VONDSTEN
INCIDENT
Er deed zich in dit klooster een bijzonder grappig incident voor bij de beglazing. De
metselaar Gisbert, die het vak had geleerd van de kloosterling René de Bere en die
aan de bouw van dit klooster menig zweetdruppeltje had besteed, vond het aardig
om ook een raam te schenken. Hij betaalde het verschuldigde bedrag en daar kwam
zowaar een wapenvenster met de „insignia" van zijn edel ambacht erop. Wie weet,
wilde hij op deze wijze onsterfelijk blijven. Dat is hem bepaald gelukt. Maar ik heb
wel met de man te doen. Want al spoedig wordt zijn raam verwijderd en ver
vangen door de wapens van de heer van Gaesbeek. Waarvan de archieven laconiek
aantekenen, „dat deze geen stuiver voor het raam betaald heeft".
We kunnen allerhande gissingen maken wat hier aan de hand was. Voor de gildeman
was er temidden van deze regerende heren kennelijk geen plaats Of komt hier tot
uitdrukking, dat men niet op voet van gelijkheid met de gilden wenste te verkeren
Zelfs niet middels een glasraam
RAADSELS
3. In het laatste kwart van de zestiende eeuw vinden we een glasvenster te Luik,
in de St. Hubertuskerk. Ditmaal zijn de milde schenkers Jan van Wittem en zijn echt
genote, Maria, Margaretha van Merode, markiezin van Bergen. Het raam werd ge
plaatst in 1582 en gaf een voorstelling of afbeelding van „De Verrijzenis".
Daaronder kwamen ook de portretten voor van de schenkers.
Een Verrijzenisraam wijst op een der ereplaatsen in het priesterkoor. Jammer genoeg
kennen we nog niet de glazenier van het venster. Wel vond ik enkele namen van
Luikse glazeniers, die er destijds werkzaam waren. Misschien moeten we hem zoe
ken onderTheunis Wypart, Theodoricus, vitrifex, ook genaamd Thiry de Leumont,
Tilman Pisset, Guillaume Flemael, Lambert Lombard en Jacques de Marche3).
4. Te Meer, bij Herenthals bevond zich destijd een kerk waar in 1628 een raam werd
gegeven door de familie van den Bergh, verwant aan het Bergse Huis. De bronnen
spreken slechts van ramen, waarin de wapenschilden waren opgenomen. De naam
van de glazenier ligt in „nevelen gehuld" 3).
5. Tot mijn bijzonder groot genoegen las ik in het gedegen werk van assistent-ar
chivaris, de heer W. van Ham, een vermelding over een glasraam, dat geschonken
werd door Robert van Glymes, Bisschop van Luik 4). Het is voorwaar de beroemde
glazenier Dirk Crabeth, die in episcopale opdracht een venster maakte voor de kerk
van Gouda. Jaar van levering 1562. Het glazeniersgezelschap, dat in Bergse opdracht
werkte, wordt hiermede wel van bijzondere kwaliteit. Het is een verleidelijke gedachte
om aan te nemen, dat Dick Crabeth Bergen op Zoom bezocht zou hebben. Dat is een
nader onderzoek ten volle waard
6. In het werk van J. Helbig, blz. 147 staat aangetekend, dat „De Prins van Bergen"
(Robert van Glymes schenker was van een venster, omstreeks het midden der zes
tiende eeuw. Dit raam werd aangebracht in de parochiekerk van O.L. Vrouw V. der
Vonten. Het was gevuld met overwegend tafrelen uit het Nieuwe Testament. Helbig
vermeldt niet, dat het raam vernietigd of verwijderd is. De naam van de „vitrier" ont
breekt.
Januari 1970. Fons Gieles.
126
N.B. Als aanvulling op mijn artikel „Glazeniers te Bergen op Zoom" (zie Water
schans no. 4. 1e jaarg.) vermeld ik nog de glasmaker Cornells de Rover, die
een pand bewoonde in de Zuivelstraat, vlak tegenover de Waag, omstreeks
1600 5).
Geraadpleegde Literatuur
1) Alph. O'Kelly, 1870. „Verrières des environs de Bruxelles". Bulletin du Comité
Archéol. du Brabant. Blz. 26-55.
2) C. Slootmans Jan metten Lippen. Blz. 224.
3) Dr. J. Helbig Glasschilderkunst in België. Repertorium en Documenten 1943-'51.
4) W. A. v. Ham „Het Doorluchtig Huis van Bergen op Zoom", Europese Bibli
otheek te Zaltbommel, blz. 187.
5) St. Geertruidsbronne.
Jan van den Berg, lid van onze Kring, vond tijdens de verbouwing van het Midden
standsbankgebouw aan het Zuivelplein (voormalig EK-Huis) twee Bergse potten. Hij
trof ze aan in de hoek van een kelder, vlak bij de keldertrap, die van de straatzijde
de kelder in voert. Voor kenners is deze plaats bekend als dé ideale plaats waar
het schuurwater naar toe werd gespoeld of gebezemd.
De keldervloeren werden regelmatig geschuurd. In oorlogstijd woonde men in de
kelder. Er werd ook geslacht en vee gehouden. De plavuizen of estrikken kregen re
gelmatig een goede sopbeurt van moeder de vrouw. Bij de keldertrap, waar het dag
licht naar binnen kwam, was in de tegelvloer een kuiltje gegraven waarin een Bergse
pot werd gezet. Bijzondere merkwaardigheid was, dat deze pot vervolgens met een
stok de bodem werd ingeslagen, zodat het water tussen de scheuren in de potwand
kon wegzakken.
127