onder- kelderde bedstede voorgevel 0 1 2 mlr. afb. 2 Het pand Roze mar ijnstraat 28 In die periode van circa 1865-1870, waaruit onze vondsten afkomstig zijn, kende Ber gen op Zoom een bloeiende pottenbakkersnijverheid met ongeveer 10 potmakerijen, waarin zo'n 70 man werkzaam waren9'. Het Bergs aardewerk was in de 19e eeuw een gewild gebruiksvoorwerp en wordt afgezet in Zeeuws- en Belgisch Vlaanderen101, in Amsterdam, Gouda, Zaandam, enzovoorts en wordt zelfs naar de "Koloniën van den Staat" getransporteerd, Friese turfschepen nemen Bergs aardewerk mee als retour vracht, de Groninger of Hoogeveense turfschippers werden vaak in natura met pot ten betaald111. De totale jaarproduktie van de Bergse potmakers ligt dan op ruim 1 mil joen kilo potgoed!121 Ter bescherming van hun kwalitatief hoogwaardig produkt hebben de Bergse potma kers toestemming gekregen om hun aardewerk van een merkteken te voorzien. Vol doende garantie lijkt dit niet te kunnen bieden, want in 1814 wordt het te Leur en Oosterhout vervaardigd potgoed eveneens van dit merk voorzien, in 1839 blijkt zulks zelfs "in verschillende plaatsen in het rijk" te gebeuren131. We kunnen echter aanne men, dat het in Bergen op Zoom zelf gevonden aardewerk, dat van het merkteken "BOZ" is voorzien, ook werkelijk in Bergen op Zoom is vervaardigd. Het aardewerk dat we onder het huisje Rozemarijnstraat 28 aantroffen en is afgebeeld in figuur 31/m 5, daterend uit de periode 1865-1870, is dan ook zonder enige twijfel door een Bergse potmaker geproduceerd. De Bergen op Zoomse potmakerij was geheel ingesteld op massa-produktie van rood- bakkend gebruiksaardewerk, waarbij kwantiteit, kwaliteit en een gestandaardiseerde vormgeving voorop stonden, zodat er geen plaats was voor enige creativiteit bij vormgeving of decoratie van het produkt. Zo wordt in 1757 vastgelegd, dat niemand van het ambacht voortaan enige pot mocht maken, dan "op zodanige fatsoene of De Rozemarijnstraat omstreeks 1955 (foto Tobias). 18 I forme, als tot nog toe onder het voorszeide ambacht in gebruik is geweest, uitgezon den alleen, wanneer ijmandt in 't particulier voor zijn eigen gebruijk en menagi eenig fatsoen kwam te bestellen"141. Plastische versieringen, zoals we die kennen van bij voorbeeld het aardewerk uit Tegelen151, behoeven we bij de Bergse potmakers niet te verwachten. Hetzelfde geldt ook voor andere decoratietechnieken. Slechts een enke le keer wordt witbakkende klei gebruikt om daarmee een opschrift op een pot aan te brengen161, een gebruik dat zich lijkt te beperken tot huwelijks- en andere geschen ken. De vlotte decoratiewijze met witbakkende klei in ringeloortechniek, zoals die veelvuldig voorkomt op het Hollands en het Fries aardewerk, moet dan ook in Bergen op Zoom weinig kans van slagen hebben gehad. We waren dan ook wat verbaasd, toen wij in het afvalputje aan de Rozemarijnstraat een roodaarden kamerpot aantroffen, voorzien van het Bergse potmakersmerk, waarop een versiering in witbakkende klei is aangebracht (Afb. 4d). De wat houterig uitgevoerde decoratie lijkt te bevestigen, dat de Bergse potmaker toch nog wat moei te had met deze versieringstechniek. Een heel ander beeld geeft de vergelijkbare collega-kamerpot (afb. 6a) uit hetzelfde putje, waar met vaardige hand een prettig ogende decoratie van sierlijk gevormde lij nen en stippen is aangebracht. Op die tweede kamerpot ontbreekt het merkteken "BOZ". De pot is overigens niet kompleet, ontbreekt juist het fragment waarop het merk was geplaatst, of - en dat lijkt ons waarschijnlijker - werd deze tweede pot van elders aangevoerd? Hoe het ook zij, het waren blijkbaar niet steeds de anderen die de Bergse potmaker imiteerden; onder druk van de heersende mode die kamerpotten met ringeloordeco- ratie voorschreef171, tracht hij op zijn beurt ook het materiaal van elders na te bootsen. 19

Periodieken

De Waterschans | 1983 | | pagina 11