8. waren in het maatschappelijk leven van onze stad. Ir. Juten schreef in het dagblad "De Avondster" van 10 november 1932: "onze Bergen op Zoomsche Joden zijn echte Bergenaars" en hij dacht daarbij met name aan de families Volf, de Bruin, Goudstikker en van Loon. De drie eerstgenoemde families bestaan in onze stad nog voort, doch de familie van Loon is verdwenen. En hier mede kom ik dan aan de meest droevige periode, die zich in de geschiedenis van onze Joodse ingezetenen heeft voorgedaan. Ook onze Bergse Joden werden niet gespaard voor de on beschrijflijke ellende, die de Nederlandse en de andere Europese Joden moesten ondergaan tijdens de Duitse be zetting. Dat er -in vergelijking met andere plaatsen- betrekkelijk veel van onze Joodse stadgenoten gespaard gebleven zijn voor deportatie is, naar ik vernomen heb, te danken aan het Bergs verzet. Dit verzet heeft, onder leiding van de later gefusilleerde Jan Dercks, de Jood se families gewaarschuwd voor de gevaren die zij liepen. Ook werd er gezorgd voor onderduikadressen in en buiten Bergen op Zoom, terwyl tevens werd gezorgd voor rant- soenkaarten voor de ondergedokenenOok werden vooral Joodse kinderen van elders op onderduikadressen in Bergen op Zoom ondergebracht. Deze machtige feiten vormen wederom een getuigenis voor de integratie van onze Joodse stadgenoten. Maar er zijn ook heel gewone alledaagse feiten uit het verleden die hiervan getuigen. Onlangs nog kon men in het Brabants Nieuwsblad van de hand van Jan Hermans een eenvoudig, doch indringend, verhaaltje lezen over de orthodox Joodse stadgenoot van Loon, die in de jaren voor de Tweede wereldoorlog in de Moeregrebstraat woonde. Hij was een zeer gewaardeerde buurtgenoot, die op zaterdagmorgen, als de jongens uit de buurt naar school gingen, aan een van hen vroeg of hy even de kachel met kolen wilde vullen. Dat werd dan graag ge daan. Er zyn heel wat oudere Bergenaren, die soortge- 9. lyke verhalen zouden kunnen vertellen. Zelf herinner ik my het verhaal van Johnny Stibbe. Zijn ouders bezaten een manufacturenwinkel in de Pot terstraat op de hoek van de Molstraat, waar nu café Atlanta gevestigd is. Johnny pleegde zijn moeder te assisteren bij de verkoop van al wat de zaak te bieden had. Als wij daar dan voorbij kwamen en de deur van de zaak stond open, dan groetten wij hem met de woorden "Allez, Tand", niet omdat hij een Jodenjongen was, maar omdat hij nogal opvallend vooruitspringende tanden had. Wie van de wat oudere Bergenaren herinnert zich niet de vrolijke, mollige Frieda van Loon, die door haar moe der "mijn belangrijkste pand" werd genoemd. De Heer van Loon, Mevrouw Stibbe-van Loon, haar zoon Johnny en Frieda van Loon, zij allen zijn omgekomen. Het is de mengeling van dit soort herinneringen ener zijds en de wetenschap van het gruwelyk lot, dat een aantal van onze Joodse stadgenoten heeft getroffen an derzijds, die voor een belangrijk deel heeft bijgedragen tot de grote gevoelswaarde, die wij Bergenaren hechten aan de voormalige synagoge als monument Deze niet exact uit te drukken waarde was een van de belangrijkste dryfveren tot de restauratie van de leeg geplunderde en verkrotte synagoge. Uiteraard is ook de historisch-architectonische waarde van dit gebouw niet te onderschatten. Het was een van de oudste synagogen van ons land en tevens de alleroud ste van de provincie Noord Brabant, Eveneens getuigt het opschrift op de kroonlijst van de voorgevel van de speciale verbondenheid van ons Joodse volksdeel met ons Vorstenhuis, een verbondenheid die de geschiedenis van het huis van Oranje siert. (Deel van de rede, uitgesproken door Dr. E. Hartel, bij de opening van de gerestaureerde, voozroalige synagoge

Periodieken

De Waterschans | 1975 | | pagina 5