in s'Gra- venhage residerende ende den getuijgen ondergenoempt Dierbaere Jouffr. Aeltge Pieters van Spijck wed. wijlen Lodewijck van Boshuijsen Ende ver- claerde sij comparante aan Sr. Gerardus Boogert voorde verseeckertheijt van desselffs actie, die hij op haer comparante deuchdelijcken heeft te preten deren ter somme van Duijsent guld., spruijtende uijt saecke van geleende penningen, daer onder begrepen de vervallen intresten vandien, die sij com parante oock hem wel deuchdel. bekende schuldich te sijn mits desen te cederen ende transporteren, gelijck sij doet bij desen gelijcke somme van duijsent gul., haer comparante competerende van haere Co doorluchtigt. van Bohemen in een somme van vijff duijsent gul., volgens 123

Periodieken

De Waterschans | 1968 | | pagina 65