KERKOMGEVING. De onmiddellijke omgeving van de kerk bleef lang nog open terrein. Het Bolwerk was aangelegd in het kader van de ontmantelingswerken van de vesting. De bouw van de Wilhelminakazerne in 1899-1900 en de inrichting van een hengstveulen depot drie jaar eerder (in 1904 nog een achthoekige manege aan het Bolwerk Noord tegenover het toekomstige kerkterreinjdeden de militaire bestemming van het terrein herleven. De "burgerlijke" bebouwing bleef beperkt tot de Rijks Hogere Burgerschool en de Am bachtschool aan de Burgemeester Stulemeyerlaan en de school met de Bijbel aan het Bolwerk Zuid. Tussen deze school en de kerk is in 1911 een rijtje van 5 "heren" huizen gebouwd. Met de huizen aan de Stulemeyerlaan bleef het daar voorlopig bij. Pas na 1925 begon de opgang van de buurt: in 1926 is de R.K.H.B.S. en Handelsschool (la ter Mollerlyceum) gebouwd, in 1927 de Gereformeerde Kerk met pastorie en in 1929 huize Avondvrede. Ondertussen begon ook een grootscheepse uitbreiding van het aantal woonhuizen in de buurt, (1927-1932), gevolgd door de aanleg en bebouwing van deaurestraat en omgeving. In hoofdzaak had deze buurt in 1940 zijn huidige vorm gevonden. 14 Beeld van Sint Bernardus met in zijn handen op het boek een maquette van de kerk zoals die was voor 1940. 'oio H Bos mei 1983 Het Bolwerk en de Kerk H. Martelaren van Gorkum ca. 1920. KERKGEBOUW EN INTERIEUR. Het in 1906-1907 gerealiseerde kerkgebouw was voor zijn tijd hoogst modern. In over eenstemming met het verlangen, dat iedere gelovige, ongehinderd door pilaren of an derzins de eredienst zou kunnen volgen, werd een 40 m. diep en 15,5 m. breed kerk schip gebouwd, dat aan 900 personen een zitplaats bood. De smalle zijbeuken dien den slechts om de banken te bereiken. Gewoner waren de betrekkelijke smalle dwarsbeuk en het priesterkoor met zijkapel len. Het materiaalgebruik was sober gehouden, gezien de middelen van de parochie. Voor zover niet gepleisterd, was er gele baksteen toegepast. De zuilen in het kerk schip waren gecement. De gewelven waren van drijfsteen met "cement-ijzeren" rib ben. De kunsthistoricus Dr. Kalf noemde deze kerk "wegens haren practischen aan leg" een volkskerk. De gewelven vond hij niet fraai. De kerk was niet georiënteerd, dat wil zeggen niet op het oosten gericht. Door de vorm van het terrein kwam het priesterkoor in het zuiden te liggen. Van het exterieur moet nog worden opgemerkt, dat na de oorlog ook de vorm van het kruisingstorentje werd veranderd. De bazuinblazende engel van de grote toren bevindt zich thans in de verzamelingen van het bisschoppelijk museum te Breda. 15

Periodieken

De Waterschans | 1983 | | pagina 9