„De Heer H. F. Antheunis, beeldhouwer te Bergen op Zoom, had het geluk voor een spotprijs eigenaar te worden van een kunstvol eikenhouten beeld, afkomstig uit de kerk te Wouw en waar van eene afbeelding hiernevens gaat. Het beeld hoog 1 meter 35 centimeter, stelt een bisschop voor, die zich ter marteldood bereid en is van onmiskenbare schoonheid. Vooral de treffende gelaatsuitdrukking stempelt het beeld tot een kunststuk van den eersten rang en de eigenaar ontving dan ook bereids meer dan een aanzienlijk bod van kooplustige kunstkenners. De heer Antheunis brengt afgietsels van het beeld in den handel en wel in gips voor den prijs van Fl. 100,en in terra cotta voor den prijs van Fl. 140, De mededeling was vergezeld van een afbeelding van het bewuste beeld, (zie re- produktie). Het is een lithografische druk, verzorgd door A. J. Bogaerts te Breda. De tekenaar staat niet vermeld. Het geheel lijkt op een gravure, gekenmerkt door een sterke plastische weergave. Aanvankelijk dacht ik, dat die afbeelding was ont leend aan een reeds bestaand werk. Maar alle naspeuringen leverden tot nu toe een negatief resultaat op. Is de tekening dan te Bergen op Zoom gemaakt Waren er mannen, die dat konden Ik denk hier allereerst aan C. J. van Genk of aan Ten have. Een man die destijds bijzonder gaarne kunstvoorwerpen schetste was bur gemeester De Roock5). Ik veronderstel, dat De Roock de tip aan Sassen heeft ge geven, toen Antheunis in het bezit van het beeld kwam. De mogelijkheid is niet uit gesloten dat Antheunis zélf de schets vervaardigde. De man had uiteindelijk een studie van vijf jaar aan de Antwerpse Academie gevolgd en daarna nog vijf jaar te Brussel gestudeerd. Er rijzen enkele brandende vragen naar aanleiding van het bericht over Antheunis' beeld. 1. Wie wist destijds te vertellen, dat het beeld „afkomstig was" uit de kerk te Wouw? Of dienen we te interpreteren „waarschijnlijk behorende tot de koor banken, welke in de kerk van Wouw staan" 2. Was dit soms het beeld, dat in 1832 door Geefs bij de preekstoel was geplaatst? Heeft er omstreeks 1880-'85 een vertimmering plaats gehad aan die preekstoel 3. Heeft de heer Antheunis toentertijd in de kerk van Wouw werkzaamheden ver richt Heeft de pastoor hem daarvoor in ruil met een beeld betaald Dan zal die pastoor in elk geval géén Bernardijn geweest zijn, daar vanuit het Vlaamse klooster scherp gewaakt werd over de schone koorbanken. Inderdaad vinden we bij Fruytier de vermelding, dat op 31 december 1874 drie Cisterciënsers van de abdij de pastorie van Wouw voorgoed verlieten. Na bijna zeven eeuwen lang het geloof in deze streek te hebben verzorgd, meende vicaris Hooydonk dat er nu maar Nederlandse zielzorgers aan bod dienden te komen. En aangezien nieuwe bezems schoon vegen, iijkt het niet onmogelijk, dat de wereldheren of seculie- ren, aan interieurverandering hebben gedaan. Vanaf dat moment begint de juri dische strijd om het bezit van de koorbanken. 