sm tplpffl Henri Frans Verbruggen, (1654-1724) een man met artistiek gezag. In 1689 is hij deken van het Antwerpse St. Lukasgilde en bestuurder van de Akademie. Als zijn beroemdste werken gelden de preekstoel in de St. Gudule te Brussel en marmeren communiebanken in de St. Jacobs te Antwerpen. Als derde „meester- beeldensnijder" werkt mede Lode Willemse (1630-1702), opgeleid in de school van Arthur Quellinus. Hij maakte verschillende meesterwerken, in de O. L. Vrouwe kerk en St. Jacobskerk te Antwerpen. In 1690 werd aan het gigantisch karwei begonnen. Quellijn de Jonge is dan 65 jaar, Lode Willemse 60 jaar. Ze zijn gerijpt als mens, als beeldhouwer en als gelovige. Na negen jaar van zeldzaam teamwork (er bestond nog een gemeenschapskunst) kreeg het geheel zijn voltooiing, inclusief de orgelkast en oksaal. Van het grandioze beeldsnijwerk en de architectuur van het bouwmeubel ging onmiddellijk een grote roep uit. Men prees het als net schoonste koorgestoelte tot nu toe te Antwerpen gemaakt". De geest van de barok is er op zijn edelst aanwezig. Mensengestalten, doorzinderd van warme, edele liefde, doen de aanschouwer geloven, dat in de mens een goddelijk licht kan huizen.... De langgerekte, ietwat kleinhoofdige beel den bezitten een geestesadel van bijna hoofse allure. Jammer genoeg heeft de architect de voltooiing van zijn ontwerp niet mogen sma ken. Hij overleed 1693. Het was de Belgische kunsthistoricus Edmond Marchall die ons, anno 1877, in lichtte betreffende het aantal beelden dat de diverse kunstenaars voor hun reke ning hadden genomen. Hij zegt, dat Willemse twaalf beelden heeft gemaakt, Ver bruggen vijf en Quellinus de Jonge negen 2). De abt zou zelf het eikenhout voor de koorbanken hebben geleverd. De totaalkosten bedroegen 10.000, EXODUS Tot zover de begingeschiedenis van de koorbanken. De jammerlijke exodus van het koorgestoelte vindt bijna honderd jaar later plaats, wanneer in 1797 de abt met het gehele convent gedwongen wordt op korte termijn hun klooster te verlaten. Het opheffingsbesluit uit 1796, gevolg van de Franse bezetting, was daar oorzaak van. Men realiseerde zich, dat alle kunstschatten verloren dreigden te gaan. In al- ierijl werden de kostbare beelden in veiligheid gebracht. Ze werden verborgen ten huize van de vele vrienden, die het St. Bernardsklooster bezat te Hemiksem, Born- hem en Antwerpen. Er wordt zelfs verhaald, dat het koorgestoelte enige tijd opgeborgen zou zijn ge weest in de stadstoren van Antwerpen. Hoe dit ook zij, in het jaar 1816 zijn de beel den verhuisd naar een boerenschuur te Oud-Gastel, vlak bij de kerk gelegen. Dat moge enigermate vreemd lijken, maar sedert 1277 had het klooster St. Bernard het recht van patronaat ontvangen over de kerken van Wouw, Gastel, Loenhout en Kapellen. Monniken van deze orde bedienden en verzorgden de parochies aldaar. Ook in 1816 zijn de Bernardijnen daar nog steeds werkzaam. In 1832 worden de beelden vanuit Gastel door Wouwse boeren middels het lande lijke vervoermiddel van paard en kar, naar de Lambertuskerk gereden. Het betrof hier een vreedzame verhuis. Want pastoor Booyens van Wouw, Bernardijn en tevens overste van het klooster, oordeelde dat het beter was om de beelden in een sacrale ruimte te plaatsen, dan ze te doen wegkwijnen in een 'ochtige en vochtige boeren schuur. Hij had daarom de Antwerpse architect en beeldhouwer Geefs opdracht verstrekt de opstelling van koorbanken en beelden zo smaakvol mogelijk op te lossen. Wouw kreeg daarmee een kunsthistorische schat van bijzonder formaat binnen de kerkmuren. 178 Om misverstanden te voorkomen laat Pastoor Booyens weten, dat de koorbanken, annex beelden, onvervreemdbaar eigendom blijven van de abdij St. Bernhard, in middels van Hemiksem verhuisd naar Bornhem). De parochie Wouw kan er nimmer aanspraak op maken zich als bezitter op te werpen, in 1924, plus minus negentig jaar later, za' Dom. A. J. Fruytier, Bernardijn, een dergelijke uitspraak herhalen en spreken van onverjaarbaar eigendom. Hij deed zulks in een prachtig en rijk gedocumenteerd arlikel voor het tijdschrift „Taxandria" 3). HOUTSCULPTUUR van HENRI VERBRUGGEN (1654-1724) voorstellende H. THOMAS BECKET BEELD TE KOOP We komen thans aan het mysterie van de verkochte bisschop. In het jaar 1886 ver schijnt een opzienbarend bericht in het Tijdschrift voor Noord-Brabantse Geschie denis, Taal- en Letterkunde 4). In het maartnummer van de derde jaargang publi ceerde de redacteur August Sassen, archivaris te Helmond, volgende mededeling 179

Periodieken

De Waterschans | 1968 | | pagina 93