DE STADSNAAM BERGEN OP ZOOM(3)
1 2. Molentje= symbool van de dwaasheid: met den meelbuydel besto
ven sijn zot, dwaas zijn, zie: Woordenboek der Neder-
landsche Taal. B. Veurman en D. Bax, Liederen en
Dansen uit West-Friesland, 's-Gravenhage 1944, blz.
95-117 en 224.
13. Op Goeree-Overflakkee betekent "aan de molen brengen", opeten, ver
teren. F. den Eerzamen, De nieuwe Taalgids XIII, blz. 134
14a. E. Verwijs en J. Verdam, Middelnederlandsch Woordenboek, 's-Graven-
hage 1885-1929, deel 7, 64.
14b. C. Kilianus, blz. 545.
14c. E. Verwijs en J. Verdam, Middeleeuwsch Woordenboek, deel IV, nr. 1864.
Belgisch museum X, blz. 118.
"Malende molen sonder diefdit vint men selden
gheloves my". G. Kalle, Het Lied in de Middeleeuwen,
Leiden 1884, blz. 410.
A. Telting, Stadsrechten van Steenwijk, Zwolle 1875-
1900, blz. 278, deel 1, Xde stuk.
B H. Erné, Twee zestiende eeuwse spelen van de hel,
Groningen 1934, 240.
Idem: Spel van sinnen van de hel vant Brouwersgilde,
377.
E.D.G.A. Nauta, Bredero's Spaanse Brabander,
Leeuwarden 1895, blz. 229.
Ed.A.A. van Rijnbach, Brdero's klucht van den molenaer,
Amsterdam 1926, 501.
P.J. Harrebommé, Spreekwoordenboek der Neder-
landsche Taal, Utrecht 1858-1870, deel II, nr. 96.
15. Woordenboek der Nederlandsche Taal, deel VII 1417 en 2712
Coveltimpen met vloeken volle Honing om de mond
smeren, in: E. Verwijs en J. Verdam, Middelneder
landsch woordenboek, 3e deel, 2011
F.A. Stoett, Drie kluchten uit de zestiende eeuw,
Zutphen 1932, blz. 147, vers 257 en Woordenboek der
Nederlandsche Taal, deel VII, 1549.
L. Lebeer en J. Grauls, Het hooi en de hooiwagen in de
beeldende kunsten, Gentsche bijdragen tot de Kunst
geschiedenis, deel V, blz. 174 en blz. 144.
16. C.G. Jung, Wandlungen und Symbole des Libido, Leipzich und
Wien 1925, blz. 267.
17. G.J. Boekenoogen, Die envangeliën van den spinrocke metter glosen
bescreven ter eeren van den vrouwen, 's-Gravenhage
1910. Een paard in de wieg meetrix, in: C. Tuinman,
De oorsprong en uitlegging van dagelijks gebruikte
Nederduitse spreekwoorden etc., Middelburg 1726-
1727, 1e deel, blz. 153.
18. De Siguenca (1605) Beschouwde muilezels als symbolen van de
wulpsheid en ezels als zinnebeelden van ongevoeligheid
en kwaadaardigheid. C.H. de Tolnay, Pierre Breugel
L'ancien, Bruxelles 1935, blz. 80.
In onze taal kan ezel onder meer slaan op iemand die
dom, lomp, stijfhoofdig, weerbarstig, nijdig of afgunstig
is. Woordenboek der Nederlandsche Taal, deel III,
blz. 4330.
64
door: Willem van Ham
Na het verschijnen van de twee voorafgaande artikelen rest mij nog de taak
vanuit de historische gegevens een voorkeur uit te spreken over de betekenis
van de stadsnaam. Dat is niet gemakkelijk: voor velen is deze sinds het artikel
van Beekman een uitgemaakte zaak, maar ik heb reeds laten doorschemeren,
dat aan diens uiteenzetting nogal wat bezwaren kleven. Te vlot heeft hij de
opinie van plaatselijk zeer goed bekende schrijvers opzij geschoven ten gunste
van een zuiver theoretische benadering, waarbij tezeer werd uitgegaan van de
bestaande situatie in zijn tijd zonder historische landschaps-ontwikkelingen in
zijn beschouwingen te betrekken.
