Overigens was het tussen de diverse legeronderdelen geen koek en ei. Mijn vader vertelde dat er in de Korenbeursstraat waar enkele café's gevestigd waren op het eind van de vorige eeuw nog al eens vechtpartijen voorkwamen waaraan ook de huzaren met blanke sabels deelnamen. ENKELE STADSBEELDEN WILDWEST TAFERELEN. Het Volkspark is enkele tientallen jaren terug aan de oostzijde uitgebreid met de wei van Bastiaansen. Men heeft ook hier weer grond opgebracht zodat het gazon nu vanaf de Buitenvest zacht glooiend naar de parkvijver afhelt. In de eerste helft van deze eeuw lag het weiland dus dieper en werd ze door de bekende Bergse slager Koos Bastiaansen gebruikt om het slachtvee tijdelijk onder te brengen. Tegen de feestdagen maar vooral tegen Pasen was het wei land druk bezet. Als de slachttijd was aangebroken dreven de slagersknechts het vee uit de wei, met schelle kreten en stokslagen de openbare weg op naar het hartje van de stad door de Kettingstraat naar de Boevenstraat -thans Cromwiel- straat - waar achter de slagerswinkel de stallen en de slagerij zich bevonden. De winkel bevond zich aan de Zuivelstraat ongeveer tegenover het oude postkan toor Vrijwel naast de slagerswinkel lag de hovenierswoning van Piet Verduit. Ook deze oude hovenierswoning met voorvloer en opkamer grensde met zijn stallen aan de Boevenstraat. Verduit had zijn lage drassige weilanden aan het Spoorslootbaantje achter de latere haardenfabriek van Beckers. Hij dreef elke avond zijn koeien vanuit de wei naar de stallen. Maar deze beesten kenden de weg en waren minder wild dan het slachtvee van Bastiaansen, zodat zich hier mede geen wildwesttaferelen voordeden. Het Stationsplein met geparkeerde omnibussen (ca. 1929). 48 HET OPENBAAR VERKEER Bij dit stadsbeeld past dan nog de stoomtram die vanaf het station dwars door de stad - de Stationsstraat, de Wouwsestraat, de Zuivelstraat, Grote Markt, de Fortuinstraat en de Steenbergsestraat - haar weg naar Tholen vond, of door de Wassenaarstraat, de Van Dedemstraat en de Antwerpsestraat naar Hoogerheide en Ossendrecht tufte voor aansluiting op Antwerpen. In de lokomotief hing een bel die in de stad regelmatig rinkelde om de bevolking te waarschuwen dat de tram op komst was Wanneer een slagers- of bakkers knecht de bel met had gehoord en zijn van een grote mand voorziene fiets aan de stoeprand had geparkeerd, werd, zonder meer het vehikel met alles erop en eraan door de hulp van de machinist op de stoep gesmeten. Buiten de stad zweeg de bel en werd de stoomfluit gebruikt En dan was er nog het machientje van Wittouck dat via de Oude Stationsweg, de Wiliamstraat, de Zoomweg en de Zuidzijde Zoom zijn weg vond naar het fabrieksterrein. Er waren toen zogoed als geen auto's en nog minder autobussen Ik meen dat de heer Lafontijn in de Antwerpsestraat - een rijke vrijgezel en grootgrondbezitter - een van de eersten een automobiel had met chauffeur. En dan waren daar de voermanskarren die bij elke stadspoort in een uitspanning terecht konden. Over van Mansfeld aan de Wouwsepoort vertelden wij U eerder, maar verder vond men dergelijke uitspanningen aan de Steenbergsepoort, Café d'Angleterre in de Steenbergsestraat en het Zwijnshoofd in de Moeregrebstraat en verder aan de Antwerpsepoort Café Bakx op de Bosstraat en de Vier Winden op de hoek van de Antwerpsestraat. Deze zijn nu nog te herkennen aan de grote inrijpoorten en ruime binnenplaatsen. Wanneer men met een gezelschap een tochtje indeomgeving wilde maken was men aangewezen op de omnibus of Jan Plezier. Wij maakten ooit zo n tochtje met de omnibus van Moerbeek - een stalhouderij waar nu de drankzaak van V en D gevestigd is - om in Tholen de tuinen van Jonkheer van Vredenburg te bezichtigen. Een ander element in het stadsbeeld vormde de gemeentelijke reiniging. Van waterclosets was toen zo goed als geen sprake. Een gedeelte van de inge zetenen beschikte over een beerput. Deze putten werden op verzoek leeggezogen door de gemeentelijke locomobiel, een prachtig blinkend vehikel - in de volksmond "de strontvitest" genaamd - bediend door een zekere Wouts. Wie geen beerput had was aangewezen op een beerton. Deze werden van tijd tot tijd weggehaald van gemeentewege. Bekendefiguren uit de tijd van het tonnen stelsel waren de Toeteroet en later Akkeju. STRAATDRUKTE. En dan was er de normale straatdrukte. Het heeft weinig zin deze te beschrijven omdat ze weinig afwijkt van de drukte die de voetgangers ook nu veroorzaken. Toch zijn er enkele typische figuren kenmerkend voor die tijd. Dan was er allereerst Lammerientje met zijn buikorgeltje. Zijn repertoire was niet zo groot. Het bekendste liedje was: "Het zal vannacht weer kermis zijn Mijn liefje slaapt bij mijn. Mijn liefje slaapt bij mijn." In menig huisgezin hield men een hond. Het orgelliedje prikkelde blijkbaar het oor van sommige honden die dan begonnen te huilen en anderen in hun concert meesleepten. Vervolgens enkele straattypen zoals de liedjeszanger "Kees Kop", de hardloper "Jan Reijt" en zo maar niksnutters zoals Jan Kiepenstront, de Koel van Dijken de Zoete en Zure. Soms knapten ze bepaalde karweitjes op. Een ander facet was 49

Periodieken

De Waterschans | 1984 | | pagina 10