21
DE JUISTE WEG.
De meest aanvaardbare methode lijkt mij deze: aanvaarden, dat het theoretisch MO
GELIJK is, dat de gegevens uit de Nijvelse akten waar kunnen zijn en wellicht op Ber
gen op Zoom betrekking kunnen hebben. Men heeft nagelaten hieruit de juiste con
clusie te trekken. Dat deed wel C. Dekker in zijn standaardwerk over Zuid-Beveland.
Deze stelt, dat voor de gegevens in de ingelaste passage (interpolatie) in de bovenge
noemde oorkonde kennelijk gebruik maakt kan zijn van oudere gegevens uit het abdij
archief óf dat zij terwille van de volledigheid - zonder geschreven grondslag - aan het
afschrift zijn toegevoegd.
Het is volgens hem duidelijk dat men op het einde van de tiende eeuw niet meer wist
hoe de abdij aan deze goederen was gekomen. De verwerving moet zeker reeds in de
8e eeuw hebben plaatsgevonden wat betekent vóór c. 783. 18) Hiermee komen we
dicht bij de legendarische stichtingsdatum van de Grote Kerk van Bergen op Zoom
die in 654 door Sint Gertrudis, vrouwe van het land, zou hebben plaats gehad. 19)
Zo te zien is komt men, wanneer de overlevering (of deze nu via legendes of twijfe
lachtige bewijsstukken heeft plaatsgevonden) toch serieus meent te moeten nemen,
in de zevende of achtste eeuw aan inplaats van in de tiende!
Dat legt een zware bewijslast op eventuele archeologische vondsten. Zolang men niet
een langdurige permanente bewoning kan aantonen en gegevens kan verschaffen die
wijzen op het bestaan van een hof, dat wil zeggen een "administratief" centrum voor
een omvangrijk grondbezit, dat ook een deel van Zuid-Beveland omvatte, dan is men
er niet bepaald geslaagd de overlevering waar te maken. Met wat sporen van een ge
bouw of van agrarische aktiviteiten is men er nog lang niet!
Het beste lijkt het, dat de archeologie het hoofd koel houdt en zich niet laat misleiden
door dromers of snelle beslissers.
BESLUIT.
In de Bergse geschiedenis vóór 1250 zijn de volgende elementen met de meeste waar
schijnlijkheid aan te wijzen:
1) Een goederenbezit, waarop de abdij van Nijvel aanspraak maakte op grond van
overleveringen, die onder meer hun neerslag vonden in een "aangevulde" oor
konde die uit 966 heet te dateren en waarin Bergen op Zoom het centrum vormt
van een landgoed, dat ook Yerseke en Rilland moet hebben omvat. Pas in de
tweede helft van de twaalfde eeuw valt in onze omgeving de Nijvelse aanwezig
heid aan te tonen, met name te Rilland. 20)
2) (Rechts)macht van de heer van Breda, vermoedelijk als ondervoogd namens de
hertog van Brabant over de abdij van Nijvel, waarbij deze zich vóór 1235 het goe
derenbezit waarschijnlijk geheel of ten dele heeft eigen gemaakt en het aan zijn
leenmannen gegeven. Tenslotte, in 1246, heeft de abdij van het goed te Bergen
op Zoom afstand gedaan aan de heer van Breda, terwijl Rilland reeds eerder was
vervreemd.
3) Een vrije plaats, vermoedelijk een handelsnederzetting, waarvan de Grote Markt
te Bergen op Zoom het centrum heeft gevormd. Deze kan zijn ontstaan naast
verspreide oudere agrarische bewoning in de omgeving.
Tot zover deze korte uiteenzetting, die naar ik hoop spoedig door een uitvoeriger pu-
blikatie zal worden gevolgd. In een vervolgopstel zal worden getracht de ontwikkeling
in de eeuw na 1250 te schetsen. Deze heeft weinig meer met de voorgeschiedenis te
maken en zal vermoedelijk aantonen dat in die eeuw van ontplooiing nog niets wijst
op het bestaan van een stad van meer dan regionaal belang. 21) Wat nu te denken
van de zogenaamde 10e eeuwse stukken? Deze kan de archeologie zolang er geen
vondsten van voldoende omvang en bewijskracht worden gedaan, beter buiten be
schouwing laten. Ik zie nog af van het argument, dat de namen in het cartularium van
Nijvel onduidelijk zijn geschreven en dat de VILLA evengoed elders (bijvoorbeeld op
Zuid-Beveland!) kan hebben gelegen. Let er wel op, dat een groot deel van de in de
middeleeuwen bewoonbare omgeving van Bergen op Zoom in de 16e eeuw verdron
ken is. Wie de gegevens uit het cartularium echter ten volle wenst te laten gelden,
dient met archeologische of andere gegevens uit de 7e tot en met de 12e eeuw op het
tapijt te komen om zijn betoog "krachtig te ondersteunen"!
20
Oudst bekende stadszegel, 1276 (Bornem, archief abdij Sint Bernaards aan de
Schelde).
VOETNOTEN.
1) In het artikel "Een gewest in opkomst: Bergen op Zoom en omgeving tot 1250",
te verschijnen najaar 1984.
2) K. Leenders te Rotterdam verzamelde archeologische gegevens over deze streek
uit de literatuur en ten burele van de rijksdienst voor het oudheidkundig bode
monderzoek R.O.B. te Amersfoort, op grond waarvan hij een aantal kaartjes sa
menstelde (niet gepubliceerd).
3) R. van Uytven, "Aspecten van de middeleeuwse stadsgeschiedenis in het noor
den van het hertogdom Brabant: het recht van Leuven en "s-Hertogenbosch",
in: BIJDRAGEN TOT DE GESCHIEDENIS VAN HET ZUIDEN VAN NEDER
LAND 54 (1982), 40.
4) A.C.F. Koch, OORKONDENBOEK VAN HOLLAND EN ZEELAND TOT 1299 I,
's-Gravenhage 1970, nr. 347 (5 november 1214), en nr. 397 (1219).
5) H.P.H. Camps, DE STADSRECHTEN VAN GRAAF WILLEM II VAN HOLLAND
EN HUN VERHOUDING TOT HET RECHT VAN 'S-HERTOGENBOSCH
Utrecht 1948, blz. 169-172.
6) Algemeen Rijksarchief Brussel, kerkelijke archieven van Brabant, cartularium
Nijvel inv.nr. 1417, fol.28 e.v. De tekst over Bergen op Zoom staat op fol. 28v en
30v (26 november 1241).
7) TAXANDRIA (Bergen op Zoom) 36 (1929) blz1 en 2 (oorkonden van 18 au
gustus 1246).
8) J. van den Nieuwenhuizen, OORKONDENBOEK VAN HET ST. ELIZABE-
THOSPITAAL TE ANTWERPEN, Brussel 1976 nr.29. Testament van 25 april
1246. Volgens Siebelt, "De groei van Bergen op Zoom in de dertiende eeuw",
in: DE ORANJEBOOM 36 (1983), 90 is daarin steeds sprake van Bergen of goe
deren te Bergen. In werkelijkheid worden slechts genoemd het gasthuis:
HOSPITALI DE BERGHEN (r. 16) en BOYDINO DE BERGEN (r.26). Hij ziet dus
een belangrijk element over het hoofd: het gasthuis, wat wijst op minstens een
voorziening voor armen maar waarschijnlijk ook op een belangrijk verkeer (on
derdak voor passanten). Ook over Boudewijn van Bergen wordt door S. niet
gesproken.