meer linéair en minder vlezig in zijn voordracht. Ik acht hem ook de man, die het
monnikfiguurtje met de lantaarn maakte. Het paneel waarop alleen het huisje staat
met loofbomen, behoort m.i. tot het zwakste deel. Het is té veel een schilderij, ver
taald in steen. Stilistisch gezien zou men mogen stellen, dat 'net centrale paneel met
Christoffelfiguur het oudste deel van de schoorsteenmantel is. Het werd hoogst
waarschijnlijk van alle onderdelen het eerst gekapt. In dit verband is het van belang
om het document te kennen waarin sprake is van het verstrekken van de opdracht
aan Keldermans. Het wil mij voorkomen, dat de opdrachtverlenging ver vóór 1521
ligt.
Aangaande de Christoffelfiguur is mij opgevallen de grote gelijkenis van diens ge
laat met dat van Jan II van Glymes. Heeft de zoon de vader willen eren Bijzonder
merkwaardig is ook het deel, waar St. Christoffel voet aan land zet. Terwijl het ene
been door golven wordt omspoeld, plaatst hij het andere op een stukje land, waarop
contouren van vestingmuren zijn aangeduid. Tegelijkertijd ligt daar overheen een
vlak, dat qua omtrek veel weg heeft van de grenslijnen van heer Jan's bezittingen.
Op de plaats waar Bergen op Zoom gesitueerd kan worden, ontluikt een vierlobbige
bloem. Een oud vruchtbaarheidssymbool Of wordt hier op beeldende wijze de wel
daad van een, door het christendom geïnspireerd leiderschap, gesymboliseerd
Er moet zich onder de steenhouwers ook een man met humor bevonden hebben, die
op meesterlijke wijze de kleine kinderfiguurtjes of putti hakte. Dezo putti komen al
voor op oud-romeins beeldhouwwerk, festoenen en vruchtguirlandes dragend. Ook
de hoog-gothische kleine dierfiguren zijn indringend van vormgeving. Prijzenswaar
dig is het samengaan van een groot begrip voor beweging en gevoel voor burlesque
ornamentiek. Als Keldermans zijn steenhouwers aan dit werk enige persoonlijke vrij
heid heeft geschonken (hetgeen ik vermoed) zou dit kunnen betreffen de vormgeving
van de kleine gedrochtjes. Een uitgesproken middeleeuwse gedachte n.l. het besef,
dat het boze ten alle tijde alom aanwezig is, kreeg gestalte in de lichtelijk sinistere,
kruiperige wezentjes op het onderste lijstwerk 4).
Van de schoorsteenmantel, anno 1971 is het bovenste onbehakte deel niet authen
tiek. Oorspronkelijk heeft zich vanuit de vertikale schoorsteenwand een bewerkt en
versierd stenen baldakijn ontwikkeld eigenhandig door Rombout Keldermans ge
maakt. Dit stenen gewelfje ging verloren, toen in het begin van de vorige eeuw het
Markiezenhof werd ingericht tot hospitaal. Het plafond in de Hofzaal, waar zich de
schouw nog bevond, werd verlaagd. „Gemakshalve" werd het gewelfje toen opge
ruimd Een daad, die we nu betreuren. Een eventuele reconstructie xan er uitermate
door bemoeilijkt worden. Het was Burgemeester de Roock, die de Christoffelschouw
naar het gemeentehuis deed verhuizen, toen omstreeks 1840 twee nieuwe zalen
werden getimmerd 5). Hij liet de schouw plaatsen tegen de west-wand, waar thans
een gobelin hangt. Op de arduinen kardoezen (een poging tot imitatie van het oude
gewelfje werden de wapens aangebracht van'Karei Philip Theodoor van Sulzbach,
Palsgraaf a.d. Rijn en markies van Bergen. Doch hierdoor werd zowel de historische-
als artistieke zuiverheid van het geheel aangetast. Van deze toestand is een tekening
bewaard gebleven. De gelukkige bezitter daarvan is de heer J. Bevin, oud-redacteur
van het blad „Sinte Geertruidsbronne". De tekening werd in 1883 gemaakt door A. J.