1875 1886 We kunnen derhalve stellen, dat het beeld tussen 1375 en 1886 de kerk is uitgegaan. Interessant is de mededeling van de cultuur-wandelaar J. Craandijk6). Toen deze in 1883 de kerk van Wouw bezocht, speciaal om de gerenommeerde koorbanken te gaan bezien, schrijft hij o.a. „Van goede uitvoering is ook het voetstuk van den kansel, UIT ONZEN TIJD, een martelaar voorstellend, wiens hoofd door engelen gedragen wordt". De heer Craan- dijk meende, dat dit Martelaarsportret, een product van latere artiesten was Want hij voegt er aan toe „Maar bij de koorbanken vergeleken, moet alles afvallen". Wanneer Martien Coppens in 1943 de koorbanken fotografeert, acht de meester- fotograaf juist deze martelaarskop (voorstellende de H. Martinus), het ontroerendste beeld, dat Wouw bezit. En werd inmiddels vastgesteld, dat Henri Verbruggen de maker er van was 7). De Heer Craandijk keek niet al te critisch. Maar wel is de moeite waard na te gaan wat hij bedoelde met de mededeling, „dat een prachtig Petrusbeeld (uit Wouw) op de tentoonstelling van retrospectieve kunst te Amster dam te bewonderen was". Is soms het beeld uitgeleend en door Antheunis verpakt? Voor verzendng De boeken van de Wouwse Pastorie zouden ook hier enig licht kunnen werpen. H. THOMAS BECKET Merkwaardig is, dat nóch August Sassen, nóch iemand anders te Bergen op Zoom kon zeggen. WELKE heilige in handen van Antheunis was gekomen. Eerst veertig jaar later, in 1924, wanneer Dom Fruytier op vriendelijk verzoek van de heer G. Ju ten, een nieuwe studie publiceert over de koorbanken te Wouw, concludeert de bijzonder goed gedocumenteerde monnik, dat net vermiste beeld H. Thomas Becket, aartsbisschop van Canterbury voor moet stellen, en dat Henri Verbruggen de Jonge allerwaarschijnlijkst de maker is. Van Thomas Becket is bekend, dat hij ruim acht honderd jaar geleden werd vermoord in de kathedraal door een viertal „ridders", die handelden in opdracht van Hendrik de II. (29 dec. 1170). Fruytier zegt ervan De heilige wachtte in zijn kerk de hem aanvallende moordenaars af die hem j* het opperkleed afrukten en het hoofd kliefden met hun zwaarden. Hij was gewoon het kleed van de Cisterciënsers te dragen". Henri Verbruggen heeft dit doodsmo- ment zonder pathos doch met diepe bewogenheid uitgebeeld. HOOG BEZOEK Wanneer op 4 juli 1924 de ieden van de Kon. Ned. Oudheidkundige Bond naar Wouw komen om de koorbanken te bezichtigen weet niemand van deze illustere oudheid minnaars te vertellen, waar Thomas Becket is gebleven. Anno 1971 vraag je je af, hoe dat mogelijk was. Toen een aantal jaren geleden de Rosenkranz-Madonna van Tilmann Riemenschneider werd vermist, stond Duitsland op z'n kop. Er werd net zo lang gezocht, gespeurd en geschreven, tot het beeld weer terecht was. Men liet zich dit meesterwerk van Duitse houtsnijkunst niet zo maar ongeïnteresseerd ont nemen. Dit voorbeeld gaat in zoverre niet op omdat Antheunis het beeld gekocht had. En derhalve bezitter werd. Zulke toestanden kwamen in de vorige eeuw voor. Wie het machtige, nu en dan striemende proza leest van Victor de Steurs in „Hol land op z'n smalst" 8), weet dat b.v. de Deken van 's-Hertogenbosch in 1867 het zeldzaam schone oksaal uit de Sint Jan te koop aanbood. Een zwarte bladzijde in de kunstgeschiedenis van Nederland. Het juweel is thans te bezichtigen in het South-Kensington Museum te Londen. (Zien we op de dag van vandaag weer niet eenzelfde uitverkoop van kerkelijke kunst?) Het is bijna ongeloofwaardig, dat vanuit Wouw, het bisdom Breda of Bornhem, geen moeite zou zijn gedaan om het beeld weer in het geheel der koorbanken te doen opnemen. Vroeg de heer Antheunis soms een té hoge prijs Juridisch gezien kon hij er feitelijk geen geld voor vragen, ingeval het klooster te Bornhem het beeld zou komen vorderen omdat het onverjaarbaar eigendom blijft van de abdij. 181

Periodieken

De Waterschans | 1968 | | pagina 94