dan "het poldertje van de Koker". Aan de Oude Stationsstraat en Bredasestraat
lag dan nog de suikerfabriek "de Twaalf Apostelen" die echter maar kort bleef
bestaan. Gedurende de eerste wereldoorlog 1914-1918 lagen er op dit voor
malige fabrieksterrein nog enkele z.g. meetbakken gevuld met regenwater
waarin wij onze papieren bootjes lieten varen.
DE WATERHUISHOUDING.
Mede in verband met de waterhuishouding werd van de vestingwerken "het
Ravelijn op den Zoom", in de volksmond kortweg "de Vest" genoemd,
gespaard.Niet alleen de Zoom voerde water aan, maar ook de Ligne, een
waterloop uit het Halsterse Laag en de Balse Loop die vanuit het Keutelmeeren
de Zeezu iper langs een grotendeels gekanaliseerd tracé stroomde, voerde water
aan. Dit laatste watertje slingerde door bossen en boomgaarden, volgde de
huidige Papaverstraat en Wouwseweg en mondde uit in het Kommeke, een
diepgelegen waterbassin waarop nu de showroom van Difoga is gebouwd. De
aangrenzende grond langs de huidige Parallelweg noemde men terecht "de
zure maai". Al dit water vloeide oorspronkelijk via het Volkspark, de Vest en de
Moeregreb dwars door het laagste gedeelte van de binnenstad naar het Spui-
huisaan het begin van de Binnenhaven. De Moeregreb was in de middeleeuwen
blijkbaar zo goed bevaarbaar dat aangelande huizen in de Moeregrebstraat het
recht hadden platte turfschepen te meren.
De Moerstraatsebaan - nu gedeeltelijk Buitenvest, Ravelstraat en Sibeliusstraat
-, was oorspronkelijk op een soort dijk aangelegde weg. Links en rechts van de
weg lagen in de diepte drassige percelen die of een geheel uitmaakten met de
Scheurbroeken, anderdeels via de Grote en Kleine Melanen aansloten op het
Halsterse Laag, in de eerste helft van deze eeuw nog een woest en practisch
onbegaanbaar gebied. Het feit dat bij de laatste stormvloed in 1 953 het buiten
water vanuit richting Steenbergen tot tegen de Moerstraatsebaan stond,
spreekt voor zichzelf.
HET GARNIZOEN.
Lagen ten noorden van het wandelpark (op het Bolwerk) de R.H.B.S., de
Ambachtschool en ten oosten hiervan het Rijks Hengstveulendepot, een
complex houten stallen te midden van een grazige weide en omsloten door een
brede loofhoutsingel. Het was een dependance van de Wilhelminakazerne. Op
het terrein van dit depot graasden de officierspaarden en waren daar meestal
ook gestald. In de weekenden en op zomeravonden zag men de hier gelegerde
officieren met hun dames, allen te paard, in groepjes naar buiten trekken voor
een rit door de zo met natuurschoon gezegende omgeving. De manege kon men
vinden op het terrein van de Wilhelminakazerne aan het eind van de Blokstallen
langs de Artilleriestraat en ongeveer ter hoogte van de molen aan het Molenpad.
In de Blokstallen waren de paarden van de manschappen en wachtmeesters
ondergebracht. Daar was het meestal een drukte van je welste. De paarden
moesten gevoerd en geroskamd worden, de stallen schoon gemaalt, hooi, stro
en haver aangevoerd en mest afgevoerd. Bij redelijk weer geschiedde het onder
houd van de paarden op de stoep waarvoor in de stalmuur ijzeren ringen waren
aangebracht.
Op geregelde tijden, juist als nu met de militaire leswagens die kris kras door de
stad rijden, moesten de paarden en manschappen geoefend worden Destukken
(kanonnen) soms met vier en zes paarden bespannen reden dan door de stad,
berg op berg af, natuurlijk met het nodige lawaai.
46
De Oranje-Nassaukazerne aan de Korenmarkt.
Bergen op Zoom was dan ook, zeker in de eerste helft van deze eeuw, een uitge
sproken garnizoenstad. De aanwezigheid van vier kazernes: de Artillerie- of
Wilhelminakazerne, het Groot en Klein Arsenaal, het Markiezenhof en de
Oranje Nassaukazerne (Korenmarkt) spreken op zich al boekdelen. Maar
daarnaast waren bij de militairen in gebruik: het Hospitaal annex Geniebureau,
de Marechaussee-kazerne in de Glymestraat, het Levensmiddelendepot (op de
Vleeshal), het Garnizoensbureau (Zuidzijde Grote Markt) en de Buitenkantine en
het Provoostgebouw. Dit alles veroorzaakte een gezellige drukte in de stad.
Ik hoor nog de hoornblazer van de Oranje Nassaukazerne de reveille blazen. De
Bergenaren hadden daar een liedje op gemaakt dat begon:
Haal water, haal water de soep is te dik
Dat heeft de kok uit de keuken geflikt.
Elke dag om 8 uur trokken de in de Oranje Nassaukazerne gelegerde militairen
(1 4e R.l.) in groepen met de trommelslager voorop naar het exercitieterrein Kijk
in de Pot (kiekendepot) of naar de Woensdrechtse Heide. Hetzelfde vond plaats
vanaf de kazerne Markiezenhof waarin het 3e R.l. was gelegerd. Dit regiment
beschikte ook over een muziekcorps (de stafmuziek) dat iedere zaterdagmorgen
door de stad marcheerde. De marsmuziek viel vanzelfsprekend erg in de smaak
bij de jeugd die dan ook het korps onafscheidelijk begeleidde.
De taptoes en parades op b.v. Koninginnedag en de beëdiging van officieren
trokken meestal veel bekijks. Bij die gelegenheden waren de officieren buiten
model gekleed, prachtige blauwe uniformen, de hoofdofficieren met gouden
kragen en geen baretten maar hoge kepies met oranje kokardes.
In 1914-1918 was hier ook een afdeling mitrailleurs gelegerd. Dat was weer
een nieuwe belevenis. Dit oorlogstuig werd getrokken door spannen honden die
dikwijls als razenden te keer gingen. Eens toen een afdeling rustte op de plaats
waar nu het bevrijdingsmonument staat en ik met mijn schaap vanaf het weitje
aan de Williamstraat naar huis wilde gaan, sloegen de honden aan, het schaap
schrok en sleurde mij over de straat tot aan de Blauwehandstraat. Ik was zo
gewond dat het schaap de volgende dag werd verkocht aan een hovenier om de
schapenkar te trekken.
47