EEN JEUGD IN BERGEN HERINNERINGEN „Ghy Bay-verkoopers hoort myn sprake Trekt na Brusselen seer seel Daer is eenen Rou te maken Men behoefter stoft seer veel Over Berghen op den Zoom, Om dat den Marquis en Heer Oom, gelat Soo op gekraemt is vande stadt Met al zijn signoren plat". Nu de stad Bergen op Zoom eindelijk is ontzet, veert de bevolking op in vrijheidsroes en schampert dat de Spanjaarden een rouwgewaad aan moeten schaffen. De Bay- verkoopers kunnen als het ware de stof niet aangedragen krijgen. Zoveel Spanjaarden moeten er thans rouw dragen. ..Want voor Berghen in orabant Leyt nu soo veel speck in 't sant, versmacht Maer Signoor en had niet ghedacht Dat Bergen hielt soo goede wacht". Het Geuzenliedboek Dr. E. T. Kuiper. Uitgave W. J. Thieme te Zutphen 1925. DEEL I. Bergen in het begin van deze eeuw het kleine intieme stadje van een 16.000 inwoners: wij kennen bijna allen elkaar en voor ons, kinders, is alles zo vertrouwd. Wij kennen ons stadje in alle hoeken en gaten, wij spelen en zwerven tot in alle straatjes en stra ten. Het is daar, in die uithoeken, soms zo geheimzinnig in het smalle oplopende Lon- donstraatje naast het oude huis London in de Lieve Vrouwestraat of daarachter op de drukke en bedrijvige kaai, de sloppen, die uitkomen op de Dubbelstraat, het Smakke- straatje, of in die gezellige uithoek achter de Korenmarkt, de „Mèrtsentuin", een oude boerderij in den hof van hovenier Verduit. Maar er zijn zoveel verschillende aantrekke lijkheden voor ons, kinders Daar heb je bijvoorbeeld in de vacantie, iedere morgen tegen 11 uur, het station. Wat een gezellige drukte kwart vóór elf de trein „uit Olland" en een kwartier daarna „uit Zeeland Vader werkt op het (oude) telegraafkantoor in de Zuivelstraat. We vragen aan de hoofdbesteller, Jan Willemse, of we vanaf het post kantoor met de postkar mee mogen tot op het station. De post wordt met een handkar (twee zakken één voor Vlissingen, een voor Roosendaal) naar het station gereden. „Jan, wie mag vandaag de kar duwen Jan loopt ernaast en wij trots achter de kar door de Wouwsestraat en de Stationsstraat. En, omdat jan erbij is, mogen wij mee door het hek, links van het grijze stationsgebouw (het is nog niet zo oud, een jaar of 170 dertig) op het perron. Het lijkt wel, of wij zelf ook op reis gaan. De chef waarschuwt in de wachtkamerreizigers voor Goes, Middelburg en Vlissingen Opgepast, jongens, voorzichtig, achteruit; daar komt het rokende en puffend monster, van links, van de overweg naar Wouw. Wat een drukte uit de hoge wagens stappen de reizigers. Direct achter de kolenwagen de postwagen, waar wij mogen helpen met het in- en uitladen van een paar zakken. Een fluit, daar rolt de trein weer weg in de richting van de water toren bij wachthuis 13. Maar het pleizier is nog niet ten einde. Nu naar het (lage) tweede perron, want daar heb je al de trein uit Zeeland. En dan daarna nog op het warme en stoffige stationsplein het vertrek van de trammekes, eerst van „den Bels" naar Ossen- drecht en dan van de tram naar Tholen. Jongens, wat wonen wij toch in een leutige stad. Daarvan hebben ze toch in Steenbergen of Tholen allemaal niks En vanmiddag, waar gaan we „van achtermiddag speulen Bij den dikken boom van Mansveld of in de boskes op de klassie, of naar de zeekant of langs-het-Hoofd-om of kijken naar het graafwerk voor de kerk van Vermeulen Of willen we maar gewoon „een kuierweggeske gaan maken" door de stad Wat was er voor ons, kinders, toch veel te beleven in het stadje, dat nog bijna geen bebouwing had buiten de singels. Naar het oosten was het station het uiterste gebouw, naar het zuiden het koffiehuis „de Vier Winden" en naar het noorden de twee (door architect Van Genk gebouwde) huizen aan het begin van de Steenbergsestraat twee prachtige moderne huizen (von den wij); in het huis met het torentje (typisch voor Van Genk) woonde onze burgemees ter, Hulshof. En in mijn verbeelding loop ik weer als kind de lange weg van het station door de stad naar de Thoolse weg. Wat een rustige en deftige straat, die Stationsstraat, vooral links, van het station komend typisch eind van de vorige eeuw. Bijna in ieder huis woont wel een Asselbergs. Men denkt in Antwerpen te zijn wit gepleisterde gevels, witte deuren met „Lettres", grote openslaande ramen en daarvóórkeurige grindperkjes, afgezet met kettingen. Even verder het torentje van Van Genk en daar tegenover het kantongerecht. Op het open terrein langs de Bredasestraat en de daar tegenover gelegen suikerfabriek zal (zo wordt gezegd) de nieuwe St. Jozefkerk komen, de opvolgster van „Smitjes kerkske" in de St. Jozefstraat. Intiemer wordt het pas in de smallere Wouwsestraat. Rechts op de hoek wordt een winkel gebouwc daar gaat bak ker Joosen wonen. Links op de hoek is een muziekwinkel (ik meen van Pladet, de di recteur van het kerkkoor van de kerk op de Markt) en daarnaast wonen wij (er is nu, meen ik, een slagerij) en naast ons het armoedige krotje van vrouwke Van Ginderen en daarnaast de winkel van Crusio, waar ge (o wonder, anno 1903) wel eens druiven kunt kopen (maar da's natuurlijk alleen iets voor 'nen zieken mens). Nog iets verder, op de hoek van de Koevoetstraat het caféke var, Bogers („hier waarschuwt men voor den tram" er hangt dan een rood vlaggetje uit), waar men zich tevens kan laten in schrijven voor „den beeweg naar Bendrecht". Tegenover Bogers het snoepwinkeltje van „Janske de pèretand" (een vrouwke met één enkele geweldige tand in de boven kaak). Men kon er „draaien voor 'nen cent": voor een cent met een draaischijf een stukje vies gekleurd snoepgoed loten. En nog wat verder, aan diezelfde kant, de tuin van het militair hospitaal. Maar nu zijn we al in de Zuivelstraat gekomen. Op het Zuivelpleintje zijn 's zomers al tijd van gemeentewege een paar mannek.es bezig om het gras tussen de kinderhoofd jes uit te peuteren. Sinds het oude postkantoor, daar tegenover iets heel moderns een echt modern hotel van Belderbos (maar of dat gaan zal daar is ons Bergen toch veel te klein voor I). En verder in deze straat twee bij alle Bergenaars en boeren uit de Poorterij bekende winkel links de briiienwinkel van Robbe en rechts de patisserie van „Eduardje" (Asselbergs koekskes en pistolees En dan onze heerlijke Grote Markt Dat is altijd weer opnieuw een genot op de fiets de Hoogstraat afrollen en dan kijken, wie het langst kan „freewheelen" de Markt rond. Jongens, wat hebben wij 171

Periodieken

De Waterschans | 1968 | | pagina 89