DE BEMANNING VAN DE PAVILJOENPOON "DEN JONGEN ARNOUT ANNO 1807 De Grote Markt te Bergen op Zoom, gravure door Adriaen Collaert naar de tekening door Hans Bol (ca. 1585). Museum Boymans van Beuningente Rotterdam. Adriaen Collaert en Abel Grimmer zullen elkaar als leeftijdgenoten en collega's zeker gekend hebben Wellicht hadden zij ookkontakt met Hans Bol, van wiens hand de fraaie gouache is, die zich in het Gemeentemuseum het Markiezenhof bevindt. Hans Bol was welliswaar van een oudere generatie, maar hij was in de zelfde omgeving werkzaam. In 1560 werd hij ingeschreven in het St. Lucasgilde te Mechelen en in 1572 als vrijmeester te Antwerpen. De drie kunstenaars hebben echter meer gemeen. Alle drie maakten zij een serie afbeeldingen van de maanden van het jaar waarbij een van de maanden een voorstelling vormde van de Grote Markt te Bergen op Zoom. Hans Bol vervaardigde zijn maandjes omstreeks 1580 als tekeningen, Adriaen Collaert maakte er gravures van (omstreeks 1 585) en Abel Grimmer schilderijen. De afbeelding die zich in Washington bevindt hoeft niet bij voorbaat deel uit te maken van een serie maanden, wel wordt er dezelfde situatie weergegeven als op de maand januari door Adriaen Collaert. Evenals de gravure door Collaert, is ook op het paneel door Grimmer de afbeelding in spiegelbeeld weergegeven, waardoor een vertekend beeld ontstaat. Er zijn overigens nogal wat verschillen aan te geven met voorstelling van Collaert. Zo heeft Grimmer bijvoorbeeld het huis links als een stenen huis geschilderd, terwijl Collaert er een houten huis neer gezet heeft. Topografische afwijkingen zijn de gevelwand voor de Grote Kerk, waar vier huizen geschilderd zijn, terwijl er in werkelijkheid vijf stonden de berg en de burcht op de achtergrond en het rivierlandschap lijken aan de fantasie van de kunstenaar ontsproten te zijn. Al met al is het een interessante afbeelding van de zestiende eeuwse situatie op de Grote Markt te Bergen op Zoom, waarbij Grimmer een sfeervol beeld geschapen heeft. Er is in ieder geval weer iets meer voer voor de kunsthistorici om een vergelijkende studie te maken. 14 door Kees Touw Sinds de drooglegging van de IJsselmeerpolders heeft de scheepsarcheologie ons veel duidelijk gemaakt op het gebied van de scheepsinventarissen. Maar een inventaris zegt nog niet zo veel over de samenstelling van de bemanning. G D. van der Heide schrijft in zijn boek "Scheepsarcheologie" dat er nog niet veel bekend is over de samenstelling van de bemanning op de kleinere binnenschepen. 1Was er een schippersgezin aan boord of voer de schipper met één of twee knechts In het Gemeentearchief van Bergen op Zoom vond ik in een notariële akte een inventaris opgemaakt na het overlijden van Jan Janse Touw, schipper en eigenaar van "Den Jongen Arnout" een zogenaamde 'poonschuit'. 2) In de inventaris staan alle eigendommen, zowel baten als lasten. Scheepstechnisch materiaal wordt niet apart genoemd. Dat hoort bij het schip en is daar deel van. Het gaat om huishoudelijke zaken als keukengerei, meubilair, beddegoed en kleding. Uitdrukkelijk wordt vermeld dat de goederen aan boord gevonden zijn. Door deze scheepsinventaris wordt duidelijk dat de bemanning bestond uit de schipper, zijn vrouw en zoon. In 1 807 overlijden te Bergen op Zoom kort na elkaar de echtelieden Jan Janse Touw en Anna Schot, respektievelijk op 28 en 31 augustus. Jan is bijna 51 jaar en Anna 45 jaar. Van hun vijf kinderen zijn er drie jong gestorven. De achterblijvende kinderen zijn de dochter Maria Elisabeth (20 jr.) en zoon Jan (1 8 jr.). Jan Janse Touw heeft eerst een tijd als zetschipper gevaren, op 32 jarige leeftijd koopt hij in 1 788 te Antwerpen een schip. Er is over deze Touw vrij veel bekend, hij ligt overhoop met het schippersgilde en ook met de patriotten. Maar die verhalen vallen buiten het bestek van dit artikel. Het in Antwerpen gekochte schip wordt niet nader beschreven, het is best mogelijk dat het de 'poonschuit' is die later in de inventaris genoemd wordt. Houten schepen konden bij goed onderhoud lang meegaan. Er bestonden vier verschillende soorten ponen De 'gewone' poon, de paviljoenpoon, de statiepoon en de statiepaviljoenpoon. De poon werd veel in de beurtvaart gebruikt en het paviljoen diende als luxe onderkomen voor de beter gesitueerde passagiers. Dit soort ponen was tot 60 ton groot. Jan Janse Touw was in 1796 beurtschipper vanuit Bergen op Zoom op Amsterdam. Den Jongen Arnout moet haast wel een paviljoenpoon geweest zijn. In de inventaris worden een paar glasgordijntjes genoemd en alleen een paviljoenpoon bezit aan beide zijden van het achterschip een venster. Verder valt op dat de huisraad duidelijk in twee groepen is verdeeld. Waarschijnlijk de ene voor de schipper en zijn gezin, de andere voor de passagiers. In de eerste groep worden genoemd o.a.1 theeketel, 1 ijzeren pot, 1 koffieketel, 3 kommetjes en 1 trekpot. En verderop in de tweede groep 1 koffiekan, 2 trekpotten, 3 stoven en anderhalf dozijn porselein. Het is duidelijk dat de laatste groep voor de passagiers bedoeld was. Dat er in de groep van de schipper maar drie kommetjes gevonden zijn, doet het vermoeden rijzen dat de bemanning uit drie personen bestond. Maar wie waren dat 15

Periodieken

De Waterschans | 1984 | | pagina 9