O O O O O O 6 Soms, (een teken van nog enige weelde) in de hoek een geit voor de melk. In "de Avondster" van de gebroeders Juten werd weieens voorzichtig gewezen op deze misstan den. "De Avondster" lag dan ook niet op de leestafel bij Tiest in De Draak. De nette burgerij las "De Zoom" van Harry Verlinden op de Bosstraat. Het standsverschil was erg uitgesproken. Vooral de officieren voelden zich als een aparte kaste: geen soldaat in De Draak. Een afschuwelijk staaltje hier van is mij altijd bijgebleven. In de Lievevrouwestraat tegenover de officierssocieteit (waar nu de bioscoop is) had een verre nicht van ons, Jane Veraart, een krui denierswinkel. Haar zoon was officier; maar om zijn moeder te bezoeken kon hij niet even komen overlopen: een of ficier in een kruidenierswinkel. Dat moest dan s'avonds in het verstolen gebeuren: le code d'honneur des offi ciers? Mijn vader was er razend over, maar iedereen nam dat: ach ja, die officieren, hè Ook over het kerkelijke en religieuze leven komt men bij Van Duinkerken niet veel te weten. Het was niet erg opwekkend. De ene parochiekerk was natuurlijk veel te klein. Hield deken Muskens in zijn vorstelijke pastorie op de Markt de stichting van een tweede parochie tegen? Sommigen beweerden dat. Nog duidelijk zie ik in mijn ver beelding de ruime kerk: het tot het gewelf reikende ba rokke altaar met een God-de-Vader, drijvende op engelen en wolken. Op feestdagen aan alle kanten gasvlammen die kaarsen moesten voorstellen, een draaitabernakel, alles voor onze kinderlijke verbeelding als een kermiskraam. Vooraan: stoelen met rode kusBens, daarachter stoelen met zwarte kussens, ("'t Is een mevrouw, ze zit in de rooie of de zwarte kussens") nog wat meer naar achter gewone stoelen en dan de miserabele armenbanken. 's Zon dags stonden of zaten op de grond drommen gewone mensen. 7 Op een stil moment in de Mis kon men dan horen: "Schop pen troef, gij mot uit". Maar ook het kerkplein stond nog vol: ja, soms stond men tot buiten het hek op de tram rails. Wanneer het trammeke voorbij kwam, gingen de men sen dan even opzij, om daarna weer aan te sluiten. Men zag niets, men hoorde niets. Op het einde (by "'t krus- ke" ging iedereen weg)gauw ook een kruske slaan en dan naar de overkant "In de stad Breda" een glas bier voor vijf cent. s Zondagsmiddags hield deken Muskens een congregatie voor dames uit den beteren stand: een rozenhoedje, een stukske gelezen uit een goed boek, een vermanend woordje van mijnheer de deken. Maar mijnheer den deken werd wat oud en stram: de koster hielp hem op de steile trap van de preekstoel en gaf hem van achter een steun tje in de rug. Op een keer schoof de koster van een paar trappen naar beneden. "Ach, mijnheer de deken valt", riepen de dames. Maar de oude deken komt boven de rand van de kansel uit, wenkt met zijn hand stilte en zegt: "Stil toch mensen, 't is onze koster maar". Ik herinner my ook nog de twee mooie zijaltaren. By één ervan stonden twee geweldige, koperen kandelaars; zij staan nu als twee pronkstukken op het podium in het middenschip. Gelukkig zyn de beide zijaltaren met de koperen altaarkandelaars en de gesneden biechtstoelen gespaard gebleven. Misschien was ook de oude deken niet zo vasthoudend, als men hem afschilderde. Hij heeft tenslotte ook de stichting van de nieuwe parochie aan het Bolwerk (wij spraken altijd over "het lange park"; er stond daar nog geen huis) bevorderd.

Periodieken

De Waterschans | 1976 | | pagina 4