EEN 15e EEUWS CARNAVALSINSIGNE UIT DE OOSTER- SCHELDE. 59 door: Louis Hopstaken Op het verdronken land van Zuid-Beveland, dat zich uitstrekte van Yerseke tot de "kust" van Bergen op Zoom, waren in de middeleeuwen een aantal dorpen, gehuchten, en de stad Reimerswaal gelegen. Een van deze dorpen was Nieuwlande waar het insigne in 1978 werd gevonden. De bevolking van het dorp Nieuwlande heeft, na verscheidene malen watersnood en wederopbouw te hebben meegemaakt, het dorp na de overstroming van 1530 voorgoed verlaten. Blijkbaar is men later de bruikbare materialen zoals bakstenen en hout vanaf de vaste wal op gaan halen, wat nog te zien is aan het puinspoor dat vanaf het dorp naar de tegenwoordige dijk loopt. Wat echter tijdens de ca. 300 jaren bewoning in een sloot of afvalkuil is wegge gooid, is in de bodem bewaard gebleven. Tot een van de vondsten van Nieuw- landen behoort het hierbij afgebeelde insigne, wat door uiterlijk en compositie nogal wat vragen oproept over de mogelijke betekenis ervan. Het insigne bevindt zich sinds 1978 in mijn verzameling. VONDSTOMSTANDIGHEDEN Het insigne is vervaardigd uit een lood- tinlegering en verkeert nog in uitste kende staat. Dat het metaal nog in goede staat verkeert, kan het gevolg zijn van verscheidene factoren zoals: 1. De grondsoort waarin het voorwerp zich bevindt. 2. Het zich onder het grondwaterpeil bevinden van het voorwerp. 3. Doordat bovenstaande condities gunstig zijn, heeft zuurstof weinig invloed op metaal. 4. Zeer gunstig is een omgeving die niet aan de schommeling van temperatuur en vochtigheid onderhevig is. Al deze factoren zorgen ervoor dat metalen in de Oosterschelde goed tot zeer goed bewaard blijven omdat de situatie daar optimaal is. Sommige tinnen voorwerpjes komen na een verblijf van ca. 600 jaren nog zilverwit uit de grond tevoorschijn. Ook bladeren hebben soms hun groene kleur nog behouden. Het Scheldegebied is dus een uitstekende bewaarplaats voor alle non-ferro metalen; ijzer is daarentegen grotendeels verteerd. Dat het ijzer in de Schelde verteerd is, heeft met het zout water te maken. Dat dit in natte steden met een zoete natte bodem anders is, spreekt voor zich. In Amsterdam zijn 15e eeuwse messen opgegraven die nog een fraai gaaf lemmet bezitten wat in het Scheldegebied is uitgesloten. Een nieuwe ontwikkeling die een gevaar oplevert voor het Scheldegebied is de waterverontreiniging. Deze heeft, zoals voor alles, ook op het gebied van de conservering nadelige gevolgen. Dat ik tot deze conclusie ben gekomen kan ik verklaren omdat voorwerpen van messing of brons uit de vervuilde Westerschelde er anders uitzien als die uit Nieuwlande. Messing en brons hebben in de Oosterschelde een "korst" die het onderliggend metaal een bescherming geeft. Messing en brons uit de Westerschelde bezitten deze beschermende korst niet maar zijn brandschoon, wat inhoudt dat het metaal eerder verteerd zal zijn. 58 DE VERVAARDIGING Het gieten van afgebeeld insigne is waarschijnlijk op dezelfde manier gebeurd als bij de fabricage van pelgrimsinsignes. Van het pelgrimsinsigne is één giet- mal bekend die in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis te Brussel te zien is (inv. nr. F. 1194). Voor het gieten werd een mal van leisteen gebruikt waar in de ondermal een afbeelding was gesneden. De ondermal werd afgedekt met een sluitplaat waarin ook een gietkanaal was aangebracht. Het vloeibare metaal werd door het gietkanaal in de vorm gegoten waarbij de in de afgesloten vorm aanwezige lucht langs fijne kanaaltjes kon ontsnappen om plaats te maken voor het vloeibare metaal. ONDERZ'JDE BOVENMAL A BOVENMAL DEEL 1 B BOVENMAL DEEL 2 C ONDERMAL D ACHTERZ'JDE INSIGNE E KANAAL IN BOVENMAL F PASPEN G ANGEL H BORGCLIP I KANAAL VOOR ANGEL J PASGAT BOVENMAL K NAAD VAN BEIDE BOVEN MALLEN Voorbeeld van een gietmal.

Periodieken

De Waterschans | 1984 | | pagina 15