de Gobertange, de Ledesteen en de hardsteen uit Hene gouwen, later ook nog zandsteen uit de streek van Bentheim in West-Duitsland. Voor de technische bijzonderheden over deze bouwstijl en bouwwijze zij verwezen naar de vak literatuur over dit onderwerp. Naast de Sint Romboutskerk te Mechelen werd ook de Lievevrouwekerk van Antwerpen een veel nagevolgd voor beeld. Behalve kerken verschenen ook lakenhallen, stadhuizen, gerechtsgebouwen, paleizen en stadsherenhuizen, gildehuizen, enz. in deze bouwstijl. In het zuiden straalde de Brabantse architectuur uit naar de aangrenzende gewesten zoals Henegouwen en Vlaanderen. Maar ook naar het noorden verspreidden zich de aktiviteiten van de Brabantse bouwmeesters Terwen stelt, dat de Brabantse gothiek een definitief stempel op de bouwkunst van westelijk Nederland heeft gedrukt. De waterwegen, waarover de voor vitale onderdelen van het bouwwerk nodige natuursteen verscheept kon worden en. waarlangs reeds lang de handelsbetrekkingen met het zuiden plaatsvonden, waren in deze een beslissende faktor. En dus werd niet alleen de Brabantse stad 's-Hertogenbosch met de Sint Janskerk een voorbeeld van deze bouwwijze maar ook kerken in Goes, Leiden, Delft en Alkmaar. Soms betrof het slechts onderdelen van gebouwen de bouwwijze naar Brabantse trant eiste namelijk wel een overvloed aan geldmiddelen. Ook stadhuizen als die van Middelburg en Veere zijn voorbeelden van de Brabantse gothiek. Architect en bouwbedrijf. In de middeleeuwen was de organisatie van het bouwwerk anders dan in de tijden daarna. De leiding op de bouwplaats was in handen van de werkmeester hij was belast met de uitvoering en zorgde dat men over de nodige "berderen" of mallen beschikte voor het steenhouwerswerk. Hij ontwierp dus eigenhandig al het steenhouwerswerk aan de hand van het ontwerp of "patroen" van het totale bouwprojekt. Dit ontwerp was niet steeds door de werkmeester vervaardigd. Het kan zelfs zo zijn, dat gewerkt werd naar het ontwerp van een voorganger. Daarom werd het "patroen" zuinig be waard door de beheerders en toezichthouders van het bouw werk, vaak de kerk- of fabriekmeesters genoemd. Het ontwerp werd veelal op hout gespannen en opgehangen, soms ook geschilderd en ingelijst. De Lussanet vertelt hierover "De patronen dienden om in grote trekken de beschouwer de conceptie van de ontwerpen duidelijk te maken.... En de kunstzinnige "meester van den wercke" had. er genoeg aan om de berderen van wagenschot, later van "pampier" te snijden 8 Hier ving zijn eigen scheppend werk aan en in feite was hij een niet geringer kunstenaar dan de ontwerper van het to tale plan. Afwijkingen kon men overal verwachten, hoewel in grote lijnen doorgaans het plan werd aangehouden." De rol van de ontwerper van een bouwplan was dus een ge heel andere dan die van de tegenwoordige architekten. In dien hij met de uitvoering van het plan werd belast, hoefde hij niet steeds nabij de bouwplaats te verblijven. Hij kon zelfs ais "werkmeester" of "werkman" met meerdere steden een kontrakt hebben. Zijn werkzaamheden worden vaak om schreven met de thans geheel in onbruik geraakte term "ordineren". Meischke heeft onderzocht welke betekenis aan deze term gehecht kan worden. Het bleek, dat "ordineren" geenszins gelijk gesteld kan worden met het maken van een ontwerp. Meestal wordt er onder verstaan het werk leiden, advies geven bij het verder uitwerken van het totaal ontwerp, dat niet van eigen hand behoeft te zijn. Meischke vermeldt ook het raadplegen van meesters van elders, liefst enige tegelijk, wanneer men met technische problemen te maken had. Dit heette met een eveneens in onbruik ge raakte term "visenteren". Soms werden ook andere steden bezocht om daar bestaande gebouwen na te tekenen of het "patroen" van een bouwwerk geleend om het te kopieëren. Originaliteit en bescherming van auteursrechten waren nog niet gebruikelijk. Op deze toestanden in het middeleeuwse bouwbedrijf zijn we zo uitvoerig ingegaan, omdat ook de Keldermansen alle ge noemde werzaamheden verrichtten. Bovendien leverden zij stenen, al dan niet bewerkt, soms uit de eigen steengroeve. Zij waren dus teven ondernemers. Vaak bestaat de neiging, het ontwerp van een gebouw, waarbij een Keldermans als meester, leverancier of adviseur optrad, zonder meer aan deze toe te schrijven. Dat blijkt soms niet juist te zijn vandaar het verschil in uitleg van de rol die de Kelder mansen bij diverse gebouwen hebben gespeeld. Dat maakt het schrijven van een overzicht niet eenvoudiger. Integen deel het levert veel problemen op. Soms worden gebouwen uitsluitend op grond van stijlovereenkomsten aan Kelder mansen toegeschreven. Wanneer deze gegevens door derden worden overgenomen, ontbreekt vaak de reden van deze toeschrijving. U zult begrijpen, dat in zo'n geval het geheel nog twijfelachtiger wordt. Met deze feiten dient U bij het lezen van een toeschrijving aan een bouwmeester uit het verleden wel degelijk rekening te houden. De familie Keldermans. Zoals meer middeleeuwse geslachten komt ook deze familie 9

Periodieken

De Waterschans | 1984 | | pagina 5