De stadsnaam is een samengestelde, die Bergen op Zoom duidelijk onderscheidt
van andere plaatsen met die naam, zoals Bergen in Henegouwen (Mons),
Bergen in Noord-Holland, Bergen in Noorwegen enz. De bewoner en streekge
noot spreekt echter meestal nog van BERGEN zonder meer. Dat is kennelijk ook
de oorspronkelijke naam. In de vorm van BERGHEN, BERGES, BERGHIS EN
BERGA treffen we die in de bronnen van 121 9-1 260 aan (zie het eerste artikel).
In 1267 komt voor het eerst de naam PAROCHIA DE BERGHE SUPRA ZOEM
voor. Misschien ligt hier de sleutel voorde herkomst van de samenstelling: inde
kerkelijke wereld zal men eerder behoefte hebben gehad aan een onderscheid
met parochies van dezelfde naam, dan op plaatselijk niveau. Bergen lag "op ten"
of "aen den" Zoom. In de latijnse vertaling is deze aanduiding meestal "super"
of "supra", in latere spelling ook "ad". Naar gelang men een klassiek of middel
latijns uitgangspunt bij de vertaling neemt, wordt dit "op" of "boven", terwijl
"ad" meer op "aan" of "bij" wijst. Dit kan scherpslijperij lijken, maar de uit
eindelijke betekenis van Zoom hangt er wel meesamen. "Op" zou meer kunnen
wijzen op een terreinsnaam, terwijl "aan" of "bij" ook op een waternaam zou
kunnen passen. De middeleeuwer liet ons hier in de steek: hij schreef met
gemak "aan" en "op" naast elkaar.
Wellicht komen we er uit, wanneer we de naam "Zoom" naderonderzoeken. In
1 232 heet het leengoed, dat aan een zekere Boudewijn wordt teruggegeven: het
land dichtbij de Zoom, behalve (of voorbij) Wouw. Als de heer van Breda in 1 268
wegens zijn schulden aan de Sint Bernaardsabdij aan de Schelde zijn inkomsten
geeft uit onder andere het land van de Zoom (IN TERRA NOSTRADE TOTA
SOMA) zondert hij Wouw daarvan wederom uit. Het is wel duidelijk dat het
Zoom-gebied bij Wouw gezocht moet worden, terwijl uit de gelijktijdige toevoe
ging aan de stadsnaam blijkt dat het vlak bij Bergen moet hebben gelegen. De
afleiding uit een waternaam wordt waarschijnlijk wanneer we de terreinsge
steldheid in ogenschouw nemen. Het gebied tussen Bergen op Zoom en Wouw
kenmerkte zich door vele moerassen en meertjes zoals Van de Watering zojuist
heeft opgemerkt. 1) Het behoorde tot aan de afscheiding van Heerle in 1307
geheel tot de stadsparochie, behalve Halsteren, dat in een vroeg stadium daar
van kan zijn afgesplitst. Niet duidelijk is, of de moeren onder de Wouwse
Plantage, alsmede Essen en Kalmthout, die later onder Wouw of onder de abdij
Tongerlo behoorden, eveneens tot het Soma-land gerekend mogen worden. Het
gebied van Wouw mogen we ons groter voorstellen dan de huidige gemeente
van dien naam: grote delen van Roosendaal, Nispen en Sprundel behoorden
ertoe. Dit gebied kende eveneens uitgestrekte moerassen en meren. 2)
De taalkundige betekenis van de stadsnaam nader uitte leggen reken ik niet tot
mijn bevoegdheid. Wel wijs ik op de naam SOMBEKE (prov. Antwerpen, België)
die is samengesteld uit SUMPA=moeras en BEEK 3) en de naam ZOMP voor een
zompige of drassige plek. 4) Ik voel niet veel voor de betekenis: rand van het hoge
land, al kan de naam Zoom eventueel van het hoge op het achterliggende
65