L. de Roock 6). Tijdens de restauratie In de dertiger jaren kreeg de Christoffelschouw
de plaats waar wij hem thans kunnen bewonderen, (noordmuur). Wil men het kunst
werk genieten, zoals het oorspronkelijk was geconcipieerd, dan dient eerlijkheids
halve gezegd, dat de betonnen balk op de twee kolommen, halverwege de zaal, het
juiste zicht erop scalperen.
Tijdens de restauratie verwijderde men de wapens op de kardoezen. Tegelijkertijd
werden twee halfkapiteeltjes van ramskoppen met ineengevlochten noorns aange-
162
bracht. Door de zorg van onze stedelijke overheid is dit meesterwerk van Keldermans
tot op heden behouden gebleven. Bergen op Zoom mag het als een van zijn kost
baarste kunstschatten beschouwen.
„Schoonheid", zo las ik eens, „kan omschreven worden als „versluierde wetmatig
heid". In de Christoffelschouw ligt een grote wetmatigheid onder weergaloos knap
steenhouwerswerk versluierd. Gevoel en Reden leven er in diepe harmonie. De lessen
van een Thomas van Aquino, die schoonheid prees als „de schittering van de veel
heid in de eenheid" hebben de gothische bouwmeesters verwerkelijkt. In onze dagen,
waarin de emotie zo wordt verheerlijkt, een thema dat tot nadenken stemt.
Fons Gieles 1971.
1) Rekeningen van de rentmeester van heer Jan bevatten berichten dat tot driemaal
toe uit Bergen op Zoom iemand naar Rombout Keldermans toereist om diens „ad
vies" of „ordonnantie" te vragen over het opstellen van de schouw. Dit is een in
teressant gegeven. De betekenis van het woord „ordonnantie" zoals destijds in
vakkringen van steenhouwers en schilders gebezigd, hield in de COMPOSITIE of
samenstelling van een geheel. Kennelijk is boven bedoeld persoon naar Kelder
mans gegaan, om de ontwerptekening te raadplegen. Rombout moet deze zo lang
mogelijk bij zich hebben gehouden op zijn werkplaats te Mechelen (later Antwer
pen). Allereerst omdat hij er zelf naar moest werken. En waarschijnlijk ook om zijn
ontwerpmethode als een soort vakgeheim te bewaren.
Wie weet komen deze tekeningen nog eens ooit terecht
2) Jean Gimpel De bouw van een Kathedraal. 1960 Spectrum-uitgave.
3) Jan PoortenaarDe Gulden Snede. Uitgave van „In den Toren" te Naarden.
4) Mr. W. Moll „De oude schoorsteenmantel op het Raadhuis te Bergen op Zoom",
verscheen in Oud-Hoiland 1915. (niet 1923).
Moll vermeldt, dat 9 steenhouwers en 8 metselaars en timmerlieden aan de schouw
hebben gewerkt. De namen van de steenhouwers zijn bekend Jan en Christiaan
de Steenhouwer, Joos Janss, Jan Geerts, Thielan Janss, Peter de Keyser, Andries
en Jan Peterss en Jan Dollaert. Met vrachtloon, grondstoffen, verlichting tijdens
het werk en opruiming van het gruis, heeft de schouw gekost 83 Brabants, waar
van Rombout Keldermans ruim 23 ontving.
5) De Roock „Een merkwaardig beeldhouwwerk uit het laatst der middeleeuwen".
Verschenen in Tijdschrift voor N. Br. Geschiedenis, Taal en Letter
kunde, 1e Jaargang No. 4, 1883.
„In of omtrent 1840 zijn er, om aan den openbaren dienst te kunnen voldoen,
op het stadhuis twee nieuwe zalen getimmerd, waarvoor helaas I een aller
interessantst lokaal, de oude criminele rol een dier zwarte, met eikenhout
beschoten holen, die den beschuldigde bij het binnentreden aan het „INFER
NO" hebben moeten doen denken moest wijken, alsmede de met ijzeren
traliën afgeschoten voorhal".
6) Deze tekening werd afgedrukt bij een artikel van J. Craandijk in Eigen Haard van
1885, blz. 276.
7) Ch. Bouleau „Les rapports musicaux" in Le galerie des arts no. 15 april 1964.
163